Education

Lijden is goed voor een mens

Gastschrijver Arnon Grunberg vindt dat er al genoeg handboeken en machines zijn om het lijden van mensen te verlichten. Hoog tijd om met een groep Delftse studenten de techniek van het lijden te verfijnen. Want gedoseerd lijden is goed voor een mens.

De masterclass van Arnon Grunberg is zo populair, dat de studenten in twee groepen verdeeld zijn . en nog is er een wachtlijst. De eerste groep studenten zal machines bouwen die het lijden van de mens kunnen overnemen. De tweede groep zal machines maken die hun gebruiker juist laten lijden. Grunberg en zijn studenten zullen ook drie dagen met zijn studenten naar Neurenberg gaan om daar onder andere het tribunaal te bezoeken.

Aan het begin van de eerste masterclass wil Grunberg van de eerste groep studenten horen waarom ze meedoen: “Ik wil geen mooie verhalen. De reden mag best zijn, dat je je verveelde.” De meeste studenten komen met dezelfde antwoorden, dat ze zich wat breder willen ontwikkelen, dat ze dit soort vakken normaal missen aan de TU en dat ze van lezen houden. Bouwkundestudent Aafke de Bode heeft een heel andere motivatie: “Ik was begonnen in ‘De Joodse Messias’ en ik heb het weggelegd. Ik snapte er geen hout van, ik werd er niet door geraakt, ik begreep de essentie niet.” Grunberg: “Verwacht je dat ik dat hier dan ga uitleggen?” De Bode: “Nee, maar ik hoop er wel meer van te begrijpen. Na de openingslezing van gisteren is me al een boel duidelijker geworden.”

Tijdens de eerste sessie moet besloten worden hoe een machine die kan lijden er uit zal zien. Al snel lijkt iedereen het er over eens dat een machine nooit echt kan lijden, omdat hij nu eenmaal geen bewustzijn heeft. Het is opvallend hoe soepel de groepsdiscussie gaat. Verschillende ideeën vliegen over tafel, zonder dat het een chaos wordt. Dat ligt ook aan de manier waarop Grunberg de groep leidt: “Wat jij zegt is zeker interessant, misschien is het zelfs waar. Maar ik denk dat het voor ons nu niet zo relevant is, dus laten we verder gaan.”
Eisenpakket

Een deelnemer stelt voor om het systematisch aan te pakken: “Laten we een lijst van eisen opstellen waaraan de machine moet voldoen. Ik denk bijvoorbeeld dat de gebruiker een handeling moet verrichten en dat de machine daar dan steeds anders op zal reageren.” Maar hoe moet de machine duidelijk maken dat hij lijdt? Civieler Renske de Winter vindt dat het soms maar onduidelijk is of iets lijden is of niet: “Laatst dacht ik dat ik een huisgenoot hysterisch aan het huilen was. Toen ik binnenkwam zat ze juist heel hard te lachen.”

Aan het eind van de masterclass is de lijst eisen min of meer af. De belangrijkste eisen zijn dat het lijden van de machine zichtbaar en herkenbaar moet zijn, dat de machine niet mag bezwijken en dat de gebruiker voldoening moet halen uit het laten lijden van de machine. Natuurlijk geeft Grunberg zijn studenten huiswerk op voor de volgende week: “Stel de taal van het lijden op. Neem volgende week iets mee om te laten zien. Het liefst zou ik niet alleen geschreven teksten krijgen, maar ook het geluid van de huisgenoot van Renske, foto’s van lijden of echte proefpersonen.”

De volgende twee masterclasses komt Grunberg zelf nauwelijks meer aan het woord. De studenten laten hun vorderingen zien, hij stelt een paar vragen en geeft wat commentaar. De groepsdiscussie wordt steeds uitgesteld naar het einde, maar tegen de tijd dat de laatste presentatie klaar is, komen de deelnemers van de tweede groep alweer binnen gedruppeld. Grunbergs luisterende rol past goed binnen deze opzet volgens bestuurskundige Alex Visser: “Ik verwacht dat hij tijdens de excursie naar Neurenberg meer zal vertellen over zijn eigen ideeën.”
Konijn martelen

In week twee wordt de taal van het lijden uitgewerkt. Heel grappig met een filmpje over een schattig speelgoedkonijntje dat met een verfbrander gemarteld wordt. Heel mooi met verschillende foto’s bij ambigue geluiden. Hoort de kreet bij angst of blijdschap? Het lijden wordt voelbaar als iemand de toespraak voorleest die hij vorige week gaf op de begrafenis van zijn beste vriend. Een foto gaat rond. En nog een van zijn andere beste vriend die een paar jaar eerder verongelukt was. Niemand die meer zit te gniffelen of hardop te schateren zoals bij het smeltende konijntje. Grunberg: “Hoe komt het nou dat dit zoveel aangrijpender is? Alleen omdat het echt is? Omdat je letterlijk mee kan lijden?” De groep discussieert kort over lijden en lachen.

Als huiswerk voor de derde bijeenkomst moeten de studenten nadenken over wat voor machine ze willen bouwen: “Je kunt de gebruiker laten lachen of juist empathie opwekken. Bepaal hoe persoonlijk de machine voor de gebruiker moet worden. Kies of je iets van de historische context van het lijden wil gebruiken”, adviseert Grunberg.

Bij de presentaties van de derde masterclass valt op hoe verdeeld de groep is. De een wil zijn gebruiker flink laten lachen, de ander juist absoluut niet. Sommige studenten hebben compleet uitgewerkte plannen, anderen hebben alleen nog vage concepten. De Bode wil het liefst de stad als een machine zien en natuurkundige Volkert van Steijn kan het niet laten om toch een grafiekje te tekenen.

Bouwkundestudent Tom Vandeputte houdt een vlammend betoog: “Achterover gezakt kijken we op televisie naar een genocide in Afrika met een zak borrelnootjes erbij. Daarna kijken we hoe stelletjes op een tropisch eiland huilend hun relatie verpesten. Onze grootste vijand is verveling. Net als Madame Bovary lijden we liever dan dat we ons moeten vervelen. Als we onszelf willen vermaken, dan moeten we anderen manipuleren als marionetten.” Zijn idee is, dat de gebruiker die een machine laat lijden zich God moet voelen . hij is de heer en meester die alles kan doen wat hij wil. Zo kan de gebruiker afreageren dat in het dagelijks leven niet iedereen doet wat hij wil. Grunberg: “Is die machine dan niet gewoon een wit vel papier en een pen?” Vandeputte antwoordt dat hij ook aan het gebruiksgemak wil denken, niet iedereen kan zo makkelijk schrijven. Hij weet jammer genoeg ook niet precies hoe zo’n machine er dan wel uit moet zien. Maar dat komt de vierde masterclass wel.

De studenten zijn erg enthousiast over Grunberg. Visser: “Hij laat iedereen in zijn waarde en hij laat zich ook een beetje door ons leiden. Misschien omdat techniek voor hem ook een onbekend terrein is. Arnon Grunberg is ook bijna een van zijn eigen personages. Het zou me niks verbazen als hij in een literair café artisjokkenlikeur drinkt.” En wat vindt Grunberg eigenlijk van de studenten? “Ik kan er alleen maar heel blij mee zijn. Ze komen met leuke ideeën. Ik denk dat je op een letterenfaculteit heel andere reacties zou krijgen . hier is het voor alle deelnemers echt iets heel anders dan de rest van hun studie. Zo’n idee van de stad als een machine, dat krijg je alleen van iemand met een bouwkundige achtergrond.”

Na drie masterclasses heeft De Bode nog niet het idee dat Grunberg al echt tot de essentie is gekomen. “Het is me nog niet helemaal duidelijk waarom we dit doen.” Wel heeft ze ‘De Joodse Messias’ weer opgepakt: “Wat er in zijn boeken staat, is precies hetzelfde wat hij hier duidelijk probeert te maken. Ik snap het nu veel beter.”

Donderdag 19 mei om 20.00 uur in de aula: Vermeerlezing ‘Zo slecht is het opperwezen nog niet’ van Arnon Grunberg. Hier worden ook de machines die u mag laten lijden en de machines om u te laten lijden getoond.

“Je kunt de gebruiker laten lachen of juist empathie opwekken.” (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Verschillende ideeën vliegen over tafel, zonder dat het een chaos wordt.

Smeltend konijntje.

De masterclass van Arnon Grunberg is zo populair, dat de studenten in twee groepen verdeeld zijn . en nog is er een wachtlijst. De eerste groep studenten zal machines bouwen die het lijden van de mens kunnen overnemen. De tweede groep zal machines maken die hun gebruiker juist laten lijden. Grunberg en zijn studenten zullen ook drie dagen met zijn studenten naar Neurenberg gaan om daar onder andere het tribunaal te bezoeken.

Aan het begin van de eerste masterclass wil Grunberg van de eerste groep studenten horen waarom ze meedoen: “Ik wil geen mooie verhalen. De reden mag best zijn, dat je je verveelde.” De meeste studenten komen met dezelfde antwoorden, dat ze zich wat breder willen ontwikkelen, dat ze dit soort vakken normaal missen aan de TU en dat ze van lezen houden. Bouwkundestudent Aafke de Bode heeft een heel andere motivatie: “Ik was begonnen in ‘De Joodse Messias’ en ik heb het weggelegd. Ik snapte er geen hout van, ik werd er niet door geraakt, ik begreep de essentie niet.” Grunberg: “Verwacht je dat ik dat hier dan ga uitleggen?” De Bode: “Nee, maar ik hoop er wel meer van te begrijpen. Na de openingslezing van gisteren is me al een boel duidelijker geworden.”

Tijdens de eerste sessie moet besloten worden hoe een machine die kan lijden er uit zal zien. Al snel lijkt iedereen het er over eens dat een machine nooit echt kan lijden, omdat hij nu eenmaal geen bewustzijn heeft. Het is opvallend hoe soepel de groepsdiscussie gaat. Verschillende ideeën vliegen over tafel, zonder dat het een chaos wordt. Dat ligt ook aan de manier waarop Grunberg de groep leidt: “Wat jij zegt is zeker interessant, misschien is het zelfs waar. Maar ik denk dat het voor ons nu niet zo relevant is, dus laten we verder gaan.”
Eisenpakket

Een deelnemer stelt voor om het systematisch aan te pakken: “Laten we een lijst van eisen opstellen waaraan de machine moet voldoen. Ik denk bijvoorbeeld dat de gebruiker een handeling moet verrichten en dat de machine daar dan steeds anders op zal reageren.” Maar hoe moet de machine duidelijk maken dat hij lijdt? Civieler Renske de Winter vindt dat het soms maar onduidelijk is of iets lijden is of niet: “Laatst dacht ik dat ik een huisgenoot hysterisch aan het huilen was. Toen ik binnenkwam zat ze juist heel hard te lachen.”

Aan het eind van de masterclass is de lijst eisen min of meer af. De belangrijkste eisen zijn dat het lijden van de machine zichtbaar en herkenbaar moet zijn, dat de machine niet mag bezwijken en dat de gebruiker voldoening moet halen uit het laten lijden van de machine. Natuurlijk geeft Grunberg zijn studenten huiswerk op voor de volgende week: “Stel de taal van het lijden op. Neem volgende week iets mee om te laten zien. Het liefst zou ik niet alleen geschreven teksten krijgen, maar ook het geluid van de huisgenoot van Renske, foto’s van lijden of echte proefpersonen.”

De volgende twee masterclasses komt Grunberg zelf nauwelijks meer aan het woord. De studenten laten hun vorderingen zien, hij stelt een paar vragen en geeft wat commentaar. De groepsdiscussie wordt steeds uitgesteld naar het einde, maar tegen de tijd dat de laatste presentatie klaar is, komen de deelnemers van de tweede groep alweer binnen gedruppeld. Grunbergs luisterende rol past goed binnen deze opzet volgens bestuurskundige Alex Visser: “Ik verwacht dat hij tijdens de excursie naar Neurenberg meer zal vertellen over zijn eigen ideeën.”
Konijn martelen

In week twee wordt de taal van het lijden uitgewerkt. Heel grappig met een filmpje over een schattig speelgoedkonijntje dat met een verfbrander gemarteld wordt. Heel mooi met verschillende foto’s bij ambigue geluiden. Hoort de kreet bij angst of blijdschap? Het lijden wordt voelbaar als iemand de toespraak voorleest die hij vorige week gaf op de begrafenis van zijn beste vriend. Een foto gaat rond. En nog een van zijn andere beste vriend die een paar jaar eerder verongelukt was. Niemand die meer zit te gniffelen of hardop te schateren zoals bij het smeltende konijntje. Grunberg: “Hoe komt het nou dat dit zoveel aangrijpender is? Alleen omdat het echt is? Omdat je letterlijk mee kan lijden?” De groep discussieert kort over lijden en lachen.

Als huiswerk voor de derde bijeenkomst moeten de studenten nadenken over wat voor machine ze willen bouwen: “Je kunt de gebruiker laten lachen of juist empathie opwekken. Bepaal hoe persoonlijk de machine voor de gebruiker moet worden. Kies of je iets van de historische context van het lijden wil gebruiken”, adviseert Grunberg.

Bij de presentaties van de derde masterclass valt op hoe verdeeld de groep is. De een wil zijn gebruiker flink laten lachen, de ander juist absoluut niet. Sommige studenten hebben compleet uitgewerkte plannen, anderen hebben alleen nog vage concepten. De Bode wil het liefst de stad als een machine zien en natuurkundige Volkert van Steijn kan het niet laten om toch een grafiekje te tekenen.

Bouwkundestudent Tom Vandeputte houdt een vlammend betoog: “Achterover gezakt kijken we op televisie naar een genocide in Afrika met een zak borrelnootjes erbij. Daarna kijken we hoe stelletjes op een tropisch eiland huilend hun relatie verpesten. Onze grootste vijand is verveling. Net als Madame Bovary lijden we liever dan dat we ons moeten vervelen. Als we onszelf willen vermaken, dan moeten we anderen manipuleren als marionetten.” Zijn idee is, dat de gebruiker die een machine laat lijden zich God moet voelen . hij is de heer en meester die alles kan doen wat hij wil. Zo kan de gebruiker afreageren dat in het dagelijks leven niet iedereen doet wat hij wil. Grunberg: “Is die machine dan niet gewoon een wit vel papier en een pen?” Vandeputte antwoordt dat hij ook aan het gebruiksgemak wil denken, niet iedereen kan zo makkelijk schrijven. Hij weet jammer genoeg ook niet precies hoe zo’n machine er dan wel uit moet zien. Maar dat komt de vierde masterclass wel.

De studenten zijn erg enthousiast over Grunberg. Visser: “Hij laat iedereen in zijn waarde en hij laat zich ook een beetje door ons leiden. Misschien omdat techniek voor hem ook een onbekend terrein is. Arnon Grunberg is ook bijna een van zijn eigen personages. Het zou me niks verbazen als hij in een literair café artisjokkenlikeur drinkt.” En wat vindt Grunberg eigenlijk van de studenten? “Ik kan er alleen maar heel blij mee zijn. Ze komen met leuke ideeën. Ik denk dat je op een letterenfaculteit heel andere reacties zou krijgen . hier is het voor alle deelnemers echt iets heel anders dan de rest van hun studie. Zo’n idee van de stad als een machine, dat krijg je alleen van iemand met een bouwkundige achtergrond.”

Na drie masterclasses heeft De Bode nog niet het idee dat Grunberg al echt tot de essentie is gekomen. “Het is me nog niet helemaal duidelijk waarom we dit doen.” Wel heeft ze ‘De Joodse Messias’ weer opgepakt: “Wat er in zijn boeken staat, is precies hetzelfde wat hij hier duidelijk probeert te maken. Ik snap het nu veel beter.”

Donderdag 19 mei om 20.00 uur in de aula: Vermeerlezing ‘Zo slecht is het opperwezen nog niet’ van Arnon Grunberg. Hier worden ook de machines die u mag laten lijden en de machines om u te laten lijden getoond.

“Je kunt de gebruiker laten lachen of juist empathie opwekken.” (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Verschillende ideeën vliegen over tafel, zonder dat het een chaos wordt.

Smeltend konijntje.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.