Kamp met een vreselijke kater. Was gezellig gisteren. Voor het eerst in lange tijd weer gaan drinken met de mannen uit Delft (momenteel woonachtig in Delft, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam).
Ik sta nog regelmatig in de kroeg en ben een stevige drinker af en toe, maar met de mannen uit Delft ligt het tempo altijd net een tikkie hoger. Het viel ons allen op. Waarom gebeurt dat steevast als je Delftenaren bij elkaar zet? Anyway, het werd gezellig.
We hebben nog geen van allen kinderen en voor zover ik weet, zit geen van ons erop te wachten ook, maar op de een of andere manier was het eerste onderwerp baby’s. We hebben namelijk wel allemaal kleine neefjes en nichtjes, reeds geboren of op komst. Gelukkig gingen we daarna snel via stoere verhalen over wrakken van auto’s en zware, niet te verzekeren transporten, over op het op zeer botte wijze beschimpen van elkaars treurige seksleven en uitzakkende lijf. Gezellig.
Uiteindelijk bleef ik in mijn eigen Amsterdamse stamkroeg over met twee mannen waar ik ooit vreselijk verliefd op was. Dat bedacht ik me pas vanmorgen. Het zijn namelijk al jaren gewoon vrienden. Er zit nog wel altijd zo’n heerlijk stukje extra flirt, een flinterdunne knipoog hier en daar, maar dat is alles. De oudste nam in de eerste jaren in Delft een groot gedeelte van mijn nog niet zo kostbare mijmertijd in beslag, de jongste de laatste jaren en een klein stukje van mijn werkende leven.
Ze zijn beiden bijzonder slim, geestig en een tikje onaangepast. Met beiden werd het nooit wat. We kwamen nooit voorbij de grapjes. Het was te ongemakkelijk. Te onbeholpen. Te vreemd. Nooit relaxt. Jarenlang bleef ik erin geloven dat de situatie op den duur zou veranderen, maar dat gebeurde nooit. Pas toen ik ze uit het dagelijkse oog verloor, ebde de verliefdheid langzaam weg. Als ik ze nu weer zie, zoals gisteravond, dan vind ik ze weer net zo leuk als toen en is het heerlijk te constateren dat het niet meer ongemakkelijk is. Ik kan lekker aan ze zitten en ze zijn bijzonder lief voor mij. Maar ik ben niet meer verliefd.
Tenminste, niet op hen. Mijn huidige liefje kwam om een uur of drie ook nog even binnen zetten. De mannen uit Delft keken verbijsterd naar hun illustere opvolger. “Jezus, dat wordt natuurlijk nooit wat, Kleef.” Hij is bijzonder slim, geestig en een tikje onaangepast. We zijn nog steeds niet voorbij de grapjes. Het is nog steeds ongemakkelijk. Het is nooit relaxt. Ik zie een akelig duidelijk patroon. Ik ben nog steeds dezelfde. Iets minder grote tieten, beweerden de mannen uit Delft, maar voor de rest ben ik geen steek veranderd. Ik jaag nog steeds mannen na met wie het nooit iets wordt. En ik blijf erin geloven dat de situatie op den duur zal veranderen.
Heb het huidige liefje net weer een sms-je gestuurd. Met een lief eerbaar voorstel, maar hij houdt de boel af. ‘Geen goed idee. Wordt te ongemakkelijk.’ Geweldig. Leuk hoor verliefd zijn. Bijna net zo leuk als vroeger.
Ir. Marie-José Kleef is freelance journalist. Ze studeerde civiele techniek aan de TU Delft.
Kamp met een vreselijke kater. Was gezellig gisteren. Voor het eerst in lange tijd weer gaan drinken met de mannen uit Delft (momenteel woonachtig in Delft, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam). Ik sta nog regelmatig in de kroeg en ben een stevige drinker af en toe, maar met de mannen uit Delft ligt het tempo altijd net een tikkie hoger. Het viel ons allen op. Waarom gebeurt dat steevast als je Delftenaren bij elkaar zet? Anyway, het werd gezellig.
We hebben nog geen van allen kinderen en voor zover ik weet, zit geen van ons erop te wachten ook, maar op de een of andere manier was het eerste onderwerp baby’s. We hebben namelijk wel allemaal kleine neefjes en nichtjes, reeds geboren of op komst. Gelukkig gingen we daarna snel via stoere verhalen over wrakken van auto’s en zware, niet te verzekeren transporten, over op het op zeer botte wijze beschimpen van elkaars treurige seksleven en uitzakkende lijf. Gezellig.
Uiteindelijk bleef ik in mijn eigen Amsterdamse stamkroeg over met twee mannen waar ik ooit vreselijk verliefd op was. Dat bedacht ik me pas vanmorgen. Het zijn namelijk al jaren gewoon vrienden. Er zit nog wel altijd zo’n heerlijk stukje extra flirt, een flinterdunne knipoog hier en daar, maar dat is alles. De oudste nam in de eerste jaren in Delft een groot gedeelte van mijn nog niet zo kostbare mijmertijd in beslag, de jongste de laatste jaren en een klein stukje van mijn werkende leven.
Ze zijn beiden bijzonder slim, geestig en een tikje onaangepast. Met beiden werd het nooit wat. We kwamen nooit voorbij de grapjes. Het was te ongemakkelijk. Te onbeholpen. Te vreemd. Nooit relaxt. Jarenlang bleef ik erin geloven dat de situatie op den duur zou veranderen, maar dat gebeurde nooit. Pas toen ik ze uit het dagelijkse oog verloor, ebde de verliefdheid langzaam weg. Als ik ze nu weer zie, zoals gisteravond, dan vind ik ze weer net zo leuk als toen en is het heerlijk te constateren dat het niet meer ongemakkelijk is. Ik kan lekker aan ze zitten en ze zijn bijzonder lief voor mij. Maar ik ben niet meer verliefd.
Tenminste, niet op hen. Mijn huidige liefje kwam om een uur of drie ook nog even binnen zetten. De mannen uit Delft keken verbijsterd naar hun illustere opvolger. “Jezus, dat wordt natuurlijk nooit wat, Kleef.” Hij is bijzonder slim, geestig en een tikje onaangepast. We zijn nog steeds niet voorbij de grapjes. Het is nog steeds ongemakkelijk. Het is nooit relaxt. Ik zie een akelig duidelijk patroon. Ik ben nog steeds dezelfde. Iets minder grote tieten, beweerden de mannen uit Delft, maar voor de rest ben ik geen steek veranderd. Ik jaag nog steeds mannen na met wie het nooit iets wordt. En ik blijf erin geloven dat de situatie op den duur zal veranderen.
Heb het huidige liefje net weer een sms-je gestuurd. Met een lief eerbaar voorstel, maar hij houdt de boel af. ‘Geen goed idee. Wordt te ongemakkelijk.’ Geweldig. Leuk hoor verliefd zijn. Bijna net zo leuk als vroeger.
Ir. Marie-José Kleef is freelance journalist. Ze studeerde civiele techniek aan de TU Delft.
Comments are closed.