Opinion

Lely als decor voor een alledaags reisboek

Genoemd naar de bedwinger van de Zuiderzee en met een omslagfoto van het boezemkanaal naast een diepe polder, lijkt ‘Het land van Lely’ het ultieme reisboek voor Delftse ingenieurs.

Maar de technische hoogstandjes van Lely zijn slechts het decor in dit boek over de zichtbare cultuurhistorie van Nederland.

De titel ‘Het land van Lely’ dekt de lading van het boek niet en zet de lezer volledig op het verkeerde been. Een ingenieur verwacht bij zo’n titel een reisboek met verhalen over de Afsluitdijk en de Deltawerken. Maar Lely komt in het hele boek eigenlijk niet ter sprake, afgezien van een pagina over zijn standbeeld in Lelystad. De auteurs Pauline de Bok en Tijs van den Boomen geven in het voorwoord toe dat de titel misschien wat ver gezocht is. Dat zij daar toch voor hebben gekozen dient als eerbetoon aan de man die grote invloed heeft gehad op het aanzien van Nederland.

Dr.ir. Cornelis Lely haalde rond 1875 in Delft zijn diploma aan de toenmalige Polytechnische School. Aan het einde van de negentiende eeuw was hij minister van waterstaat en hij is vooral bekend om zijn plannen voor de inpoldering van de Zuiderzee. ‘Het land van Lely’ is dan ook een verwijzing naar een land van polders, waar de sporen van ingenieurs overal te zien zijn zonder dat we dat dagelijks beseffen.

In 103 hoofdstukken van gemiddeld drie pagina’s proberen De Bok en Van den Boomen een beeld te geven van Nederland door alledaagse plekken te beschrijven waar op het eerste gezicht weinig te zien is. Per provincie zijn polders, parken, kanalen, begraafplaatsen en bossen beschreven. Beroemde locaties als het Vondelpark of begraafplaats Zorgvlied zijn daarbij bewust vermeden. Tussendoor beschrijven ze nog 24 monumenten en een busreis van het dorpje Doodstil in Groningen naar Boerengat in Zeeland. Het is dus geen reisgids met dagtochtjes, maar een min of meer willekeurige selectie van onbekende landschappen om ons heen. Met het boek willen de schrijvers ons aanzetten om zelf rond te dwalen en van de gebaande paden te gaan om daar te kijken waar op het eerste gezicht weinig te zien is.

Het resultaat zijn vaak onverwachte verhalen over kleine uithoeken, maar soms ook beschrijvingen van oninteressante plekken. Bij de landschappen, bossen en stadsparken wordt veel gebruik gemaakt van planten- en bomennamen en jammer genoeg bijna niet van foto’s. Als je biologische kennis niet zo groot is, zal het soms moeilijk zijn je een goede voorstelling bij de beschrijving te maken. Enige waterbouwkundige kennis komt goed van pas, want kreken, slikken, grienden en vloedbossen zijn niet voor iedereen even veelzeggend. Minder gangbare termen zoals waterbezwaar en kwel worden uitgelegd.

De monumenten zijn wel allemaal voorzien van een zwartwitfoto. In deze verhalen staan ook de leukste achtergrondweetjes. Ooit geweten dat de obelisk aan de Scheveningse kust een monument is voor de oprichting van onze monarchie? Hij staat op de plek waar Willem I in 1813 aan land kwam na de overwinning op de Fransen, waarna hij werd uitgeroepen tot eerste koning van ons land.

De hoofdstukken over de begraafplaatsen zijn een stuk minder boeiend, vanwege de vele opsommingen van namen en teksten op grafstenen. Het hoofdstuk over dierenbegraafplaats Zevenhoven in Zuid-Holland spant de kroon. Hierin wordt niet alleen verteld dat mensen soms duizenden guldens besteden aan een grafsteen voor hun Bello of Pluisje, maar staan ook grafteksten met liefdesverklaringen aan huisdieren en koosnaampjes als ‘Boefiepoepie’ en ‘Ouwe pik van ons’.

Al met al geeft ‘Het land van Lely’ toch een aardig beeld van de cultuurhistorie van gewone plekken in Nederland en omdat je elk hoofdstuk apart kunt lezen, kun je minder boeiende verhalen makkelijk overslaan. De verhalen zijn grotendeels eerder verschenen in de Volkskrant, NRC Handelsblad en het inmiddels verdwenen blad Uit & Thuis.

Pauline de Bok en Tijs van den Boomen: ‘Het land van Lely . Reisboek in 103 stukken’. Uitgeverij 521, 2005, ISBN: 90 8565 003 8, 344 p., 22,50 euro.

De titel ‘Het land van Lely’ dekt de lading van het boek niet en zet de lezer volledig op het verkeerde been. Een ingenieur verwacht bij zo’n titel een reisboek met verhalen over de Afsluitdijk en de Deltawerken. Maar Lely komt in het hele boek eigenlijk niet ter sprake, afgezien van een pagina over zijn standbeeld in Lelystad. De auteurs Pauline de Bok en Tijs van den Boomen geven in het voorwoord toe dat de titel misschien wat ver gezocht is. Dat zij daar toch voor hebben gekozen dient als eerbetoon aan de man die grote invloed heeft gehad op het aanzien van Nederland.

Dr.ir. Cornelis Lely haalde rond 1875 in Delft zijn diploma aan de toenmalige Polytechnische School. Aan het einde van de negentiende eeuw was hij minister van waterstaat en hij is vooral bekend om zijn plannen voor de inpoldering van de Zuiderzee. ‘Het land van Lely’ is dan ook een verwijzing naar een land van polders, waar de sporen van ingenieurs overal te zien zijn zonder dat we dat dagelijks beseffen.

In 103 hoofdstukken van gemiddeld drie pagina’s proberen De Bok en Van den Boomen een beeld te geven van Nederland door alledaagse plekken te beschrijven waar op het eerste gezicht weinig te zien is. Per provincie zijn polders, parken, kanalen, begraafplaatsen en bossen beschreven. Beroemde locaties als het Vondelpark of begraafplaats Zorgvlied zijn daarbij bewust vermeden. Tussendoor beschrijven ze nog 24 monumenten en een busreis van het dorpje Doodstil in Groningen naar Boerengat in Zeeland. Het is dus geen reisgids met dagtochtjes, maar een min of meer willekeurige selectie van onbekende landschappen om ons heen. Met het boek willen de schrijvers ons aanzetten om zelf rond te dwalen en van de gebaande paden te gaan om daar te kijken waar op het eerste gezicht weinig te zien is.

Het resultaat zijn vaak onverwachte verhalen over kleine uithoeken, maar soms ook beschrijvingen van oninteressante plekken. Bij de landschappen, bossen en stadsparken wordt veel gebruik gemaakt van planten- en bomennamen en jammer genoeg bijna niet van foto’s. Als je biologische kennis niet zo groot is, zal het soms moeilijk zijn je een goede voorstelling bij de beschrijving te maken. Enige waterbouwkundige kennis komt goed van pas, want kreken, slikken, grienden en vloedbossen zijn niet voor iedereen even veelzeggend. Minder gangbare termen zoals waterbezwaar en kwel worden uitgelegd.

De monumenten zijn wel allemaal voorzien van een zwartwitfoto. In deze verhalen staan ook de leukste achtergrondweetjes. Ooit geweten dat de obelisk aan de Scheveningse kust een monument is voor de oprichting van onze monarchie? Hij staat op de plek waar Willem I in 1813 aan land kwam na de overwinning op de Fransen, waarna hij werd uitgeroepen tot eerste koning van ons land.

De hoofdstukken over de begraafplaatsen zijn een stuk minder boeiend, vanwege de vele opsommingen van namen en teksten op grafstenen. Het hoofdstuk over dierenbegraafplaats Zevenhoven in Zuid-Holland spant de kroon. Hierin wordt niet alleen verteld dat mensen soms duizenden guldens besteden aan een grafsteen voor hun Bello of Pluisje, maar staan ook grafteksten met liefdesverklaringen aan huisdieren en koosnaampjes als ‘Boefiepoepie’ en ‘Ouwe pik van ons’.

Al met al geeft ‘Het land van Lely’ toch een aardig beeld van de cultuurhistorie van gewone plekken in Nederland en omdat je elk hoofdstuk apart kunt lezen, kun je minder boeiende verhalen makkelijk overslaan. De verhalen zijn grotendeels eerder verschenen in de Volkskrant, NRC Handelsblad en het inmiddels verdwenen blad Uit & Thuis.

Pauline de Bok en Tijs van den Boomen: ‘Het land van Lely . Reisboek in 103 stukken’. Uitgeverij 521, 2005, ISBN: 90 8565 003 8, 344 p., 22,50 euro.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.