Het kost misschien wat moeite maar dan moet je het toch toegeven: wij vinden het leuk als mensen uitglijden, vallen, zich verslikken, tegen schrikdraad plassen, hun vingers tussen de deur krijgen en zo meer van die pijnlijke ongevallen hebben.
Daar mag in een uiterst geval zelfs best de dood op volgen.
Er bestaat een website die geheel gewijd is aan tragikomische overlijdensgevallen. De ene na de andere anecdote komt voorbij. Wat te denken van de kip die in een beerput is gevallen? Bij de daaropvolgende reddingsactie schieten zes mensen er het hachje bij in. De enige overlevende van het drama is de kip. Onwillekeurig denk je aan de overlijdensadvertenties: ,,Bij een heldhaftige poging hun kip te redden is het hele gezin etc, etc”. Ik moet de persoon nog ontmoeten die hier niet om lacht.
Om diezelfde reden kijken wij allemaal massaal naar de cinematografische gruwel van Big Brother. Wij zijn bereid om uren en uren van vernietigende saaiheid te trotseren in de hoop iemand gekwetst te zien worden. Handenwrijvend keken we toe hoe Martin uit het programma werd geknikkerd. Daag loser, en naar die pieken kun je fluiten. Veel minder leuk was het toen Tara uit eigen beweging opstapte. En nog wel met dit argument: ,,Ik vond het gewoon niet leuk”. Daarmee zette ze ook de kijkers te kijken: de mazzel sukkels en get a life.
De gedachte aan iemand wiens bril wordt afgepakt en die vervolgens met zijn armen op zijn rug door de gangen van societeit Phoenix hinkt vinden wij verwerpelijk. Maar laten we niet hypocriet zijn: zagen we dit in een film of was het in een ander stad gebeurd dan hadden we het waarschijnlijk wel komisch gevonden. De huidige situatie is veel kwalijker en legt een onappetijtelijke karaktertrek bloot: de stiekeme grapjes die worden gemaakt getuigen vooral van een gevoel van opluchting: gelukkig, niet ik.
Op eenzelfde manier verkneukelt heel niet-corporaal Delft zich over de bochten waarin de senaat zich moet wringen om aan deze affaire het hoofd te bieden. ‘Laat ze maar kruipen’, denkt iedereen terwijl angstvallig de deksel op de eigen doofpot wordt gehouden.
Zelf hink ik ook op twee gedachten. Vorige week maandag was ik in dicotheek Speakers. Daar zat iemand met niet minder dan twee mitella’s om de armen. Dat kon niemand anders zijn dan de eertijds mishandelde en thans vertroetelde jongen van het corps. Toen hij opstond om naar de wc te gaan en ik vervolgens ook nog vijf kilo loopgips aan zijn been zag zitten wist ik het zeker. Hij kon zich verzekerd voelen van mijn medelijden.
Maar uiteindelijk wint het leedvermaak. Toen ik een paar dagen later in diezelfde Speakers met mijn neus in het stof lag, speelde onwillekeurig de volgende gedachte door mijn hoofd: Zou het niet wrang zijn geweest als uitgerekend híj in die kogelregen terecht was gekomen? Aan het commando om zich op de grond te werpen had hij in zijn toestand nooit kunnen voldoen. Hij kon niet eens bij wijze van overgave zijn handen in de lucht steken. Laat staan dat hij in een panische tapdance had kunnen uitbreken bij een grimmig ‘Dance, motherfucker’. Latenwe elkaar geen mietje noemen: dat is pure slapstick.
Maar goed, hij was er niet op die bewuste zaterdagnacht. Het enige waar ik nu nog leedvermaak uit kan putten is de herinnering aan zijn eenzame gang naar de wc en de gedachte aan de taferelen die zich daar moeten hebben afgespeeld.
Er bestaat een website die geheel gewijd is aan tragikomische overlijdensgevallen. De ene na de andere anecdote komt voorbij. Wat te denken van de kip die in een beerput is gevallen? Bij de daaropvolgende reddingsactie schieten zes mensen er het hachje bij in. De enige overlevende van het drama is de kip. Onwillekeurig denk je aan de overlijdensadvertenties: ,,Bij een heldhaftige poging hun kip te redden is het hele gezin etc, etc”. Ik moet de persoon nog ontmoeten die hier niet om lacht.
Om diezelfde reden kijken wij allemaal massaal naar de cinematografische gruwel van Big Brother. Wij zijn bereid om uren en uren van vernietigende saaiheid te trotseren in de hoop iemand gekwetst te zien worden. Handenwrijvend keken we toe hoe Martin uit het programma werd geknikkerd. Daag loser, en naar die pieken kun je fluiten. Veel minder leuk was het toen Tara uit eigen beweging opstapte. En nog wel met dit argument: ,,Ik vond het gewoon niet leuk”. Daarmee zette ze ook de kijkers te kijken: de mazzel sukkels en get a life.
De gedachte aan iemand wiens bril wordt afgepakt en die vervolgens met zijn armen op zijn rug door de gangen van societeit Phoenix hinkt vinden wij verwerpelijk. Maar laten we niet hypocriet zijn: zagen we dit in een film of was het in een ander stad gebeurd dan hadden we het waarschijnlijk wel komisch gevonden. De huidige situatie is veel kwalijker en legt een onappetijtelijke karaktertrek bloot: de stiekeme grapjes die worden gemaakt getuigen vooral van een gevoel van opluchting: gelukkig, niet ik.
Op eenzelfde manier verkneukelt heel niet-corporaal Delft zich over de bochten waarin de senaat zich moet wringen om aan deze affaire het hoofd te bieden. ‘Laat ze maar kruipen’, denkt iedereen terwijl angstvallig de deksel op de eigen doofpot wordt gehouden.
Zelf hink ik ook op twee gedachten. Vorige week maandag was ik in dicotheek Speakers. Daar zat iemand met niet minder dan twee mitella’s om de armen. Dat kon niemand anders zijn dan de eertijds mishandelde en thans vertroetelde jongen van het corps. Toen hij opstond om naar de wc te gaan en ik vervolgens ook nog vijf kilo loopgips aan zijn been zag zitten wist ik het zeker. Hij kon zich verzekerd voelen van mijn medelijden.
Maar uiteindelijk wint het leedvermaak. Toen ik een paar dagen later in diezelfde Speakers met mijn neus in het stof lag, speelde onwillekeurig de volgende gedachte door mijn hoofd: Zou het niet wrang zijn geweest als uitgerekend híj in die kogelregen terecht was gekomen? Aan het commando om zich op de grond te werpen had hij in zijn toestand nooit kunnen voldoen. Hij kon niet eens bij wijze van overgave zijn handen in de lucht steken. Laat staan dat hij in een panische tapdance had kunnen uitbreken bij een grimmig ‘Dance, motherfucker’. Latenwe elkaar geen mietje noemen: dat is pure slapstick.
Maar goed, hij was er niet op die bewuste zaterdagnacht. Het enige waar ik nu nog leedvermaak uit kan putten is de herinnering aan zijn eenzame gang naar de wc en de gedachte aan de taferelen die zich daar moeten hebben afgespeeld.
Comments are closed.