Uit een wirwar van halve toezeggingen en resultaten uit het verleden rolt ineens 4,9 miljard euro voor kennis en innovatie. Is dat geld er echt en hoe nieuw is het?
Het stond vorige week in een spectaculair persbericht van het ministerie van Economische Zaken: het geld voor innovatie zou verdubbelen naar 4,9 miljard euro.
Maar zo spectaculair blijkt het niet te zijn. De afdeling communicatie doet de zaak wat mooier voorkomen dan hij is. Er gaat wel iets veranderen, maar er komt niet opeens 2,5 miljard euro extra uit de hoge hoed door een paar handtekeningen.
Wie hebben hun handtekening gezet, en waaronder?
Het gaat om het Kennis- en innovatieconvenant 2020-2023. We zien de handtekeningen van tien ministers en twee staatssecretarissen, plus vertegenwoordigers van universiteiten, hogescholen, wetenschapsgenootschap KNAW en wetenschapsfinancier NWO. Verder hebben de ‘boegbeelden’ van allerlei topsectoren (waarin bedrijfsleven en kennisinstellingen samenwerken) ook een krabbel gezet, plus nog een paar instanties.
Is het geld er echt?
Het is maar hoe je het bekijkt. Er staan allemaal slagen om de arm in het convenant. Het gaat vooral om ‘commitment’, waar niemand zich een buil aan kan vallen. Het is “van belang op te merken” dat de genoemde bedragen geen toezeggingen of verplichtingen betreffen.
Kortom, het is een voorspelling van uitgaven en geen harde cash. De bijdrage van het bedrijfsleven is een schatting, net als die van de provincies. Ook worden de verwachte opbrengsten uit Europese subsidieprogramma’s alvast meegeteld nog voordat ze zijn binnengesleept, à 400 miljoen euro.
En het geld van de ministeries?
Dat geld is ook niet nieuw, want die bedragen “vloeien voort uit de departementale begrotingen”. Oftewel, die waren op Prinsjesdag al bekend.
Maar wat is er dan wél nieuw?
Dat steeds meer instanties en bestuurslagen samenwerken en hun innovatiebudgetten als het ware op een hoop vegen. Allemaal gaan ze aan de slag met kennis en innovatie – en als het goed is, komt er meer lijn in.
Hoe dan?
De gedachte van de overheid is kortweg deze: onderzoekers hebben kennis, bedrijven hebben verstand van handel, stop ze bij elkaar en je krijgt verhandelbare kennis. Dit is heel kort door de bocht, want bedrijven doen ook zelf onderzoek, maar toch: al jarenlang wil de overheid dat de Nederlands wetenschappelijke kennis tot meer economische opbrengsten gaat leiden.
Om het extra geld niet te versplinteren, wil de overheid vooral kansrijke samenwerking stimuleren. De aanpak en het jargon wisselen door de jaren heen. Soms worden er kansrijke ‘sleutelgebieden’ of ‘topsectoren’ uitgekozen, dan weer komt er een Nationale Wetenschapsagenda. En vaak lopen zulke initiatieven ook nog naast elkaar.
Wat is het nieuwe woord?
Het gaat nu om ‘missiegedreven’ kennis- en innovatiebeleid op vier thema’s:
- energietransitie en duurzaamheid,
- landbouw,
- water en voedsel,
- gezondheid en zorg en veiligheid.
Daarnaast zijn er een paar ‘sleuteltechnologieën’, zoals kunstmatige intelligentie en kwantumcomputers.
Het idee van een ‘missie’ is dat je eerst bepaalt wat precies de uitdaging is en daarna hoe je het gaat aanpakken en wie je daarvoor nodig hebt. Stel dat je duurzaamheid wilt bevorderen: dan heb je nieuwe technologie nodig, maar ook maatschappelijk draagvlak en bijvoorbeeld fiscale maatregelen. De benodigde kennis gaat dwars door alle ‘topsectoren’ heen. Een missie dwingt dus tot betere samenwerking van deskundigen, is het idee.
Wie betaalt het meest?
Zo’n 2,1 miljard komt van het bedrijfsleven en 2,8 miljard is van de overheid. En dat is bij elkaar twee keer zoveel als de vorige keer dat er zo’n convenant (toen: ‘contract’) is gesloten. Twee keer zoveel, maar niet omdat er opeens veel meer geld beschikbaar is. Er zijn alleen meer handtekeningen gezet, zodat er meer geld meetelt. De vorige keer hadden er maar twee ministers getekend (EZ en OCW).
Ook worden nu meer posten meegerekend, zoals de private co-financiering voor allerlei klimaatregelingen: 453 miljoen euro. Door dit creatieve boekhouden lijkt er inderdaad sprake van een verdubbeling van het beschikbare budget. Maar dat is dus goeddeels een papieren verdubbeling.
Is het dan allemaal onzin?
Nee, het geld is er namelijk wel en het wordt uitgeven, al ligt het niet tot op de euro vast. Het steeds weer een beetje ander beleid en de telkens nieuwe convenanten zorgen ervoor dat de deelnemers niet op hun lauweren kunnen rusten en elkaar blijven uitleggen waar ze ook alweer mee bezig zijn.
HOP, Bas Belleman
Do you have a question or comment about this article?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.