Campus

Kompas, sextant, en ‘waardeloze rommel’

Dik van der Stelt, magazijnmedewerker bij Technische Natuurkunde, opent een kelder in het gebouw, de opslagruimte van de studieverzameling. Een kleine ruimte, waar dicht opeen gepakt oude apparaten staan, voornamelijk gebruikt als demonstratiemodellen bij colleges.

,,Er zijn een keer mensen van het Technisch Tentoonstellingscentrum komen kijken of er nog iets bij zat. Weggooien, was hun advies. Een paar dingen wilden ze wel hebben: een oude temperatuurmeter, een sextant en een oud scheepskompas. Die staan boven in de vitrines.”

,,Vroeger was er iemand, Jaap Nooij, een practicum-medewerker, die de studieverzameling er voor de aardigheid bij deed. Hij vond het leuk om dingen op te knappen. Maar een paar vitrines vond de faculteit te duur. Alles stond toen dus in dit keldertje. Uiteindelijk heeft een hoogleraar die ook geïnteresseerd was, doorgezet dat er vitrines kwamen. Maar Nooij werd ziek, en toen het er naar uit zag dat hij niet meer terug zou komen, zei de beheerder tegen mij: ‘Dik, jij mag het spul beheren.’ ‘Daar voel ik niets voor’, zei ik. Toen gaf hij me de sleutels.”

Veel bijzonders lijkt er inderdaad niet bij te staan in het keldertje. Het probleem is dat er maar weinig apparaten zijn die specifiek door fysici gebruikt worden. De collectie bestaat uit wat meetinstrumenten, een oude tv, radiobuizen, en microfoons. ,,Bij Elekrotechniek hebben ze veel meer van dit soort spullen. Ik ben er altijd voor geweest om alle spullen te concentreren.” In de hoek staat een hetelucht-motor. ,,Als je de kop verhit, gaat-ie draaien. Wanneer dat ding gebruikt werd? Ik weet het niet, dertig jaar geleden misschien nog. De mensen die dat zouden kunnen weten, zijn weg.”

,,Nee, ik doe dit niet voor de lol. Het liefst zou ik de hele boel naar het Techniek Museum brengen. Ik doe er bijna niets aan. Omdat er mensen zijn die alleen op de eerste, en mensen die alleen op de tweede verdieping komen, verwissel ik de vitrines af en toe. Dan zien ze niet altijd hetzelfde. Soms vervang ik wel eens een tl-buis. Overigens zie ik maar weinig mensen geïnteresseerd in die vitrines kijken.”

Omdat Van der Stelt de interesse en de kennis niet heeft om de collectie te beheren, zoekt hij al een tijd naar iemand die geschikter is. ,,Ik begrijp ook niet dat de faculteit zelf niet wat harder zoekt. Ik ben ooit begonnen om alles te registreren. Er zijn wat foto’s gemaakt. Het is nooit afgemaakt. Er zouden verhaaltjes bij moeten komen, dat kan ik niet doen, want ik weet er niets van.”

In de vitrines die her en der in het gebouw staan, bevinden zich interessantere zaken. Van der Stelt wordt wat enthousiaster. Bij een scheepskompas blijven we even staan. ,,Er zijn mensen die hier wel interesse in hebben. Dat houdt in dat ze zeggen: ‘Als je het nog eens weg doet, dan wil ik het wel hebben’.” In een andere vitrine staan een aantal oude filmcamera’s. ,,De faculteit heeft wel eens wat kijkers van het leger overgenomen. Die filmspullen zaten in de kratten,die kregen we blijkbaar op de koop toe.”

Even verderop een keurig gepoetste oude microscoop, ‘1903’ staat erbij, op een klein bordje. ,,Of dat ding echt van 1903 is, ik zou het niet weten. Met dat poetsen moet je natuurlijk wel uitkijken. Ze hebben wel eens geprobeerd mij een cursus aan te bieden, over hoe je iets opknapt zonder het aan te tasten.”

Toch denkt Van der Stelt dat er in het gebouw meer dingen van historische waarde zijn, dan hij onder zijn hoede heeft. Hij vermoedt dat er vakgroepen zijn die zelf spullen ‘angstvallig’ achterhouden. ,,Ze zijn terecht bang dat als ze het afstaan, het wordt opgeslagen en ze het nooit meer terugzien.” Inderdaad passeren we onderweg een elektronenmicroscoop, die niet tot de collectie van Van der Stelt behoort.

Naast de loopbrug naar de Aula, blijkt toch nog iets te staan dat wel degelijk geld waard is. Anamorfosen: onduidelijke prentjes die alleen weerspiegeld in een kegel een herkenbaar plaatje opleveren. Hoe oud ze zijn, Van der Stelt heeft geen idee. ,,Toen we erachter kwamen dat die dingen veel geld waard zijn, zijn ze gelijk in een kluis verdwenen in de bibliotheek. Wat hier ligt zijn de kopieën.”

Uiteindelijk zijn daar dan de sextant en de oude temperatuurmeter, welke niet met kwik maar ingenieus door uitzetting van metalen werkt. ,,Het Techniek Museum wil dit graag hebben, maar de faculteit is bang dat we het dan nooit meer terug zien. Als het museum de garantie geeft dat bij een faillissement de spullen gewoon weer teruggaan, zouden veel meer faculteiten bereid zijn dingen af te staan.”

Van der Stelt heeft een vermoeden dat de collectie vroeger groter was. ,,Ik denk dat er een hoop verdwenen is. Vroeger hadden we bijvoorbeeld veel van die gewichtblokjes, die zijn allemaal weg. Staan bij mensen thuis, neem ik aan.”

Kees Versluis

Dik van der Stelt, magazijnmedewerker bij Technische Natuurkunde, opent een kelder in het gebouw, de opslagruimte van de studieverzameling. Een kleine ruimte, waar dicht opeen gepakt oude apparaten staan, voornamelijk gebruikt als demonstratiemodellen bij colleges. ,,Er zijn een keer mensen van het Technisch Tentoonstellingscentrum komen kijken of er nog iets bij zat. Weggooien, was hun advies. Een paar dingen wilden ze wel hebben: een oude temperatuurmeter, een sextant en een oud scheepskompas. Die staan boven in de vitrines.”

,,Vroeger was er iemand, Jaap Nooij, een practicum-medewerker, die de studieverzameling er voor de aardigheid bij deed. Hij vond het leuk om dingen op te knappen. Maar een paar vitrines vond de faculteit te duur. Alles stond toen dus in dit keldertje. Uiteindelijk heeft een hoogleraar die ook geïnteresseerd was, doorgezet dat er vitrines kwamen. Maar Nooij werd ziek, en toen het er naar uit zag dat hij niet meer terug zou komen, zei de beheerder tegen mij: ‘Dik, jij mag het spul beheren.’ ‘Daar voel ik niets voor’, zei ik. Toen gaf hij me de sleutels.”

Veel bijzonders lijkt er inderdaad niet bij te staan in het keldertje. Het probleem is dat er maar weinig apparaten zijn die specifiek door fysici gebruikt worden. De collectie bestaat uit wat meetinstrumenten, een oude tv, radiobuizen, en microfoons. ,,Bij Elekrotechniek hebben ze veel meer van dit soort spullen. Ik ben er altijd voor geweest om alle spullen te concentreren.” In de hoek staat een hetelucht-motor. ,,Als je de kop verhit, gaat-ie draaien. Wanneer dat ding gebruikt werd? Ik weet het niet, dertig jaar geleden misschien nog. De mensen die dat zouden kunnen weten, zijn weg.”

,,Nee, ik doe dit niet voor de lol. Het liefst zou ik de hele boel naar het Techniek Museum brengen. Ik doe er bijna niets aan. Omdat er mensen zijn die alleen op de eerste, en mensen die alleen op de tweede verdieping komen, verwissel ik de vitrines af en toe. Dan zien ze niet altijd hetzelfde. Soms vervang ik wel eens een tl-buis. Overigens zie ik maar weinig mensen geïnteresseerd in die vitrines kijken.”

Omdat Van der Stelt de interesse en de kennis niet heeft om de collectie te beheren, zoekt hij al een tijd naar iemand die geschikter is. ,,Ik begrijp ook niet dat de faculteit zelf niet wat harder zoekt. Ik ben ooit begonnen om alles te registreren. Er zijn wat foto’s gemaakt. Het is nooit afgemaakt. Er zouden verhaaltjes bij moeten komen, dat kan ik niet doen, want ik weet er niets van.”

In de vitrines die her en der in het gebouw staan, bevinden zich interessantere zaken. Van der Stelt wordt wat enthousiaster. Bij een scheepskompas blijven we even staan. ,,Er zijn mensen die hier wel interesse in hebben. Dat houdt in dat ze zeggen: ‘Als je het nog eens weg doet, dan wil ik het wel hebben’.” In een andere vitrine staan een aantal oude filmcamera’s. ,,De faculteit heeft wel eens wat kijkers van het leger overgenomen. Die filmspullen zaten in de kratten,die kregen we blijkbaar op de koop toe.”

Even verderop een keurig gepoetste oude microscoop, ‘1903’ staat erbij, op een klein bordje. ,,Of dat ding echt van 1903 is, ik zou het niet weten. Met dat poetsen moet je natuurlijk wel uitkijken. Ze hebben wel eens geprobeerd mij een cursus aan te bieden, over hoe je iets opknapt zonder het aan te tasten.”

Toch denkt Van der Stelt dat er in het gebouw meer dingen van historische waarde zijn, dan hij onder zijn hoede heeft. Hij vermoedt dat er vakgroepen zijn die zelf spullen ‘angstvallig’ achterhouden. ,,Ze zijn terecht bang dat als ze het afstaan, het wordt opgeslagen en ze het nooit meer terugzien.” Inderdaad passeren we onderweg een elektronenmicroscoop, die niet tot de collectie van Van der Stelt behoort.

Naast de loopbrug naar de Aula, blijkt toch nog iets te staan dat wel degelijk geld waard is. Anamorfosen: onduidelijke prentjes die alleen weerspiegeld in een kegel een herkenbaar plaatje opleveren. Hoe oud ze zijn, Van der Stelt heeft geen idee. ,,Toen we erachter kwamen dat die dingen veel geld waard zijn, zijn ze gelijk in een kluis verdwenen in de bibliotheek. Wat hier ligt zijn de kopieën.”

Uiteindelijk zijn daar dan de sextant en de oude temperatuurmeter, welke niet met kwik maar ingenieus door uitzetting van metalen werkt. ,,Het Techniek Museum wil dit graag hebben, maar de faculteit is bang dat we het dan nooit meer terug zien. Als het museum de garantie geeft dat bij een faillissement de spullen gewoon weer teruggaan, zouden veel meer faculteiten bereid zijn dingen af te staan.”

Van der Stelt heeft een vermoeden dat de collectie vroeger groter was. ,,Ik denk dat er een hoop verdwenen is. Vroeger hadden we bijvoorbeeld veel van die gewichtblokjes, die zijn allemaal weg. Staan bij mensen thuis, neem ik aan.”

Kees Versluis

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.