Jaren achtereen lagen ze bij De Slegte: ‘Pioniers der natuurwetenschappen’, deel I en II, van L. Beek, uitgegeven door Van Gorcum in Assen.
Het waren dan niet zulke geweldig goede boeken, maar och, de grijpstuivers die ervoor moesten worden neergeteld waren ze wel waard. Er stond een hele hoop informatie in die nog niet zo gemakkelijk op een andere manier te vergaren zou zijn. Nu heeft Kok uit Kampen zich ontfermd over de stukken van Leo Beek. De pioniers – van Simon Stevin en Christiaan Huygens tot Pieter Zeeman en Hendrik Lorentz – liggen niet meer tweedelig in de ramsj, maar staan nu met zijn allen in ‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’. Het is helaas nog steeds niet zo geweldig.
Toen de opstellen over de vijftig grootste Nederlanders in de exacte wetenschap eind jaren tachtig gebundeld werden, waren het al oude kliekjes. Eerder waren ze in een lange reeks verschenen in Professioneel Profiel, een kwartaalblad van Philips Nederland, de werkgever van Leo Beek. Het siert het Philips van die dagen dat het iemand in dienst had om ons gemeenschappelijke bÈtaverleden aan de vergetelheid te ontrukken, en het tijdrovende spitwerk was bij Beek ook wel in goede handen. Maar de oorsprong van de teksten wreekt zich tot op de dag van vandaag.
‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’ is namelijk geen boek, maar een stapel knipsels uit een oud tijdschrift. Veel stukken grijpen terug op wat eerder verteld is, en vatten dat even samen. Dat is zinnig bij drie maanden uit elkaar liggende afleveringen van een tijdschriftenreeks, maar het is om horendol van te worden in een boek. Zo krijgen we een half dozijn keer te lezen dat Ludolf van Ceulen 35 decimalen van het getal pi wist te berekenen, en dat dit daarom ook wel Ludolfiaans getal wordt genoemd.
Wat Leo Beek doet is niet zo zeer schrijven, als wel het uitstorten van informatie. Uitzonderingen daargelaten, komt hij niet toe aan het opstellen van een betoog of een verhaal. Het blijven feiten die veelal als los zand aan elkaar hangen, er is nauwelijks duiding. In een tijdschrift hoeft dat niet onoverkomelijk te zijn – als het tenminste niet geldt voor het hele tijdschrift – maar in een boek zien we graag een rode draad, en een kop en een staart.
Lelijke formulering
Dat de schrijver gezwicht is voor de verleiding om alles wat hij te weten kon komen op te dissen en het daarbij te laten, valt hem misschien niet kwalijk te nemen. Vooral voor de oudste en meest obscure van de vijftig besproken wetenschappers zal Beek veel weerbarstige, oude literatuur hebben moeten doorworstelen. Des te kwalijker is het dat in de nieuwe uitgave iedere vorm van bronvermelding of verantwoording ontbreekt. In ‘De Pioniers’ stond tenminste nog een net lijstje literatuurverwijzingen, maar dat is, net als de illustraties overigens, in Kampen gesneuveld.
Het is ook zo dat de stijl van Leo Beek niet geweldig is. Het is namelijk zo dat hij paragrafen en hoofdstukken vaak op vrijwel dezelfde manier begint. Het is bovendien zo dat het daarbij om een lelijke en omslachtige formulering gaat. Het is echter blijkbaar niet zo dat er een redacteur aan te pas is gekomen om de boel stilistisch op te poetsen. Het is in ieder geval wel zo dat het de lezer na verloop van tijd danig gaat irriteren.
‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’ is helaas slordig en liefdeloos uitgegeven. Er zijn nogal wat zetfouten blijven staan, citaten en boektitels zijn onduidelijk aangegeven. Maar het toppunt is wel de titel van het hoofdstuk over Gilles Holst. Wie een beetje thuis is in deze materie weet dat hij de oprichter was van het wereldberoemde Natuurkundig Laboratorium van Philips, kortweg NatLab. Leo Beek weet dat natuurlijk ook. De redacteur van Kok in Kampen weet het niet, en heeft ook de inhoud van het hoofdstuk niet tot zich laten doordringen. Want boven het hoofdstuk over Gilles Holst staat nu: ‘Stichter van het nationaal laboratorium’. Daar zakt toch je broek van af.
Laten liggen dus maar tot het weer opduikt in de ramsj, en dan toeslaan. Misschien. (SP)
Leo Beek: ‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’. Kok, Kampen 2004. ISBN: 90 435 0788 1. 448 p., € 24,50.
Het waren dan niet zulke geweldig goede boeken, maar och, de grijpstuivers die ervoor moesten worden neergeteld waren ze wel waard. Er stond een hele hoop informatie in die nog niet zo gemakkelijk op een andere manier te vergaren zou zijn. Nu heeft Kok uit Kampen zich ontfermd over de stukken van Leo Beek. De pioniers – van Simon Stevin en Christiaan Huygens tot Pieter Zeeman en Hendrik Lorentz – liggen niet meer tweedelig in de ramsj, maar staan nu met zijn allen in ‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’. Het is helaas nog steeds niet zo geweldig.
Toen de opstellen over de vijftig grootste Nederlanders in de exacte wetenschap eind jaren tachtig gebundeld werden, waren het al oude kliekjes. Eerder waren ze in een lange reeks verschenen in Professioneel Profiel, een kwartaalblad van Philips Nederland, de werkgever van Leo Beek. Het siert het Philips van die dagen dat het iemand in dienst had om ons gemeenschappelijke bÈtaverleden aan de vergetelheid te ontrukken, en het tijdrovende spitwerk was bij Beek ook wel in goede handen. Maar de oorsprong van de teksten wreekt zich tot op de dag van vandaag.
‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’ is namelijk geen boek, maar een stapel knipsels uit een oud tijdschrift. Veel stukken grijpen terug op wat eerder verteld is, en vatten dat even samen. Dat is zinnig bij drie maanden uit elkaar liggende afleveringen van een tijdschriftenreeks, maar het is om horendol van te worden in een boek. Zo krijgen we een half dozijn keer te lezen dat Ludolf van Ceulen 35 decimalen van het getal pi wist te berekenen, en dat dit daarom ook wel Ludolfiaans getal wordt genoemd.
Wat Leo Beek doet is niet zo zeer schrijven, als wel het uitstorten van informatie. Uitzonderingen daargelaten, komt hij niet toe aan het opstellen van een betoog of een verhaal. Het blijven feiten die veelal als los zand aan elkaar hangen, er is nauwelijks duiding. In een tijdschrift hoeft dat niet onoverkomelijk te zijn – als het tenminste niet geldt voor het hele tijdschrift – maar in een boek zien we graag een rode draad, en een kop en een staart.
Lelijke formulering
Dat de schrijver gezwicht is voor de verleiding om alles wat hij te weten kon komen op te dissen en het daarbij te laten, valt hem misschien niet kwalijk te nemen. Vooral voor de oudste en meest obscure van de vijftig besproken wetenschappers zal Beek veel weerbarstige, oude literatuur hebben moeten doorworstelen. Des te kwalijker is het dat in de nieuwe uitgave iedere vorm van bronvermelding of verantwoording ontbreekt. In ‘De Pioniers’ stond tenminste nog een net lijstje literatuurverwijzingen, maar dat is, net als de illustraties overigens, in Kampen gesneuveld.
Het is ook zo dat de stijl van Leo Beek niet geweldig is. Het is namelijk zo dat hij paragrafen en hoofdstukken vaak op vrijwel dezelfde manier begint. Het is bovendien zo dat het daarbij om een lelijke en omslachtige formulering gaat. Het is echter blijkbaar niet zo dat er een redacteur aan te pas is gekomen om de boel stilistisch op te poetsen. Het is in ieder geval wel zo dat het de lezer na verloop van tijd danig gaat irriteren.
‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’ is helaas slordig en liefdeloos uitgegeven. Er zijn nogal wat zetfouten blijven staan, citaten en boektitels zijn onduidelijk aangegeven. Maar het toppunt is wel de titel van het hoofdstuk over Gilles Holst. Wie een beetje thuis is in deze materie weet dat hij de oprichter was van het wereldberoemde Natuurkundig Laboratorium van Philips, kortweg NatLab. Leo Beek weet dat natuurlijk ook. De redacteur van Kok in Kampen weet het niet, en heeft ook de inhoud van het hoofdstuk niet tot zich laten doordringen. Want boven het hoofdstuk over Gilles Holst staat nu: ‘Stichter van het nationaal laboratorium’. Daar zakt toch je broek van af.
Laten liggen dus maar tot het weer opduikt in de ramsj, en dan toeslaan. Misschien. (SP)
Leo Beek: ‘De geschiedenis van de Nederlandse natuurwetenschap’. Kok, Kampen 2004. ISBN: 90 435 0788 1. 448 p., € 24,50.
Comments are closed.