Education

Knutselen aan de werkelijkheid

Elektrotechnicus dr.ir. Paul van der Meer staat met een been in de wetenschap en het andere in het bedrijfsleven. Hij ontwikkelt instrumenten voor simulatoren voor zweefvliegers.

Vanuit de cockpit scheer je over Hollandse weilanden vol zwartwitte koeien. De huizen worden stipjes. Flarden van wolken schieten langs de ramen. Je waant je hoog boven het vlakke Nederlandse land. Maar in werkelijkheid sta je met beide benen op de grond. Je zit achter een heuse stuurknuppel, maar bent geen centimeter gestegen.

De instrumenten van zo’n cockpit zouden heel goed gemaakt kunnen zijn door elektrotechnicus Paul van der Meer. Hij zette anderhalf jaar geleden met drie vrienden van Aëroclub Valkenburg Seagull op. Van der Meer ontwikkelt de instrumenten van zweef- en motorvliegtuigen voor simulatoren, zodat hobbyisten ook vanuit hun luie stoel door het luchtruim kunnen suizen.

“Vliegen is een jongensdroom”, zegt Van der Meer. “Als kind wilde ik ingenieur worden of piloot. Maar op mijn dertiende kon ik het schoolbord niet meer zo goed zien, dus die droom viel in duigen. Achteraf ben ik blij dat ik geen piloot ben geworden. Volgens mij wordt het, zeker op een lijnvlucht, vrij snel routinematig.”

Het is Paul van der Meer in een notendop: steeds weer benadrukt hij dat hij niet zonder afwisseling kan. “Dat heb ik nodig. Op een gegeven moment ben je klaar met een bepaalde klus en ga je door met het volgende. Gelukkig heb ik veel multidisciplinaire ervaring, zodat ik veel kan doen.”

Van der Meer ging na de HTS naar de TU om elektrotechniek te studeren. Tijdens zijn studie gaf hij les aan studenten van zijn oude school. Een goede combinatie van studeren en werken, vindt hij. “Fulltime lesgeven is niets voor mij. Ik wil binding houden met het bedrijfsleven. Anders raak je vervreemd.”

Onderzoek doen trok hem aan, maar ook het efficiënte en snelle denken in het bedrijfsleven. De uitgelezen mogelijkheid om deze twee zaken te combineren kreeg hij via een promotieplaats. Met geld van Philips onderzocht Van der Meer de mogelijkheid om het energieverbruik van mobiele apparaten in de standby-stand te reduceren. “Ik wilde mij graag vier jaar in een probleem vastbijten.” Maar iedere dag onderzoek doen, had ook nadelen: “Ze zeggen niet voor niets: ‘promoveren is een procent inspiratie en 99 procent transpiratie’. In het begin wist ik niet goed wat ik kon verwachten. Je moet alles alleen doen, wordt aan je lot overgelaten, want jij bent de expert.”
Worsteling

Van der Meer verwonderde zich erover dat een promotieonderzoek niet per se geld hoeft op te brengen. Hij vergelijkt voortdurend zijn wetenschappelijke loopbaan met zijn carrière in het bedrijfsleven. Het is een van zijn stokpaardjes. “In een bedrijf heb je een functie. Onder die functie vallen bepaalde taken. Jij werkt aan iets en een ander werkt andere details uit. Bij een promotieonderzoek doe je vrijwel alles alleen, je werkt niet in een team.” Dat laatste sprak Van der Meer juist aan: samenwerken.

In november 2002 kwam daar meer ruimte voor. Van der Meer ging als postdoc aan de slag voor de TU. “Maar ik streefde geen wetenschappelijke carrière na”, zegt hij. “Er kwam een nieuwe hoogleraar bij elektrotechniek, John Long, en hij richtte zich op onderzoek naar hoogfrequentieschakelingen . dat sprak me aan.”

Het gesteggel om geld vond Van der Meer heel vervelend. “Er is weinig geld bij de universiteit en het project kwam daardoor niet goed van de grond. Ik vond het lastig om steeds met potjes te schuiven en ik vroeg me af of dat het allemaal wel waard was. De politiek wil een kenniseconomie, maar in de praktijk is er een steeds grotere financiële worsteling op universiteiten.”

Van der Meer besloot over te stappen naar het bedrijfsleven. Met lesgeven was hij gestopt, maar samen met een vriend had hij tijdens zijn promotie een klein bedrijf opgezet. De twee vrienden ontwikkelden, onder meer voor de ANWB, computergraphics voor (auto)simulatoren. “We maakten alle objecten, zoals huizen, bomen en verkeersborden”, zegt Van der Meer. “Nu worden die simulatoren nog weinig gebruikt, maar het zal niet lang duren voor ze ingeburgerd zijn. Jongeren zijn al gewend aan computerspelletjes, waarin ze in een fictieve wereld rondrijden.”

De ontwikkeling van die simulator bracht hem op andere ideeën. “Zo’n simulator wordt in een oude auto ingebouwd. Waarom, vroeg ik me af. Dat heeft veel nadelen: de auto is zwaar, kan niet door een deur. Als je de simulator zelf ontwikkelt, kun je met dat soort dingen rekening houden. We bedachten dat je de simulator beter modulair kan maken, zodat klanten zelf veel kunnen veranderen. Zo kun je makkelijk het stuur links of rechts zetten. Er hoeft geen echt rempedaal in de auto te zitten, maar het pedaal moet wel zo aanvoelen.”

Het is een project van de lange adem, benadrukt Van der Meer. “Je bent zo een paar jaar verder voordat je alles ontwikkeld hebt. Bij onderzoek aan de universiteit ben je van geld afhankelijk, maar hoef je geen winst te maken. Bij een bedrijf ontwikkel je iets, dan ga je er mee naar de markt en verkoop je het. Je product moet rendabel zijn.”
Knutselen

Na de autosimulator kwam zijn oude passie om de hoek kijken: vliegtuigen. Wat voor auto’s kon, zou immers ook voor vliegtuigen kunnen. En daar bleek een grotere markt voor te zijn. “Ook hobbyisten die thuis een eigen cockpit van een zweefvliegtuig willen maken, kunnen instrumenten maken. Van een nieuw pakket van Microsoft Flightsimulator worden miljoenen verkocht. Als een klein percentage van die mensen een cockpit wil bouwen, heb je een enorme markt.”

Toch blijft het een sprong in het diepe, benadrukt Van der Meer. “Want is die markt er wel? Veel mensen reageren enthousiast, maar zijn ze dat ook nog als ze de prijs horen?” In zijn kantoor liggen de verschillende instrumenten in een witte boekenkast naast elkaar. Enthousiast pakt Van der Meer er een paar vast. De goedkope instrumenten van Seagull kosten ongeveer honderd euro, maar de complexe instrumenten al snel het dubbele. Van der Meer wijst naar een kompas: “Die beweegt net als een echt kompas. Alles moet eruit zien alsof het echt is, alsof je echt vliegt.”

Een complete set kost een paar duizend euro. “Maar je hoeft dat niet in een keer aan te schaffen,” zegt Van der Meer. “Dat is niet leuk. We richten ons op hobbyisten en die willen knutselen.”

Zijn ervaring als zweefvliegpiloot helpt hem bij het ontwikkelen: “Je moet precies weten wat een instrument doet.” Komt de simulator al in de buurt van het echte vliegen? “Het lijkt al heel snel echt, ook als de cockpit niet beweegt. Als je een scherm hebt dat je hele blikveld beslaat, dan ga je daarin op. Je zintuigen worden in de maling genomen. Dan beleef je het echt. Fantastisch, daar zijn geen woorden voor.”

(Foto:Sam Rentmeester/FMAX)

www.sgsim.com

Naam: dr.ir. Paul van der Meer

Leeftijd: 35

Studie: Elektrotechniek

Afstudeeronderwerp: digitale niet-lineaire temperatuurregelaar voor SAW-gassensoren

Afstudeerjaar: 1997

Verliefd/verloofd/getrouwd: single

Loopbaan: Na zijn studie elektrotechniek werd Van der Meer promovendus aan de TU. In 2002 voltooide hij zijn onderzoek en bleef hij als postdoc verbonden aan de TU. In 2001 zette van der Meer met een vriend een bedrijf op, dat graphics ontwikkelt voor autosimulatoren. Begin 2004 ging hij in zee met drie compagnons om instrumenten te ontwikkelen voor (zweef)vliegtuigen instrumenten.

Vanuit de cockpit scheer je over Hollandse weilanden vol zwartwitte koeien. De huizen worden stipjes. Flarden van wolken schieten langs de ramen. Je waant je hoog boven het vlakke Nederlandse land. Maar in werkelijkheid sta je met beide benen op de grond. Je zit achter een heuse stuurknuppel, maar bent geen centimeter gestegen.

De instrumenten van zo’n cockpit zouden heel goed gemaakt kunnen zijn door elektrotechnicus Paul van der Meer. Hij zette anderhalf jaar geleden met drie vrienden van Aëroclub Valkenburg Seagull op. Van der Meer ontwikkelt de instrumenten van zweef- en motorvliegtuigen voor simulatoren, zodat hobbyisten ook vanuit hun luie stoel door het luchtruim kunnen suizen.

“Vliegen is een jongensdroom”, zegt Van der Meer. “Als kind wilde ik ingenieur worden of piloot. Maar op mijn dertiende kon ik het schoolbord niet meer zo goed zien, dus die droom viel in duigen. Achteraf ben ik blij dat ik geen piloot ben geworden. Volgens mij wordt het, zeker op een lijnvlucht, vrij snel routinematig.”

Het is Paul van der Meer in een notendop: steeds weer benadrukt hij dat hij niet zonder afwisseling kan. “Dat heb ik nodig. Op een gegeven moment ben je klaar met een bepaalde klus en ga je door met het volgende. Gelukkig heb ik veel multidisciplinaire ervaring, zodat ik veel kan doen.”

Van der Meer ging na de HTS naar de TU om elektrotechniek te studeren. Tijdens zijn studie gaf hij les aan studenten van zijn oude school. Een goede combinatie van studeren en werken, vindt hij. “Fulltime lesgeven is niets voor mij. Ik wil binding houden met het bedrijfsleven. Anders raak je vervreemd.”

Onderzoek doen trok hem aan, maar ook het efficiënte en snelle denken in het bedrijfsleven. De uitgelezen mogelijkheid om deze twee zaken te combineren kreeg hij via een promotieplaats. Met geld van Philips onderzocht Van der Meer de mogelijkheid om het energieverbruik van mobiele apparaten in de standby-stand te reduceren. “Ik wilde mij graag vier jaar in een probleem vastbijten.” Maar iedere dag onderzoek doen, had ook nadelen: “Ze zeggen niet voor niets: ‘promoveren is een procent inspiratie en 99 procent transpiratie’. In het begin wist ik niet goed wat ik kon verwachten. Je moet alles alleen doen, wordt aan je lot overgelaten, want jij bent de expert.”
Worsteling

Van der Meer verwonderde zich erover dat een promotieonderzoek niet per se geld hoeft op te brengen. Hij vergelijkt voortdurend zijn wetenschappelijke loopbaan met zijn carrière in het bedrijfsleven. Het is een van zijn stokpaardjes. “In een bedrijf heb je een functie. Onder die functie vallen bepaalde taken. Jij werkt aan iets en een ander werkt andere details uit. Bij een promotieonderzoek doe je vrijwel alles alleen, je werkt niet in een team.” Dat laatste sprak Van der Meer juist aan: samenwerken.

In november 2002 kwam daar meer ruimte voor. Van der Meer ging als postdoc aan de slag voor de TU. “Maar ik streefde geen wetenschappelijke carrière na”, zegt hij. “Er kwam een nieuwe hoogleraar bij elektrotechniek, John Long, en hij richtte zich op onderzoek naar hoogfrequentieschakelingen . dat sprak me aan.”

Het gesteggel om geld vond Van der Meer heel vervelend. “Er is weinig geld bij de universiteit en het project kwam daardoor niet goed van de grond. Ik vond het lastig om steeds met potjes te schuiven en ik vroeg me af of dat het allemaal wel waard was. De politiek wil een kenniseconomie, maar in de praktijk is er een steeds grotere financiële worsteling op universiteiten.”

Van der Meer besloot over te stappen naar het bedrijfsleven. Met lesgeven was hij gestopt, maar samen met een vriend had hij tijdens zijn promotie een klein bedrijf opgezet. De twee vrienden ontwikkelden, onder meer voor de ANWB, computergraphics voor (auto)simulatoren. “We maakten alle objecten, zoals huizen, bomen en verkeersborden”, zegt Van der Meer. “Nu worden die simulatoren nog weinig gebruikt, maar het zal niet lang duren voor ze ingeburgerd zijn. Jongeren zijn al gewend aan computerspelletjes, waarin ze in een fictieve wereld rondrijden.”

De ontwikkeling van die simulator bracht hem op andere ideeën. “Zo’n simulator wordt in een oude auto ingebouwd. Waarom, vroeg ik me af. Dat heeft veel nadelen: de auto is zwaar, kan niet door een deur. Als je de simulator zelf ontwikkelt, kun je met dat soort dingen rekening houden. We bedachten dat je de simulator beter modulair kan maken, zodat klanten zelf veel kunnen veranderen. Zo kun je makkelijk het stuur links of rechts zetten. Er hoeft geen echt rempedaal in de auto te zitten, maar het pedaal moet wel zo aanvoelen.”

Het is een project van de lange adem, benadrukt Van der Meer. “Je bent zo een paar jaar verder voordat je alles ontwikkeld hebt. Bij onderzoek aan de universiteit ben je van geld afhankelijk, maar hoef je geen winst te maken. Bij een bedrijf ontwikkel je iets, dan ga je er mee naar de markt en verkoop je het. Je product moet rendabel zijn.”
Knutselen

Na de autosimulator kwam zijn oude passie om de hoek kijken: vliegtuigen. Wat voor auto’s kon, zou immers ook voor vliegtuigen kunnen. En daar bleek een grotere markt voor te zijn. “Ook hobbyisten die thuis een eigen cockpit van een zweefvliegtuig willen maken, kunnen instrumenten maken. Van een nieuw pakket van Microsoft Flightsimulator worden miljoenen verkocht. Als een klein percentage van die mensen een cockpit wil bouwen, heb je een enorme markt.”

Toch blijft het een sprong in het diepe, benadrukt Van der Meer. “Want is die markt er wel? Veel mensen reageren enthousiast, maar zijn ze dat ook nog als ze de prijs horen?” In zijn kantoor liggen de verschillende instrumenten in een witte boekenkast naast elkaar. Enthousiast pakt Van der Meer er een paar vast. De goedkope instrumenten van Seagull kosten ongeveer honderd euro, maar de complexe instrumenten al snel het dubbele. Van der Meer wijst naar een kompas: “Die beweegt net als een echt kompas. Alles moet eruit zien alsof het echt is, alsof je echt vliegt.”

Een complete set kost een paar duizend euro. “Maar je hoeft dat niet in een keer aan te schaffen,” zegt Van der Meer. “Dat is niet leuk. We richten ons op hobbyisten en die willen knutselen.”

Zijn ervaring als zweefvliegpiloot helpt hem bij het ontwikkelen: “Je moet precies weten wat een instrument doet.” Komt de simulator al in de buurt van het echte vliegen? “Het lijkt al heel snel echt, ook als de cockpit niet beweegt. Als je een scherm hebt dat je hele blikveld beslaat, dan ga je daarin op. Je zintuigen worden in de maling genomen. Dan beleef je het echt. Fantastisch, daar zijn geen woorden voor.”

(Foto:Sam Rentmeester/FMAX)

www.sgsim.com

Naam: dr.ir. Paul van der Meer

Leeftijd: 35

Studie: Elektrotechniek

Afstudeeronderwerp: digitale niet-lineaire temperatuurregelaar voor SAW-gassensoren

Afstudeerjaar: 1997

Verliefd/verloofd/getrouwd: single

Loopbaan: Na zijn studie elektrotechniek werd Van der Meer promovendus aan de TU. In 2002 voltooide hij zijn onderzoek en bleef hij als postdoc verbonden aan de TU. In 2001 zette van der Meer met een vriend een bedrijf op, dat graphics ontwikkelt voor autosimulatoren. Begin 2004 ging hij in zee met drie compagnons om instrumenten te ontwikkelen voor (zweef)vliegtuigen instrumenten.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.