Education

‘Kabinet moet met cijfers komen’

Beter onderwijs, meer leerkrachten en afschaffing van de numerus fixus. Het kabinet belooft veel, maar de oppositie wil feiten en cijfers waarop ze het kabinet kan afrekenen.

“Wat wij ook van de maatregelen vinden, we moeten kunnen nagaan wat hun effect is”, zegt André Rouvoet, fractieleider van de ChristenUnie. Samen met zijn collega’s van de SP, GroenLinks, D66, PvdA en de PvdD diende hij enkele A-4’tjes vragen in bij onderwijsminister Van Bijsterveldt. Alleen oppositiepartij SGP houdt zich afzijdig.

Beter onderwijs
De oppositie wil precies weten waar het onderwijs aan toe is. Een greep uit de vragen: Hoeveel leraren komen erbij in het onderwijs en wanneer gaan die aan de slag? Hoeveel extra studenten moet de afschaffing van de numerus fixus opleveren? Hoe gaat het kabinet ‘veel beter onderwijs’ verzorgen en hoe kun je dat meten?

Studiefinanciering
Daarnaast hebben ze vragen over de studiefinanciering. Masterstudenten verliezen hun basisbeurs, maar wat krijgen ze daar precies voor terug? Welk deel van de opbrengst van dat sociale leenstelsel wordt geïnvesteerd in het hoger onderwijs?

Termijn
Ook wil de oppositie weten op welke termijn minister Van Bijsterveldt de plannen zal realiseren, hoe de resultaten precies worden gemeten en wanneer daarover verantwoording wordt afgelegd aan de Tweede Kamer.

Onzeker
Of de oppositiepartijen hun zin krijgen, is nog de vraag. “We hopen dat het kabinet ons in staat stelt te meten wat er wordt bereikt, maar ik ben daar nog niet zo zeker van. Tot nu toe was de bereidheid van het kabinet niet zo groot om eraan mee te werken. Vooral de VVD leek er weinig in te zien, terwijl die partij tijdens de vorige kabinetsperiode zo hamerde op meten en tellen”, zegt Rouvoet.

Vergelijkbare vragen hebben de fracties gesteld aan ministers op andere beleidsterreinen.

De kamerleden Cisca Joldersma (CDA) en Jasper van Dijk (SP) hadden aan de minister vragen gesteld naar aanleiding van een artikel van het Hoger Onderwijs Persbureau. Daaruit bleek dat de overheveling van universitair onderzoeksgeld naar NWO nadelig uitpakt voor de drie technische universiteiten. En dat de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam het meest profiteren.

Gevraagd naar de reden van deze verschillen antwoordt Plasterk dat sommige universiteiten wellicht inzetten op andere subsidies en daardoor relatief minder verdienen aan de vernieuwingsimpuls – de veni- vidi- en vici-beurzen. Maar het kan volgens hem ook betekenen dat de TU’s minder goede aanvragen hebben ingediend. Hij herinnert eraan dat de overheveling ten doel had om de beste onderzoeksaanvragen te belonen. “Dat kan leiden tot verschuiving tussen instellingen, en dat is precies de bedoeling.”

Hij ontkent dat de vernieuwingsimpuls nadelig uitpakt voor de specifieke onderzoeksgebieden van de technische universiteiten. Wel verwacht hij dat het gunstig kan zijn voor de drie TU’s dat de valorisatie van onderzoek – het maatschappelijk nut ervan – sinds 2009 wordt meegewogen in de beoordelingen. Daarnaast wijst hij erop dat de TU’s bezig zijn met de ontwikkeling van beoordelingscriteria die beter passen bij de technische en designstudies.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.