Waarom mag de ene universiteit of hogeschool een nieuwe opleiding beginnen en de andere niet? Laat de overheid haar afwegingen openbaar maken, zegt een jurist van de Hobéon Groep.
Eind jaren negentig kregen universiteiten en hogescholen meer vrijheid om nieuwe studies te verzinnen, en prompt schoten allerlei opleidingen als paddenstoelen uit de grond. Om de ‘wildgroei’ te stoppen moesten instellingen voortaan een ‘macrodoelmatigheidstoets’ ondergaan: de overheid ging bepalen of nieuwe opleidingen werkelijk zin hadden. Dit moet de schadelijke gevolgen van concurrentie dempen.
Niet openbaar
Sinds 2009 voert het ministerie de toets niet meer zelf uit, maar is er een adviescommissie voor: de Commissie Doelmatig Hoger Onderwijs (CDHO). Maar haar adviezen zijn niet openbaar. De instellingen krijgen adviezen over hun eigen aanvragen toegestuurd, en een kopie gaat naar de HBO-raad en universiteitenvereniging VSNU. Verder zijn de oordelen niet toegankelijk.
Dat kan gevolgen hebben. “In een oordeel over een hbo-opleiding toegepaste psychologie stond dat dit de laatste was die goedkeuring kreeg”, vertelt Frank Hendriks van adviesbureau Hobéon Groep. “Maar een klant van ons wist dat niet en wilde er ook één beginnen. Die had dat gewoon moeten kunnen opzoeken.”
Openbaarheid bestuur
Hendriks doet een beroep op de wet openbaarheid van bestuur (wob) en eist alle adviezen en alle oordelen die met de macrodoelmatigheidstoets te maken hebben. Hij heeft al aangekondigd naar de rechter te stappen als OCW het verzoek niet inwilligt.
“Ik wil zien hoe consistent de oordelen zijn. Ik heb daar mijn twijfels bij”, zegt Hendriks. “De adviezen zijn summier en de onderbouwing is niet altijd even solide.”
De voorzitter van de CDHO, oud-Fontys-bestuurder Norbert Verbraak, nam bij oprichting van de commissie aan dat een advies openbaar zou worden zodra het ministerie van OCW een besluit had genomen. Die verwachting staat zelfs in het eerste jaarverslag.
“Er worden wel eens beleidsmatige lijnen in die adviezen uitgezet”, zegt Hendriks. “Daarover wil het ministerie van OCW kennelijk zelf de regie houden. Maar iedereen zou die informatie moeten kunnen inzien.”
Soaring to a maximum of a measly 322 meters above sea level (in Vaalserberg), the Dutch heights are limited at best. Our rivers move slowly through the flat, wide landscape. The waves on our shores are puny and the tide amounts to three meters at most. Still, Dutch engineers have been involved in hydropower projects all over the world. The author of ‘Water Power Systems’, Hans van Duivendijk, says Dutch engineers are in demand because of their broad education and analytical thinking. “Thus far”, he adds, on a cautionary note.
Van Duivendijk should know. His curriculum vitae reads like an adventure novel, as a Dutch transport minister once remarked. As a student, Van Duivendijk worked on hydropower projects in Austria (1956) and Canada (1957). As an engineer, he supervised the building of a dam in Nigeria, tidal closures in Ghana, flood control studies in Morocco, and the Feni closure dam in Bangladesh (1985). Since 1986, Van Duivendijk has taught Water Power Systems at the faculty of Civil Engineering and Geosciences – a subject he took over from professor Glerum. For four days a week he remained employed by the consultancy firm Royal Haskoning. Last week Thursday, Van Duivendijk (75) retired after more than 20 years at TU Delft and 50 years at Royal Haskoning.
His farewell symposium however was extremely future-orientated, featuring a number of daring water energy projects for the Netherlands and stressing a commitment to generating or storing sustainable energy. Van Duivendijk would like to see all of these projects realised: “It gives you a nice introduction at large hydropower projects abroad.”
Projects proposed at the symposium featured power storage: a prerequisite for sustainable energy. Wind, wave or tidal power is variable and generally will not correspond to the daily rhythms of power usage. Power storage is needed to buffer the imbalance between supply and demand on the power market. It can store windpower as well as excess production from nuclear or coal plants. Pumped hydro (operating a hydro power installation in reverse) is a proven method for such storage, with an efficiency of about 80 percent. In England, for instance, a 1,700 megawatt pumped hydro installation is used to stabilise the grid when the nation, en masse, ‘puts the kettle on’ at the end of a popular TV-series. The amount of energy stored is proportional to the product of the height difference and the water quantity involved.
Waldo Molendijk (MSc), from Lievense, a consultancy firm, presented a large-quantity, low-height storage variant, called the ‘energy island’. The artificial island consists of a dike constructed around a deep well. Seawater gushing into the well through a set of turbines delivers 1,500 megawatt of electricity. Excess power is needed to pump the water back into the surrounding sea. The plan places the island west of Zeeland province, because there the dense clay at a depth of about 30 meters is expected to provide a watertight bottom to the well.
The underground storage system presented by Royal Haskoning works the other way: relatively little water, but at a relatively great height of 1,400 meters. A storage lake (measuring 500 x 600 meters) can be drained to an enormous underground cistern, powering seven, 200 megawatt high-pressure turbines. Two and a half million cubic meters of water rush down a pipe measuring seven metres in diameter. The unit can deliver maximum power for just under six hours and needs only 30 seconds to get online. Building it will take seven years, but it could last for a century.
“Build them”, said Duivendijk, “and then get invited by other countries to do the same over there.”
The same applies to the plans for the tidal energy plant at the Brouwersdam. Opening up the dam to the Grevelingen Lake would partially restore the tide there (up to 0.7 metres). According to Leslie Moyaart (Royal Haskoning), the dam could deliver 60 megawatts, which is sufficient for providing energy to 60,000 homes.
It’s no surprise that Van Duivendijk supervised Moyaart’s MSc thesis.
Comments are closed.