Getalenteerde 5-vwo-scholieren kunnen vanaf komend schooljaar onderwijs volgen aan de Junior TU Delft. In maart start een proef voor 25 vwo’ers die meer duidelijkheid moet geven over hoe het onderwijsprogramma precies vorm moet krijgen.
De uitnodigingen voor het proefproject zijn deze week verstuurd naar 160 middelbare scholen. Leerlingen die zij geschikt achten, kunnen solliciteren.
De pilot bestaat uit zes vrijdagmiddagen practica en ontwerplessen, gegeven door TU- en middelbareschooldocenten. Het thema voor het project is de waterstofauto. Dat sluit aan op de gewone schoolstof over redoxreacties. Die stof krijgen de leerlingen op de TU op een hoger niveau aangeboden, zodat ze de problemen en kansen van de waterstofauto kunnen begrijpen.
De scholieren zullen, in tegenstelling tot wat zij gewend zijn, zoveel mogelijk werken ‘vanuit de ingenieursaanpak’, zoals Remke Klapwijk dat noemt. Klapwijk werkt voor het programma Aansluiting Vwo-TU Delft en is mede betrokken bij de Junior TU Delft.
Het proefproject moet naast enthousiaste leerlingen informatie opleveren over hoe het onderwijs aan de Junior TU Delft eruit moet komen te zien.
Een mogelijkheid is het Utrechtse voorbeeld, vertelt initiatiefneemster en vakdidacticus natuurkunde Ineke Frederik van de Technische Universitaire Lerarenopleiding van de TU Delft. “Daar krijgen de scholieren twee dagen per week onderwijs aan de universiteit. In de ochtenden krijgen zij les van hun eigen leraren, maar dan in minder tijd dan ze op school zouden krijgen. Zodat ze in de middagen het themaprogramma van de Universiteit Utrecht kunnen volgen”, aldus Frederik.
Zij en Remke Klapwijk, denken dat zo’n vorm wel een aanlooptijd vergt. “Docenten van middelbare scholen, maar ook docenten van de TU moeten anders les gaan geven, op een manier die deze getalenteerde scholieren aanspreekt. Bovendien vraagt het van alle partijen een structurele financiële investering”, zegt Frederik.
Maar de voordelen zullen groot zijn, weten de twee. De betrokken scholieren krijgen een uitdaging en nemen een echt kijkje op de universiteit. Hun docenten kunnen hun kennis opvijzelen en mee terug nemen naar hun scholen, wat kan helpen bij curriculumvernieuwing. TU-docenten leren zich te richten op wat scholieren wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen. Zo leren de docenten daaraan te appelleren.
Volgens Ineke Frederik bestaat bij middelbare scholen veel behoefte aan een uitgebreider onderwijsprogramma voor erg slimme scholieren. Zij vervelen zich op het vwo snel en kunnen wel een uitdaging gebruiken.
Na de pilot volgt in mei een evaluatiebijeenkomst. Daarvoor nodigen Klapwijk en Frederik nadrukkelijk ook hoogleraren van de TU uit. Een aantal van hen is al benaderd met de vraag mee te werken. Dat heeft één concrete toezegging, van hoogleraar anorganische chemie prof.dr. Joop Schoonman, en een aantal positieve reacties opgeleverd. Frederik: “Topwetenschappers voelen zich verbonden met deze groep scholieren.”
De uitnodigingen voor het proefproject zijn deze week verstuurd naar 160 middelbare scholen. Leerlingen die zij geschikt achten, kunnen solliciteren.
De pilot bestaat uit zes vrijdagmiddagen practica en ontwerplessen, gegeven door TU- en middelbareschooldocenten. Het thema voor het project is de waterstofauto. Dat sluit aan op de gewone schoolstof over redoxreacties. Die stof krijgen de leerlingen op de TU op een hoger niveau aangeboden, zodat ze de problemen en kansen van de waterstofauto kunnen begrijpen.
De scholieren zullen, in tegenstelling tot wat zij gewend zijn, zoveel mogelijk werken ‘vanuit de ingenieursaanpak’, zoals Remke Klapwijk dat noemt. Klapwijk werkt voor het programma Aansluiting Vwo-TU Delft en is mede betrokken bij de Junior TU Delft.
Het proefproject moet naast enthousiaste leerlingen informatie opleveren over hoe het onderwijs aan de Junior TU Delft eruit moet komen te zien.
Een mogelijkheid is het Utrechtse voorbeeld, vertelt initiatiefneemster en vakdidacticus natuurkunde Ineke Frederik van de Technische Universitaire Lerarenopleiding van de TU Delft. “Daar krijgen de scholieren twee dagen per week onderwijs aan de universiteit. In de ochtenden krijgen zij les van hun eigen leraren, maar dan in minder tijd dan ze op school zouden krijgen. Zodat ze in de middagen het themaprogramma van de Universiteit Utrecht kunnen volgen”, aldus Frederik.
Zij en Remke Klapwijk, denken dat zo’n vorm wel een aanlooptijd vergt. “Docenten van middelbare scholen, maar ook docenten van de TU moeten anders les gaan geven, op een manier die deze getalenteerde scholieren aanspreekt. Bovendien vraagt het van alle partijen een structurele financiële investering”, zegt Frederik.
Maar de voordelen zullen groot zijn, weten de twee. De betrokken scholieren krijgen een uitdaging en nemen een echt kijkje op de universiteit. Hun docenten kunnen hun kennis opvijzelen en mee terug nemen naar hun scholen, wat kan helpen bij curriculumvernieuwing. TU-docenten leren zich te richten op wat scholieren wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen. Zo leren de docenten daaraan te appelleren.
Volgens Ineke Frederik bestaat bij middelbare scholen veel behoefte aan een uitgebreider onderwijsprogramma voor erg slimme scholieren. Zij vervelen zich op het vwo snel en kunnen wel een uitdaging gebruiken.
Na de pilot volgt in mei een evaluatiebijeenkomst. Daarvoor nodigen Klapwijk en Frederik nadrukkelijk ook hoogleraren van de TU uit. Een aantal van hen is al benaderd met de vraag mee te werken. Dat heeft één concrete toezegging, van hoogleraar anorganische chemie prof.dr. Joop Schoonman, en een aantal positieve reacties opgeleverd. Frederik: “Topwetenschappers voelen zich verbonden met deze groep scholieren.”
Comments are closed.