Campus

‘Je wordt teruggefloten’

‘Wild mens’. Dat kopte Delta boven een interview met Daan Lenstra toen hij net een half jaar decaan was bij Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica. Vorige week nam hij na vier jaar afscheid. “Ik heb enorm veel zin om met pensioen te zijn.”

WIE IS DAAN LENSTRA?
Toen hij vier jaar geleden door voormalig rector magnificus prof.dr.ir. Jacob Fokkema gevraagd werd decaan te worden bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, had  prof.dr. Daan Lenstra (1947) een dubbele baan. Aan de TU Eindhoven was hij hoogleraar ultrasnelle fotonica en opto-electronic devices, aan de Vrije Universiteit was hij hoogleraar theoretische natuurkunde en hoofd van de onderzoeksgroep quantumelektronicatheorie. Zijn onderzoeksthema’s waren niet-lineaire en ultrasnelle dynamica van optische halfgeleiders en diodelasers, quantumoptica in kleine halfgeleiderstructuren en nabije veldoptica. Hij zei ja omdat hij graag weer één werkplek had. Delft was bekend terrein: in 1979 promoveerde hij hier op polarisatie-effecten in gaslasers. Een contractverlenging van twee jaar (tot aan zijn pensioen) zag hij niet zitten. Het werk als decaan was hem een ‘te zware klus’ geworden.

Bent u uw wilde haren inmiddels kwijt?
“Dat weet ik niet, maar mijn plannen waren inderdaad wild. Het ging vooral over de instroom van eerstejaars die ik op orde wilde brengen. Het zag er heel slecht uit: we hadden om en nabij de honderdvijftig eerstejaars en er was een dalende lijn. Vooral bij elektrotechniek.”

U stelde daarom in 2007 een denktank in die met een plan moest komen om de opleiding elektrotechniek aantrekkelijker te maken.
“Bij mij bestond het gevoel dat het mogelijk moest zijn, door het aanbrengen van synergie tussen de opleidingen, om een interessant studieprogramma te bieden. Dat zou wervend werken, maar het bleek moeilijk om mensen bij wiskunde en informatica te overtuigen. Wiskunde zei de instroom met Leiden net op orde te hebben. De informatici zeiden net hun best te hebben gedaan een opleiding in elkaar te timmeren. Er waren anti-elektrotechniek-sentimenten en een behoorlijke angst om overruled te worden. Elektrotechniek had relatief veel wetenschappelijk personeel. Daarom stak het dat er relatief weinig onderwijs werd gegeven, waardoor mensen meer tijd hadden zich op onderzoek te profileren. De verhoudingen waren scheef. Uiteindelijk hebben we besloten alleen het curriculum elektrotechniek aantrekkelijker te maken. Toch heeft die opleiding nog steeds niet de grootste aantallen studenten. We zitten nu op ruim honderd eerstejaars, maar er is ook landelijk iets aan de hand: studenten kiezen niet voor electrical engineering.”

Elektrotechniek is niet sexy.
“Het hoeft niet allemaal sexy te zijn. Informatica is ook niet echt sexy en heeft een hoog nerd-gehalte, zonder dat ik dat negatief bedoel, maar daar gaat de instroom heel behoorlijk. Een dikke honderdtwintig per jaar. En als je landelijk ziet dat je op acht, negen plekken informatica kunt studeren, doen we het helemaal niet slecht. De kwaliteit van de opleiding is goed, dat is vastgesteld met visitaties. De kwaliteit van het onderzoek is heel erg goed, daarin zijn we zelfs nummer twee van Nederland. Dat is aanzienlijk beter dan vier jaar geleden. Dat komt niet allemaal door mij hoor, die ontwikkeling was al gaande.”

Een van de adviezen van die denktank was: samenhang tonen tussen elektrotechniek, informatica en wiskunde.
“Er is een nieuw bachelorprogramma en er wordt veel meer projectmatig gewerkt. We lopen er tegenop dat we eigenlijk te weinig ruimte hebben. Met de herijking worden nu wat activiteiten omgeturnd. Door het allemaal beter te plannen, kunnen we misschien met één hal volstaan. Dus: alles in de hoogspanningshal en dan komt de Veemhal vrij, of alles in de Veemhal en dan kun je misschien nog iets met onderwijs doen in de hoogspanningshal. Hoewel dat daarvoor niet zo’n aantrekkelijke ruimte is. Ik denk wel eens: als je niet oppast, eindigt die hal als een caravanstalling. Dat zou natuurlijk zonde zijn, want het is wel een mooie hal. Gaandeweg werden mijn wilde plannen minder wild. Gewoon omdat je terug gefloten wordt, mensen werpen barrières op, geven grenzen aan en daar kom je dan niet overheen.”

Hoe is het met het plan voor de windmolen Ewicon?
“Dat was een beeld voor het Mekelpark. Hans van Luijk (de vorige collegevoorzitter, red.) wilde graag dat er overal beelden kwamen die op de een of andere manier een relatie leggen met het onderzoek in de faculteiten. Hij wou dat zichtbaar maken aan het publiek. Ik dacht: dat hebben we in een jaar voor elkaar, maar al die dingen duren eindeloos veel langer. Ik heb nu voor het eerst geld beschikbaar gesteld voor de Ewicon, weliswaar in een wat afgeslankte versie die niet echt werkt. Het werd anders te ingewikkeld en te duur.”

U zei ook: ‘Als ik kan aantonen dat de liften op onze eigen windenergie kunnen werken, zou dat leuk zijn.’
“Klopt, dat blijft een beetje dromerij denk ik. Het gebouw bestond vorig jaar veertig jaar en we hadden daarom een wedstrijd uitgeschreven om te kijken welke energievriendelijke dingen je met dit pand kunt doen. De drie mooiste inzendingen zijn beloond en er zijn dus wat concrete ideeën uitgekomen. Voor zover mij bekend is dat nog niet opgepikt door de gebouwendienst.”

Wat is de grootste uitdaging voor uw opvolger?
“De instroom op peil houden. We lijken er te zijn, maar ik vrees dat als we nu op onze lauweren gaan rusten, het niet goed afloopt. We moeten er alert op blijven: alsmaar weer die vernieuwing in het onderwijs, doorgaan met het kweken van een positief academisch onderwijsklimaat. Je wilt dat er rond onderwijs een cultuur is van bijvoorbeeld boeken schrijven. Boeken waarvan collega’s zeggen: dat is goed, dat kan ik gebruiken in mijn college. Je kunt als onderzoeker ook zeggen: wat ik onderzoek zijn nieuwe methoden van onderwijs. Daar ga ik papers over schrijven en die ga ik naar conferenties sturen. Die cultuur hebben we helemaal niet, maar zie je wel bij MIT. Bij de grote voorbeelden waaraan we ons graag toetsen.”

Wat waren dieptepunten de afgelopen vier jaar?
“Op het gebied van personeel heb ik een paar moeilijke gevallen gehad die enorm aan me hebben geknaagd. Ik heb verantwoordelijkheid genomen en die werd herroepen door het college. Elke keer als ik er over nadenk, merk ik dat ik het niet echt goed heb verwerkt. Verder is de herijking in zekere zin een dieptepunt. Niet dat ik tegen herijken ben: ik heb bij besprekingen over de begroting 2010 bij het college aangekondigd onze eigen herijking te gaan doen, maar het college nam dat over voor de hele campus. Ik dreigde de controle kwijt te raken. Het college bepaalde de agenda. Dat is versterkt met het aantreden van de nieuwe rector (Karel Luyben, red.) die er echt bovenop zit. Ik moet zeggen dat hij dat heel goed doet, maar voor mij heeft dat toch een beetje het effect van ‘oké, dan moet je het ook zelf maar doen’. Zo’n soort kinderlijk gevoel, had ik. Dat viel samen met de tijd dat ik lichamelijk niet in orde was. Ik ben een dikke maand thuisgebleven. Een heerlijke tijd, maar ik voelde me heel schuldig dat ik niet op de faculteit was. In die zin was dat ook een dieptepunt.”

U zei eerder al dat de TU niet de universiteit meer is waar u vier jaar geleden ja tegen zei. Wat is er zoal veranderd?
“Nieuwe voorzitter, nieuwe rector. Het lijkt alsof ik daar kritiek op heb, maar het is niet echt zo. Ik vind Karels stijl moeilijk. Hij heeft veel controle over dingen, een enorme geldingsdrang, is heel dominant aanwezig. Aan de andere kant heb ik een ontzettend leuke samenwerking gehad op het vlak van beoordelingsgesprekken. Hij wil erbij zitten als medebeoordelaar bij de afdelingsvoorzitters. Dat doet hij voor de hele universiteit. Dat vind ik geweldig. Petje af dat hij zo betrokken is. Aan de andere kant is hij een pottenkijker die zich bemoeit met van alles en nog wat. Als je mij dan heel eerlijk vraagt: als hij er vier jaar geleden had gezeten en niet Jacob Fokkema, was je dan ook gekomen? Nou, dan weet ik het niet. Ik denk het eerlijk gezegd niet. Maar je weet nooit hoe het balletje had gerold.”

Wat vond u hoogtepunten?
“Dat ik welkom was. In zekere zin verbaasde me dat. Ik kom uit de natuurkunde en natuurkundigen – vooral de hoogleraren – zijn ontzettend kritisch en hebben overal verstand van. Vinden dat ze alles beter weten. Uit die cultuur kwam ik. Hoewel ik niet zo was, hoor. De driehonderd studenten aan instroom en de goede onderzoeksvisitatie voor informatica vind ik ook hoogtepunten. Bij de wiskunde is het applied mathematics institute een 3TU-instituut geworden. Ook een piekmoment: het binnenhalen van de ict-KIC (Knowledge and Innovation Community, een pan-Europees consortium van universiteiten red.). Er komt nu geld beschikbaar voor meer ondernemings-georiënteerd onderwijs. Verder komt er een klimaatinstituut door de herijking.”

Wat gaat u nu doen?
“Ik heb twee visitaties voor electrical engineering in het hbo aangenomen. Een voor Windesheim in Zwolle en een voor NCOI, een organisatie die onderwijs aan werkenden verzorgt. Verder ga ik een beetje aanrommelen. Het alom overheersende gevoel is iets van weemoed. Aan de andere kant betrap ik me er op dat ik er enorm veel zin in heb om met pensioen te zijn en niet meer zoveel te hoeven.”

Zo nam het bedrag dat TNW de afgelopen drie a vier jaar van de TU kreeg toegewezen uit geld van de rijksoverheid (‘eerste geldstroom’ en strategische middelen) af van 61 miljoen naar 48 miljoen euro. Dat is een daling van ruim 20 procent.

In dezelfde periode stegen de energielasten volgens Luyben met 30 procent door stijgende olieprijzen. Dat kwam voor TNW harder aan met vijf oude gebouwen waarin in een aantal gevallen wordt gestookt via verwarmingssystemen in het gebouw zelf. Daar komt volgens Luyben ook nog eens een huurstijging van 20 procent bij.

Tegelijkertijd, zo stelt Luyben, stegen de loonkosten in die periode met ongeveer 18 procent. Dat komt door de invoering van een dertiende maand, stijgende salarissen (volgens cao-afspraken) en door stijging van de werkgeverslasten.

Volgens Luyben is bij TNW destijds de buikriem al aangehaald door zo zuinig mogelijk te opereren. “Los daarvan was in 2005-2006 bij een ‘overschot’ van tien miljoen euro geen reden je zorgen te maken als je zuinig blijft doen. Niet te verwachten was de daling in inkomsten uit het verdeelmodel van de TU.”

Vorig jaar was ook al sprake van een tekort: de begroting voor 2009 kwam uit op min 4,5 miljoen euro. “Het college van bestuur zei dat dit min 2,5 miljoen euro moest zijn, maar wilde geen draconische ingrepen”, zegt Luyben. Het college van bestuur geeft geen commentaar op deze uitspraken.

Uiteindelijk bracht Luyben de begroting voor 2009 terug naar min 2,5 miljoen euro door kostenreductie en door in overleg uit te gaan van extra inkomsten in de vorm van overheidssubsidie voor Oyster. “Had je eerder kunnen ingrijpen? Ja. Wat had je dan moeten doen? Krimpen. Wat moet je nu doen? Krimpen”, zegt Luyben.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.