Campus

‘Je moet eerst de praktijk in’

Vorige week nam professor Koenraad Weber als deeltijd- hoogleraar productiegeologie afscheid van de TU. ,,Het is absoluut noodzakelijk om in dit vak een grote praktische ervaring te hebben.”

,,Veiligheidsmarges hoeven niet zo ver doorgevoerd als bij de bruggen op Sumatra die voor de oorlog door Delftse mijningenieurs gebouwd waren. Toen ze opgeblazen moesten worden om de opmars van de Japanners te vertragen, bleek dat bijna onmogelijk. Dit toont de twijfel van de mijnbouwingenieur aan om in de uitkomst van theoretische berekeningen te geloven, omdat de natuur zoveel verrassingen in petto heeft. En dus is de wereld van de mijnbouwingenieur er een van gecalculeerd risico.”

Aldus Koenraad Weber (65) in zijn afscheidsrede van vorige week. Zelf deed hij de studie, toen nog mijnbouw geheten, aan de TU van 1952 tot 1960. ,,Toen was het nog een echte praktijkgerichte studie. Een belangrijk onderdeel bestond uit werken in de praktijk: olieboringen, kolen- en ertsmijnen plus een uitgebreide studie van geologie in het veld.”

Na zijn studie ging Weber werken bij het Shell-laboratorium. In Iran bestudeerde hij onder andere outcrops in Iran: plekken waar het gesteente aan de dag treedt. ,,In dat dorre gebied kun je die schitterend zien. Daar hebben we methodieken ontwikkeld om de waarnemingen van gesteente om te zetten in bruikbare oliereservoirmodellen. Deze modellen waren van groot belang voor het bepalen van de beste wijze om olie te produceren. Voor die tijd vrij nieuw.”

Ook doceerde hij in het Shell-trainingscentrum. Naar aanleiding van zijn interesse in het uitdragen van de kennis van de petroleumgeologie, vroeg de TU hem om gastlezingen te komen geven in Delft. In 1984 mondde dat uit in een parttime aanstelling op een leerstoel productiegeologie. ,,Ik heb in mijn colleges en examens altijd alles opgehangen aan praktijkvoorbeelden”, blikt de hoogleraar terug.
Pragmatisch

Op de TU worden studenten aardwetenschappen bij geologische excursies tegenwoordig geïnstrueerd in methodieken om outcrops te beschrijven. Er is zelfs een zesweekse veldcursus voor de studenten in de Spaanse Pyreneeën. Weber: ,,Als je dat eenmaal hebt meegemaakt, ben je verslaafd. Het is erg belangrijk dat studenten zelf zien hoe reservoirs er in werkelijkheid uitzien. Bij het grootste reservoir in Nederland, het Rotliegendes, hebben we geleerd te kijken naar het gesteente aan de oppervlakte. Dat heeft enorm geholpen bij de interpretatie van andere velden in West-Europa.

Daarnaast moet je een synthese maken tussen je waarneming en stromingsverschijnselen. Tegenwoordig is ook de geofysica uiterst belangrijk: de leer van de voortplanting van akoestische signalen in de aardkorst. Om die signalen te kunnen interpreteren, moet je een goed gevoel hebben voor de gesteente-eigenschappen en fysische verschijnselen. Diebepalen de manier waarop het signaal zich door de aarde voortplant.”

Het totaalbeeld van de studie is altijd hetzelfde gebleven, vindt Weber: een pragmatische aanpak van problemen met gebruik van techniek. ,,Maar in de mijnbouw zie je altijd onverwachte dingen, die te maken hebben met natuurlijke fenomenen.

Het gevolg hiervan is dat bij het bouwen van een brug speciale aandacht gegeven moet worden aan alle krachten die deze brug kunnen beschadigen. Productiegeologen bouwen bijvoorbeeld een brug aardbevingvast. Het blijkt bij aardbevingen dat anderen dat niet altijd doen.”
Onzekerheid

Het accent in de studie is nu meer verschoven naar wis- en natuurkunde. Niet dat hij de studie nu te theoretisch vindt. ,,Met alle mogelijkheden van tegenwoordig is beheersing van de theorie gewoon keihard nodig. Onder andere door het gebruik van computers kunnen we meer uitrekenen dan vroeger. Vooral bij petroleumwinning en geofysica. Maar sommige dingen zijn niet te berekenen. Als je een olieveld vindt, heb je maar weinig gegevens. Je moet woekeren met de middelen om daar het maximum uit te halen. Additionele gegevens kosten vaak veel geld. Je moet flexibel zijn: als blijkt dat de zaken anders liggen dan verwacht, moet je een andere koers kunnen inslaan. Wie goed kan werken met een bepaalde onzekerheid, schopt het ver in deze discipline.”

Weber is ervan overtuigd dat hij zonder zijn zeer uitgebreide veldwerk nooit zo efficiënt had kunnen doceren. ,,Het is absoluut noodzakelijk om in dit vak een grote praktische ervaring te hebben. Op dit moment bestaat de neiging om mensen die groot zijn geworden aan de TU hier te houden. Daar ben ik op tegen. Je moet eerst de praktijk in.”

,,Veiligheidsmarges hoeven niet zo ver doorgevoerd als bij de bruggen op Sumatra die voor de oorlog door Delftse mijningenieurs gebouwd waren. Toen ze opgeblazen moesten worden om de opmars van de Japanners te vertragen, bleek dat bijna onmogelijk. Dit toont de twijfel van de mijnbouwingenieur aan om in de uitkomst van theoretische berekeningen te geloven, omdat de natuur zoveel verrassingen in petto heeft. En dus is de wereld van de mijnbouwingenieur er een van gecalculeerd risico.”

Aldus Koenraad Weber (65) in zijn afscheidsrede van vorige week. Zelf deed hij de studie, toen nog mijnbouw geheten, aan de TU van 1952 tot 1960. ,,Toen was het nog een echte praktijkgerichte studie. Een belangrijk onderdeel bestond uit werken in de praktijk: olieboringen, kolen- en ertsmijnen plus een uitgebreide studie van geologie in het veld.”

Na zijn studie ging Weber werken bij het Shell-laboratorium. In Iran bestudeerde hij onder andere outcrops in Iran: plekken waar het gesteente aan de dag treedt. ,,In dat dorre gebied kun je die schitterend zien. Daar hebben we methodieken ontwikkeld om de waarnemingen van gesteente om te zetten in bruikbare oliereservoirmodellen. Deze modellen waren van groot belang voor het bepalen van de beste wijze om olie te produceren. Voor die tijd vrij nieuw.”

Ook doceerde hij in het Shell-trainingscentrum. Naar aanleiding van zijn interesse in het uitdragen van de kennis van de petroleumgeologie, vroeg de TU hem om gastlezingen te komen geven in Delft. In 1984 mondde dat uit in een parttime aanstelling op een leerstoel productiegeologie. ,,Ik heb in mijn colleges en examens altijd alles opgehangen aan praktijkvoorbeelden”, blikt de hoogleraar terug.
Pragmatisch

Op de TU worden studenten aardwetenschappen bij geologische excursies tegenwoordig geïnstrueerd in methodieken om outcrops te beschrijven. Er is zelfs een zesweekse veldcursus voor de studenten in de Spaanse Pyreneeën. Weber: ,,Als je dat eenmaal hebt meegemaakt, ben je verslaafd. Het is erg belangrijk dat studenten zelf zien hoe reservoirs er in werkelijkheid uitzien. Bij het grootste reservoir in Nederland, het Rotliegendes, hebben we geleerd te kijken naar het gesteente aan de oppervlakte. Dat heeft enorm geholpen bij de interpretatie van andere velden in West-Europa.

Daarnaast moet je een synthese maken tussen je waarneming en stromingsverschijnselen. Tegenwoordig is ook de geofysica uiterst belangrijk: de leer van de voortplanting van akoestische signalen in de aardkorst. Om die signalen te kunnen interpreteren, moet je een goed gevoel hebben voor de gesteente-eigenschappen en fysische verschijnselen. Diebepalen de manier waarop het signaal zich door de aarde voortplant.”

Het totaalbeeld van de studie is altijd hetzelfde gebleven, vindt Weber: een pragmatische aanpak van problemen met gebruik van techniek. ,,Maar in de mijnbouw zie je altijd onverwachte dingen, die te maken hebben met natuurlijke fenomenen.

Het gevolg hiervan is dat bij het bouwen van een brug speciale aandacht gegeven moet worden aan alle krachten die deze brug kunnen beschadigen. Productiegeologen bouwen bijvoorbeeld een brug aardbevingvast. Het blijkt bij aardbevingen dat anderen dat niet altijd doen.”
Onzekerheid

Het accent in de studie is nu meer verschoven naar wis- en natuurkunde. Niet dat hij de studie nu te theoretisch vindt. ,,Met alle mogelijkheden van tegenwoordig is beheersing van de theorie gewoon keihard nodig. Onder andere door het gebruik van computers kunnen we meer uitrekenen dan vroeger. Vooral bij petroleumwinning en geofysica. Maar sommige dingen zijn niet te berekenen. Als je een olieveld vindt, heb je maar weinig gegevens. Je moet woekeren met de middelen om daar het maximum uit te halen. Additionele gegevens kosten vaak veel geld. Je moet flexibel zijn: als blijkt dat de zaken anders liggen dan verwacht, moet je een andere koers kunnen inslaan. Wie goed kan werken met een bepaalde onzekerheid, schopt het ver in deze discipline.”

Weber is ervan overtuigd dat hij zonder zijn zeer uitgebreide veldwerk nooit zo efficiënt had kunnen doceren. ,,Het is absoluut noodzakelijk om in dit vak een grote praktische ervaring te hebben. Op dit moment bestaat de neiging om mensen die groot zijn geworden aan de TU hier te houden. Daar ben ik op tegen. Je moet eerst de praktijk in.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.