Science

Intelligentie is een neveneffect

Blijven vragen naar ‘waarom’ is onzin. Het is niet-wetenschappelijk dan wel ketters. De plaats van de mens in het heelal stond ter discussie en een afgeladen volle zaal bij Wiskunde luisterde afgelopen donderdagmiddag naar de sprekers op het symposium ‘Van quark tot mens’.

br />
Een astronoom, evolutie-bioloog en een theoloog, uitgenodigd door het studentenpastoraat, de Vereniging voor Technische Physica en Christiaan Huygens gaven hun geheel eigen visie. Astronoom prof.dr. V. Icke, die in zijn voordracht de oerknal behandelde, wist het zeker: ,,De mens als centrum van het heelal nemen is nonsens, een typische beperkte visie van een Amsterdammer: mijn stad is het centrum van het universum. Er is geen enkel wetenschappelijk argument wat de mens meer bijzonder maakt, of wat de aarde een bijzondere positie geeft in het heelal.”

Een beroemd argument vóor zo’n positie haalde Icke vervolgens onderuit: ,,Alle sterrenstelsel in het heelal bewegen zich van ons af, alsof wij in het midden staan. Maar bij een heelal wat overal op dezelfde manier uitdijt, zoals in het oerknal-model, kun je eenvoudig aantonen dat dat op ieder punt in het heelal geldt.”

De bioloog prof.dr. J.A.J. Metz vindt ook ,,dat je als goed natuurwetenschapper niet vol kunt houden dat de mens een bijzondere positie heeft in het heelal”. Maar omdat in de evolutie diversiteit en complexiteit waarde hebben, ziet hij wel bijzonderheden aan de mens, maar dat zijn meer neveneffecten.
Dier

Intelligentie is zo’n neveneffect: ,,Om te overleven is het voor de mens noodzakelijk om samen te werken. Dat sociale gedrag, daar zijn wij goed in, beter dan elk dier. Onze intelligentie is waarschijnlijk geëvolueerd om die complexe sociale relaties in stand te houden.”

Intelligentie op zich is geen voordeel in evolutie: ,,Wiskunde bedrijven, opgesloten in kamertjes helpt waarschijnlijk niet bij het verspreiden van je genen. Tenzij dat een hoge status heeft, maar helaas voor techniekstudenten is dat niet meer zo.”

Prof.dr. L.J. van den Brom, Gronings theoloog, formuleert zijn uitspraken uiterst nauwkeurig. Volgens hem heeft de mens wel een bijzondere positie. ,,Afgezien van een fysische, biologische en sociale achtergrond heeft een mens ook een mentaal leven. Een mens leeft in een sociaal-cultureel netwerk, en hij stelt vragen: waarom? Die zingevingsvraag bestudeert de theologie, daarin staat de mens centraal.”

Icke, Popper indachtig, beziet die vraag met grote nuchterheid. ,,Op de vraag ‘Waarom bestaat de wereld’ is geen antwoord te geven dat wetenschappelijk toetsbaar is. Dus moet je die vraag niet stellen. Ook al is het taalkundig een correcte vraag, als je 42 antwoordt kun je dat niet controleren.”

Metz vindt ook dat een natuurwetenschapper niet over die lijnmoet stappen. Van den Brom doet dat wel, maar laat in reactie op een vraag uit de zaal duidelijk zijn grenzen kennen. ,,Het antwoord dat de mens op de waarom-vraag gevonden heeft is God. God is het antwoord op alle vragen en dus formeel de reden waar het ophoudt. Als je vraagt waarom er een god is, geloof je niet in God en is God dus God niet meer. Voor de tijd was er geen tijd, dus betekent die vraag niets. Wat deed God voor hij de wereld schiep? De hel klaarmaken voor diegenen die stomme vragen stellen.”

Blijven vragen naar ‘waarom’ is onzin. Het is niet-wetenschappelijk dan wel ketters. De plaats van de mens in het heelal stond ter discussie en een afgeladen volle zaal bij Wiskunde luisterde afgelopen donderdagmiddag naar de sprekers op het symposium ‘Van quark tot mens’.

Een astronoom, evolutie-bioloog en een theoloog, uitgenodigd door het studentenpastoraat, de Vereniging voor Technische Physica en Christiaan Huygens gaven hun geheel eigen visie. Astronoom prof.dr. V. Icke, die in zijn voordracht de oerknal behandelde, wist het zeker: ,,De mens als centrum van het heelal nemen is nonsens, een typische beperkte visie van een Amsterdammer: mijn stad is het centrum van het universum. Er is geen enkel wetenschappelijk argument wat de mens meer bijzonder maakt, of wat de aarde een bijzondere positie geeft in het heelal.”

Een beroemd argument vóor zo’n positie haalde Icke vervolgens onderuit: ,,Alle sterrenstelsel in het heelal bewegen zich van ons af, alsof wij in het midden staan. Maar bij een heelal wat overal op dezelfde manier uitdijt, zoals in het oerknal-model, kun je eenvoudig aantonen dat dat op ieder punt in het heelal geldt.”

De bioloog prof.dr. J.A.J. Metz vindt ook ,,dat je als goed natuurwetenschapper niet vol kunt houden dat de mens een bijzondere positie heeft in het heelal”. Maar omdat in de evolutie diversiteit en complexiteit waarde hebben, ziet hij wel bijzonderheden aan de mens, maar dat zijn meer neveneffecten.
Dier

Intelligentie is zo’n neveneffect: ,,Om te overleven is het voor de mens noodzakelijk om samen te werken. Dat sociale gedrag, daar zijn wij goed in, beter dan elk dier. Onze intelligentie is waarschijnlijk geëvolueerd om die complexe sociale relaties in stand te houden.”

Intelligentie op zich is geen voordeel in evolutie: ,,Wiskunde bedrijven, opgesloten in kamertjes helpt waarschijnlijk niet bij het verspreiden van je genen. Tenzij dat een hoge status heeft, maar helaas voor techniekstudenten is dat niet meer zo.”

Prof.dr. L.J. van den Brom, Gronings theoloog, formuleert zijn uitspraken uiterst nauwkeurig. Volgens hem heeft de mens wel een bijzondere positie. ,,Afgezien van een fysische, biologische en sociale achtergrond heeft een mens ook een mentaal leven. Een mens leeft in een sociaal-cultureel netwerk, en hij stelt vragen: waarom? Die zingevingsvraag bestudeert de theologie, daarin staat de mens centraal.”

Icke, Popper indachtig, beziet die vraag met grote nuchterheid. ,,Op de vraag ‘Waarom bestaat de wereld’ is geen antwoord te geven dat wetenschappelijk toetsbaar is. Dus moet je die vraag niet stellen. Ook al is het taalkundig een correcte vraag, als je 42 antwoordt kun je dat niet controleren.”

Metz vindt ook dat een natuurwetenschapper niet over die lijnmoet stappen. Van den Brom doet dat wel, maar laat in reactie op een vraag uit de zaal duidelijk zijn grenzen kennen. ,,Het antwoord dat de mens op de waarom-vraag gevonden heeft is God. God is het antwoord op alle vragen en dus formeel de reden waar het ophoudt. Als je vraagt waarom er een god is, geloof je niet in God en is God dus God niet meer. Voor de tijd was er geen tijd, dus betekent die vraag niets. Wat deed God voor hij de wereld schiep? De hel klaarmaken voor diegenen die stomme vragen stellen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.