,,Dus je bent elfdejaars, uit principe geen lid van een vereniging en nooit eerder op kamers geweest”, herhaalt de oudste van het huis nog eens.
,,Check”, zegt Henk monter. Drie jongens en twee meisjes kijken hem argwanend aan. Een instemming is allesbehalve een grapje, en hun gezichten verraden dat ze er weinig van overtuigd zijn dat hun bezoeker die gedachte deelt.
,,En wat denk je hier te vinden?”, bitst een meisje. ,,Veel groen in de buurt, voor mijn kat. We zijn onafscheidelijk”, antwoordt hij met gespeelde achteloosheid. Nog dezelfde avond staat zijn bed binnen. De huissfeer kennen, daar draait het bij instemmingen om, vertrouwt Henk me toe in de mensa.
Al een poos heeft hij in mij zijn beste eetmaatje gevonden, en ik heb geen idee hoe hem daar weer van af te brengen. Terwijl hij naar voren buigt, verplaatst een sluwe grijns zich over zijn tronie als een staande golf door appelstroop. Op de keukenvloer stonden evenveel voerbakjes als er kamers waren, dus duidelijk kattengek, dat huis. Een buitenkansje, want voor een instemming elders in de binnenstad was hij via via getipt om bij binnenkomst een niet onverdienstelijke Hans Teeuwen ten beste te moeten geven, wat mislukte door gebrek aan oefenmateriaal. Alleen nog even als de bliksem langs het asiel om ook zo’n beest op de kop te tikken en klaar. Heb ik misschien zin om mee te gaan?
Vanachter een blaffende hoestbui schud ik van nee en overweeg de dierenbescherming te bellen. Uit pure jaloezie.
Het duurt een verhuizing en een tentamenperiode lang voor Henk weer in zicht is. Hoewel ik me zelden zorgen om hem maak, oogt hij tobberig. Hij steekt ongevraagd van wal. Het hele huis vindt hem en zijn onafscheidelijke metgezel geweldig, maar zijn tweedehandsje blijkt wat kreupel door suikerziekte. Sindsdien ziet hun buurt zwart van de helden. Zelfs wanneer duidelijk is dat het dier belangrijke zaken aan zijn hoofd heeft, sleuren wandelaars hem achter vuilcontainers weg, onder landbouwplastic vandaan of uit verse poelen blubber, en bellen buiten adem aan, het luie beest als een baby in de armen. Knarsetandend mag Henk dan onder het goedkeurend oog van zijn huisgenoten uitleggen dat er niets aan de hand is en zijn lieveling prima voor zichzelf kan zorgen, maar door recente complicaties van zijn suiker helaas de wandelgang van een oude bes heeft aangenomen, wat de redders zonder uitzondering een ongelovig ,,kan dat dan bij poezen?” in zijn gezicht doet toeteren.
En voor men hem de kans gunt om ,,nee, maar ik lul nu eenmaal graag slap” te repliceren laat men hem een even ongevraagde als verbijsterend complete opsomming van hun diabetische familieleden ten deel vallen, en gaat dat bij poezen dan soms ook met van die injecties, hoe is het mogelijk en het zijn natuurlijk hun zaken niet, maar is het niet humaner het arme dier gewoon te laten inslapen. Waarop hij ruiterlijk toegeeftdat dat inderdaad hun zaken niet zijn, maar dat men van hem carte blanche krijgt wat die familieleden betreft, het adres van zijn dierenarts ligt binnen en als u een momentje heeft, zoals u wenst en let op het afstapje.
En dat dan zo’n drie à vier maal per week. Misschien moest hij maar stoppen met die injecties.
Ik laat hem rustig uitrazen en vraag naar zijn adres. Een week later belt hij me op. Of ik die band van Hans Teeuwen nog heb. Ik zie mijn kans schoon en pak mijn poes in. Het zijn harde tijden.
,,Dus je bent elfdejaars, uit principe geen lid van een vereniging en nooit eerder op kamers geweest”, herhaalt de oudste van het huis nog eens. ,,Check”, zegt Henk monter. Drie jongens en twee meisjes kijken hem argwanend aan. Een instemming is allesbehalve een grapje, en hun gezichten verraden dat ze er weinig van overtuigd zijn dat hun bezoeker die gedachte deelt.
,,En wat denk je hier te vinden?”, bitst een meisje. ,,Veel groen in de buurt, voor mijn kat. We zijn onafscheidelijk”, antwoordt hij met gespeelde achteloosheid. Nog dezelfde avond staat zijn bed binnen. De huissfeer kennen, daar draait het bij instemmingen om, vertrouwt Henk me toe in de mensa.
Al een poos heeft hij in mij zijn beste eetmaatje gevonden, en ik heb geen idee hoe hem daar weer van af te brengen. Terwijl hij naar voren buigt, verplaatst een sluwe grijns zich over zijn tronie als een staande golf door appelstroop. Op de keukenvloer stonden evenveel voerbakjes als er kamers waren, dus duidelijk kattengek, dat huis. Een buitenkansje, want voor een instemming elders in de binnenstad was hij via via getipt om bij binnenkomst een niet onverdienstelijke Hans Teeuwen ten beste te moeten geven, wat mislukte door gebrek aan oefenmateriaal. Alleen nog even als de bliksem langs het asiel om ook zo’n beest op de kop te tikken en klaar. Heb ik misschien zin om mee te gaan?
Vanachter een blaffende hoestbui schud ik van nee en overweeg de dierenbescherming te bellen. Uit pure jaloezie.
Het duurt een verhuizing en een tentamenperiode lang voor Henk weer in zicht is. Hoewel ik me zelden zorgen om hem maak, oogt hij tobberig. Hij steekt ongevraagd van wal. Het hele huis vindt hem en zijn onafscheidelijke metgezel geweldig, maar zijn tweedehandsje blijkt wat kreupel door suikerziekte. Sindsdien ziet hun buurt zwart van de helden. Zelfs wanneer duidelijk is dat het dier belangrijke zaken aan zijn hoofd heeft, sleuren wandelaars hem achter vuilcontainers weg, onder landbouwplastic vandaan of uit verse poelen blubber, en bellen buiten adem aan, het luie beest als een baby in de armen. Knarsetandend mag Henk dan onder het goedkeurend oog van zijn huisgenoten uitleggen dat er niets aan de hand is en zijn lieveling prima voor zichzelf kan zorgen, maar door recente complicaties van zijn suiker helaas de wandelgang van een oude bes heeft aangenomen, wat de redders zonder uitzondering een ongelovig ,,kan dat dan bij poezen?” in zijn gezicht doet toeteren.
En voor men hem de kans gunt om ,,nee, maar ik lul nu eenmaal graag slap” te repliceren laat men hem een even ongevraagde als verbijsterend complete opsomming van hun diabetische familieleden ten deel vallen, en gaat dat bij poezen dan soms ook met van die injecties, hoe is het mogelijk en het zijn natuurlijk hun zaken niet, maar is het niet humaner het arme dier gewoon te laten inslapen. Waarop hij ruiterlijk toegeeftdat dat inderdaad hun zaken niet zijn, maar dat men van hem carte blanche krijgt wat die familieleden betreft, het adres van zijn dierenarts ligt binnen en als u een momentje heeft, zoals u wenst en let op het afstapje.
En dat dan zo’n drie à vier maal per week. Misschien moest hij maar stoppen met die injecties.
Ik laat hem rustig uitrazen en vraag naar zijn adres. Een week later belt hij me op. Of ik die band van Hans Teeuwen nog heb. Ik zie mijn kans schoon en pak mijn poes in. Het zijn harde tijden.
Comments are closed.