J. Jonker merkt in Delta 30 op dat ik pas in mijn afscheidsrede de term ingenieursdidactiek introduceer. Misschien heeft hij wel gelijk. Daarvoor was ik slechts betrokken bij de didactiek van het ontwerpen, een typische ingenieursbezigheid.
Ik wil Jonker er op wijzen dat het SEFI-congres van 1982 in Delft ook aandacht besteedde aan dit onderwerp en dat vele van mijn collega’s van IO toen, en sindsdien elk jaar (!), een of meer voordrachten daaraan gewijd hebben tijdens deze conferenties en op vele andere plaatsen waar methodologie en didactiek aan de orde komen.
Ik introduceerde ingenieursdidactiek slechts ten behoeve van mijn pleidooi voor een grondige restauratie van het begrip ingenieur. Daardoor kwam ik op het begrip ‘competentie’, goed te onderscheiden van competent tentamens passeren!
Dat begrijpen ze in Aken ook heel goed en daarom voel ik mij daarmee verwant. De door Jonker bedoelde voordracht: ‘Zur ausser-curricularen Vermittelung Nicht-technischer Studien- anteile in Ingenieurstudium und Ingenieurspraxis’, van Giuseppe Strina, RWTH Aachen, gaat ook over ‘competentie’.
Belangrijk is echter dat ik het geheel in een ander perspectief kan plaatsen door te wijzen op de opkomst van ontwerpmethodologie en instructietechnologie als wetenschap. Daardoor kan ik opnieuw de vraag stellen: hoe genereren wij de allerbeste (ingenieurs-)wetenschap. Dat is niet alleen een verrijkende invalshoek, het lijkt mij ook een platform voor een initiatief waarvoor de TU Delft beter dan veel andere TU’s in de wereld (!) is toegerust.
Overigens verwijt Jonker terecht de hoogleraren van deze instelling een gebrek aan belangstelling voor de SEFI-IGIP conferentie. De Delftse delegatie (7-8 medewerkers groot) bestond namelijk niet uit hoogleraren. Zou dat moeten?
Mijn pleidooi voor een Delfts initiatief komt voort uit het feit dat ik zie dat anderen in buiten- en binnenland ons inhalen in het streven naar competentie en aandacht voor de ontwerpende ingenieur. Daarbij is het Instituut Vervolgopleidingen van de TU Eindhoven, met zijn succesvolle tweede fase (ontwerpers-)opleidingen. Ik weet dat zij ook in Praag waren. Maar ik weet gelukkig ook dat zij samen met Jonker het initiatief namen datgene wat daar gebeurde nog eens extra onder de aandacht van de Nederlandse SEFI-leden te gaan brengen. Voorwaar een initiatief waar we behoefte aan hebben.
J. Jonker merkt in Delta 30 op dat ik pas in mijn afscheidsrede de term ingenieursdidactiek introduceer. Misschien heeft hij wel gelijk. Daarvoor was ik slechts betrokken bij de didactiek van het ontwerpen, een typische ingenieursbezigheid. Ik wil Jonker er op wijzen dat het SEFI-congres van 1982 in Delft ook aandacht besteedde aan dit onderwerp en dat vele van mijn collega’s van IO toen, en sindsdien elk jaar (!), een of meer voordrachten daaraan gewijd hebben tijdens deze conferenties en op vele andere plaatsen waar methodologie en didactiek aan de orde komen.
Ik introduceerde ingenieursdidactiek slechts ten behoeve van mijn pleidooi voor een grondige restauratie van het begrip ingenieur. Daardoor kwam ik op het begrip ‘competentie’, goed te onderscheiden van competent tentamens passeren!
Dat begrijpen ze in Aken ook heel goed en daarom voel ik mij daarmee verwant. De door Jonker bedoelde voordracht: ‘Zur ausser-curricularen Vermittelung Nicht-technischer Studien- anteile in Ingenieurstudium und Ingenieurspraxis’, van Giuseppe Strina, RWTH Aachen, gaat ook over ‘competentie’.
Belangrijk is echter dat ik het geheel in een ander perspectief kan plaatsen door te wijzen op de opkomst van ontwerpmethodologie en instructietechnologie als wetenschap. Daardoor kan ik opnieuw de vraag stellen: hoe genereren wij de allerbeste (ingenieurs-)wetenschap. Dat is niet alleen een verrijkende invalshoek, het lijkt mij ook een platform voor een initiatief waarvoor de TU Delft beter dan veel andere TU’s in de wereld (!) is toegerust.
Overigens verwijt Jonker terecht de hoogleraren van deze instelling een gebrek aan belangstelling voor de SEFI-IGIP conferentie. De Delftse delegatie (7-8 medewerkers groot) bestond namelijk niet uit hoogleraren. Zou dat moeten?
Mijn pleidooi voor een Delfts initiatief komt voort uit het feit dat ik zie dat anderen in buiten- en binnenland ons inhalen in het streven naar competentie en aandacht voor de ontwerpende ingenieur. Daarbij is het Instituut Vervolgopleidingen van de TU Eindhoven, met zijn succesvolle tweede fase (ontwerpers-)opleidingen. Ik weet dat zij ook in Praag waren. Maar ik weet gelukkig ook dat zij samen met Jonker het initiatief namen datgene wat daar gebeurde nog eens extra onder de aandacht van de Nederlandse SEFI-leden te gaan brengen. Voorwaar een initiatief waar we behoefte aan hebben.
Comments are closed.