Education

‘Ik wil eigenlijk zo gewoon mogelijk doen’

Op dinsdag 23 augustus vroegen studenten aan prof.dr. Wubbo Ockels of hij mee ging lunchen. Ockels aarzelde, wilde alleen op zijn kamer blijven om iets af te maken, maar vooruit, ging toch maar mee, een broodje eten.

Een schijnbaar onbeduidende beslissing, die hem achteraf gezien misschien het leven heeft gered. Korte tijd later werd Ockels in de kantine gereanimeerd. Hartaanval.

Wat moeten we eigenlijk tegen u zeggen? Gefeliciteerd, of beterschap?

“Ik vind gefeliciteerd een heel goede. Beterschap, ach… Ik voel me best lekker. Als je nagaat wat er gebeurd had kunnen zijn, mag ik van geluk spreken dat ik er helemaal helder uitgekomen ben. Gefeliciteerd is dus beter.”

Gefeliciteerd met?

“Met het succesvol overleven van een hartaanval.”

U was te gast bij Barend & Van Dorp, geeft weer lezingen, houdt besprekingen. Weet uw dokter er wel van?

“Die zegt dat ik toch zelf moet bepalen hoe ver ik ga. Voor mij is dit ook gewoon een experiment. Ik merk wel dat mijn conditie nog niet zo goed is. Logisch, ik ben drie weken in het ziekenhuis geweest, heb een longontsteking gehad, ik gebruik medicijnen. Momenteel ga ik nog twee keer per week naar het ziekenhuis. Voor training, revalidatie. Dat duurt nog een kleine acht weken. Intussen ben ik zeker twee keer per week in Delft. En ja, op zo’n dag wil ik toch zo veel mogelijk dingen doen die ik belangrijk vind. Een beetje raar soort aanpassing, wel. Ik ben een poos uit de running geweest, de mensen kijken hier en daar een beetje anders tegen me aan.”

Wat herinnert u zich van die dinsdag, een maand geleden nu?

“Helemaal niets! Dat is het vreemde. Ik weet nergens van, heb alles van horen zeggen. Jullie vertellen me nu wel dat ik een hartaanval heb gehad, maar ik heb het zelf helemaal niet meegemaakt. De echte schok was voor mijn vrouw, de mensen in mijn omgeving. Die zaten eerst met de angst dat ze mij misschien zouden verliezen, daarna met de angst: komt het wel goed, hoe komt hij uit de narcose?

Het eerste dat ik me herinner is dat ik donderdagochtend bijkwam in het ziekenhuis. Ik kon toen nog niet praten, er zat zo’n pijpje in mijn keel. Vrijdag begon ik met wat gesprekken en zo. Langzaam dringt het dan tot je door wat er is gebeurd. Aanvankelijk was er minstens een week weg uit mijn herinnering. Gewoon, helemaal weg. Vrij snel kwam toen alles tot en met zaterdag terug. Het college dat ik die dag op Lowlands gaf herinner ik me nog heel goed. Van de zondag daarop herinner ik me weinig meer. En maandag en dinsdag zijn nog steeds helemaal weg. Dat is het gekke: je hebt het niet zelf beleefd. Het is een beetje hetzelfde als dat je iemand die onder narcose is geopereerd gaat vragen: wat heb je ervaren? Die zal ook zeggen: ik weet niet beter dan dat ik weer bijkwam.”

Geen tunnels, geen hemelse visioenen. Had u zoiets verwacht?

“Tja… Niks, dus. Dat had ik ook niet echt verwacht. Je hoort vaker dat mensen een stuk van hun geheugen verliezen als ze zoiets meemaken. Er zijn mensen die een halfjaar kwijtraken. Kijk: in het ziekenhuis zijn ze heel snel met narcose begonnen, en hebben ze me lang gekoeld, om te voorkomen dat ik neurologische schade zou oplopen. Ik denk dat ook dat redenen zijn waarom ik me zo weinig herinner.”

En toen u weer bij kennis kwam, heeft u uzelf onderworpen aan een paar intelligentietestjes?

“Ja, dat is toch een van de eerste zorgen die je hebt. Ik heb even gekeken of ik getallen goed kan onthouden, dat soort dingen. Gelukkig ging dat prima.”

De media pakten intussen behoorlijk groot uit met de ontwikkelingen. Stoort dat niet, dat u ook in dat opzicht publiek bezit bent?

“In de beschermde omgeving van het ziekenhuis merk je daar weinig van. Maar ja, intussen heb je wel de dramatische beelden in de Privé, de boulevardbladen. Ik was toevallig net nogal zichtbaar geweest. Had dat college gegeven op Lowlands, en ik was bij het Prinsengrachtfestival; daar waren foto’s genomen van mijn vrouw en mijzelf. Boven die foto stond nu: ‘De avond voor het drama’, en al die dingen meer.

Nee, het heeft me niet gestoord. Voor zover ik het heb kunnen volgen, was het volgens mij allemaal heel netjes. Ik hoorde dat zelfs in Houston in de krant heeft gestaan dat ik uit het ziekenhuis ben ontslagen. Dat is toch wel erg grappig.”

Wist u dat u zo populair was?

“Ach, ik weet natuurlijk wel dat ik behoorlijk bekend ben. Dat merk je gewoon. Ik was een paar dagen geleden nog aan het fietsen in Amsterdam, de stad waarheen we net zijn verhuisd. Stopt er opeens een auto naast me. Het raampje gaat naar beneden, en een man zegt: ‘U bent toch meneer Ockels?’ Die man stapt uit, geeft me een hand en zegt: ‘Wat ben ik blij dat u er nog bent.’ Dat soort reacties krijg ik nu veel. Van mensen in de winkel, in de fietsenstalling. Maar het gaat allemaal heel erg aardig. Zo van: goh, wat goed dat u er weer bent.”

In hoeverre heeft het voorval uw kijk op het leven veranderd?

“Om eerlijk te zijn weet ik dat nog niet helemaal. Ik ben natuurlijk nog maar net terug uit dat kleine wereldje van het ziekenhuis. Daar gaat het om beter worden: als ik me maar weer goed voel. Dat is de eerste stap. En wat precies de volgende stap is? Dat kan ik nog niet echt overzien.”

Bent u van plan uw leven anders in te richten?

“Ik ben nog niet honderd procent aan het werk, dus ik moet nu alles al doseren. Alleen al daarom vraag ik me wel goed af: wat vind ik nu essentieel? Zeker nu kan ik niet zeggen: ik neem alles aan. Het komt erop neer dat je meer gaat bouwen op de mensen om je heen. Ik blijf wel degene met de sturing, de roeping en de motivatie. Maar als ik dat effectief wil doen, moet ik erop vertrouwen dat de mensen die ik daarvoor heb over de uitvoering gaan. Ja, dat is voor mij een soort leerproces. Ik ben altijd nogal makkelijk geweest om allerlei dingen op mijn eigen schouders te nemen.”

Een kennis van mij zei na een verkeersongeluk dat hij ternauwernood overleefde: ik heb het gevoel dat ik op geleende tijd leef.

“Tja… Ik weet het eigenlijk niet. Er zijn wel mensen die me vragen: ben je nou niet bang dat je weer een hartaanval zou kunnen krijgen? Maar die angst heb ik helemaal niet. Ik ga er maar van uit dat dat niet gebeurt. Wat moet je anders? Dus ik ga wel in die trein zitten, ga gewoon overal heen. Je hoort genoeg gevallen van mensen die na zo’n gebeurtenis nog twintig, dertig jaar heerlijk hebben geleefd.”

Vanuit het ziekenhuis heeft u Gerard Jonker nog gebeld, de huismeester van de faculteit die u als eerste reanimeerde.

“Ik had gehoord van zijn rol, en begrepen hoe essentieel die was. Ik ben heel blij dat hij zo kordaat aan de gang is gegaan. Daarvoor kende ik hem gewoon als een van de conciërges. Iemand die je groet: hallo Gerard.

Hij vond het heel leuk dat ik hem belde. Hij was net op vakantie in Maleisië, zei nog: dit telefoontje kost u veel geld. Maar hij vond het heel leuk om mijn stem te horen. Een soort bekroning van zijn werk.”

Wat zeg je tegen de man die je het leven heeft gered?

“Gewoon: goh, hoe gaat het met je? Ik wilde even laten horen dat het met mij goed gaat. En nogmaals enorm bedankt voor je inspanning. Niet alleen voor mijzelf, maar vooral ook voor mijn familie.”

Er zijn culturen waar men beweert dat het redden van iemands leven een levenslange band schept.

“Ja… Dat weet ik eigenlijk niet. Ik denk zelf, maar dat is de manier waarop ik het nu zie, dat ik het hele gebeuren helemaal niet zo’n grote rol wil laten spelen. Ik wil eigenlijk zo gewoon mogelijk doen. Daar komt het toch wel op neer.”

Back to business, dus. De bladzijde omslaan.

“Niet alleen zakelijk, maar met alles. Gewoon: leven. Op een terrasje in de zon gaan zitten. Zonder er echt veel over na te denken dat er iets speciaals aan de hand is. Ik heb al speciale dingen genoeg.”

Zoals het Nuna-project. Klopt het dat u om het halfuur contact heeft met Australië?

“Nou, laat het om de paar uur zijn. Vanmorgen om vijf uur had ik ze nog aan de lijn.

Mijn cardioloog heeft twee weken geleden uitgebreid de tijd genomen om me voor te lichten. Je moet zelf bepalen wat je doet, zei hij. Waarop ik zei: ‘Als het aan mij ligt, zit ik morgen in een vliegtuig naar Australië.’ Maar dat raadde hij me sterk af. Hij zei: er zijn van die dingen die je toch maar gewoon nog even niet moet doen. En hij heeft wel gelijk. Als ik een hele dag bezig ben, ben ik ‘s avonds toch wel moe. En ja, zo’n reis naar Australië is natuurlijk niet iets rustigs. Het is toch een race. Je lichaam moet toch de kans krijgen om een beetje van alles te herstellen.”
Wie is Wubbo Ockels?

‘Jeugd, innovatie en duurzame energie’ is het motto waarmee prof.dr. Wubbo Ockels (59) zijn leeropdracht duurzaamheid vervult. De ex-astronaut windt zich erover op: “De jeugd zou als een idioot aan de gang moeten om gaan om duurzame ontwikkeling technisch mogelijk te maken. Twintig jaar lang hebben we het in Nederland vooral aan de onderwijskant gewoon laten sukkelen. Je moet sterke leiders hebben, met een duidelijke visie. Nu houdt men zich maar bezig met zaken die er niet echt toe doen: hoe groot moet een school zijn, hoe moeten we het onderwijs organiseren. Terwijl het enige dat écht belangrijk is, de inhoud is. Wat leren de kinderen, wat voor vaardigheden hebben ze, kunnen ze hun eigen toekomst maken?” En: “Waarom staan we toe dat er een soort lummeligheid en vakantiegevoel op scholen ontstaat? Dat kun je toch gewoon verbieden?”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Wat moeten we eigenlijk tegen u zeggen? Gefeliciteerd, of beterschap?

“Ik vind gefeliciteerd een heel goede. Beterschap, ach… Ik voel me best lekker. Als je nagaat wat er gebeurd had kunnen zijn, mag ik van geluk spreken dat ik er helemaal helder uitgekomen ben. Gefeliciteerd is dus beter.”

Gefeliciteerd met?

“Met het succesvol overleven van een hartaanval.”

U was te gast bij Barend & Van Dorp, geeft weer lezingen, houdt besprekingen. Weet uw dokter er wel van?

“Die zegt dat ik toch zelf moet bepalen hoe ver ik ga. Voor mij is dit ook gewoon een experiment. Ik merk wel dat mijn conditie nog niet zo goed is. Logisch, ik ben drie weken in het ziekenhuis geweest, heb een longontsteking gehad, ik gebruik medicijnen. Momenteel ga ik nog twee keer per week naar het ziekenhuis. Voor training, revalidatie. Dat duurt nog een kleine acht weken. Intussen ben ik zeker twee keer per week in Delft. En ja, op zo’n dag wil ik toch zo veel mogelijk dingen doen die ik belangrijk vind. Een beetje raar soort aanpassing, wel. Ik ben een poos uit de running geweest, de mensen kijken hier en daar een beetje anders tegen me aan.”

Wat herinnert u zich van die dinsdag, een maand geleden nu?

“Helemaal niets! Dat is het vreemde. Ik weet nergens van, heb alles van horen zeggen. Jullie vertellen me nu wel dat ik een hartaanval heb gehad, maar ik heb het zelf helemaal niet meegemaakt. De echte schok was voor mijn vrouw, de mensen in mijn omgeving. Die zaten eerst met de angst dat ze mij misschien zouden verliezen, daarna met de angst: komt het wel goed, hoe komt hij uit de narcose?

Het eerste dat ik me herinner is dat ik donderdagochtend bijkwam in het ziekenhuis. Ik kon toen nog niet praten, er zat zo’n pijpje in mijn keel. Vrijdag begon ik met wat gesprekken en zo. Langzaam dringt het dan tot je door wat er is gebeurd. Aanvankelijk was er minstens een week weg uit mijn herinnering. Gewoon, helemaal weg. Vrij snel kwam toen alles tot en met zaterdag terug. Het college dat ik die dag op Lowlands gaf herinner ik me nog heel goed. Van de zondag daarop herinner ik me weinig meer. En maandag en dinsdag zijn nog steeds helemaal weg. Dat is het gekke: je hebt het niet zelf beleefd. Het is een beetje hetzelfde als dat je iemand die onder narcose is geopereerd gaat vragen: wat heb je ervaren? Die zal ook zeggen: ik weet niet beter dan dat ik weer bijkwam.”

Geen tunnels, geen hemelse visioenen. Had u zoiets verwacht?

“Tja… Niks, dus. Dat had ik ook niet echt verwacht. Je hoort vaker dat mensen een stuk van hun geheugen verliezen als ze zoiets meemaken. Er zijn mensen die een halfjaar kwijtraken. Kijk: in het ziekenhuis zijn ze heel snel met narcose begonnen, en hebben ze me lang gekoeld, om te voorkomen dat ik neurologische schade zou oplopen. Ik denk dat ook dat redenen zijn waarom ik me zo weinig herinner.”

En toen u weer bij kennis kwam, heeft u uzelf onderworpen aan een paar intelligentietestjes?

“Ja, dat is toch een van de eerste zorgen die je hebt. Ik heb even gekeken of ik getallen goed kan onthouden, dat soort dingen. Gelukkig ging dat prima.”

De media pakten intussen behoorlijk groot uit met de ontwikkelingen. Stoort dat niet, dat u ook in dat opzicht publiek bezit bent?

“In de beschermde omgeving van het ziekenhuis merk je daar weinig van. Maar ja, intussen heb je wel de dramatische beelden in de Privé, de boulevardbladen. Ik was toevallig net nogal zichtbaar geweest. Had dat college gegeven op Lowlands, en ik was bij het Prinsengrachtfestival; daar waren foto’s genomen van mijn vrouw en mijzelf. Boven die foto stond nu: ‘De avond voor het drama’, en al die dingen meer.

Nee, het heeft me niet gestoord. Voor zover ik het heb kunnen volgen, was het volgens mij allemaal heel netjes. Ik hoorde dat zelfs in Houston in de krant heeft gestaan dat ik uit het ziekenhuis ben ontslagen. Dat is toch wel erg grappig.”

Wist u dat u zo populair was?

“Ach, ik weet natuurlijk wel dat ik behoorlijk bekend ben. Dat merk je gewoon. Ik was een paar dagen geleden nog aan het fietsen in Amsterdam, de stad waarheen we net zijn verhuisd. Stopt er opeens een auto naast me. Het raampje gaat naar beneden, en een man zegt: ‘U bent toch meneer Ockels?’ Die man stapt uit, geeft me een hand en zegt: ‘Wat ben ik blij dat u er nog bent.’ Dat soort reacties krijg ik nu veel. Van mensen in de winkel, in de fietsenstalling. Maar het gaat allemaal heel erg aardig. Zo van: goh, wat goed dat u er weer bent.”

In hoeverre heeft het voorval uw kijk op het leven veranderd?

“Om eerlijk te zijn weet ik dat nog niet helemaal. Ik ben natuurlijk nog maar net terug uit dat kleine wereldje van het ziekenhuis. Daar gaat het om beter worden: als ik me maar weer goed voel. Dat is de eerste stap. En wat precies de volgende stap is? Dat kan ik nog niet echt overzien.”

Bent u van plan uw leven anders in te richten?

“Ik ben nog niet honderd procent aan het werk, dus ik moet nu alles al doseren. Alleen al daarom vraag ik me wel goed af: wat vind ik nu essentieel? Zeker nu kan ik niet zeggen: ik neem alles aan. Het komt erop neer dat je meer gaat bouwen op de mensen om je heen. Ik blijf wel degene met de sturing, de roeping en de motivatie. Maar als ik dat effectief wil doen, moet ik erop vertrouwen dat de mensen die ik daarvoor heb over de uitvoering gaan. Ja, dat is voor mij een soort leerproces. Ik ben altijd nogal makkelijk geweest om allerlei dingen op mijn eigen schouders te nemen.”

Een kennis van mij zei na een verkeersongeluk dat hij ternauwernood overleefde: ik heb het gevoel dat ik op geleende tijd leef.

“Tja… Ik weet het eigenlijk niet. Er zijn wel mensen die me vragen: ben je nou niet bang dat je weer een hartaanval zou kunnen krijgen? Maar die angst heb ik helemaal niet. Ik ga er maar van uit dat dat niet gebeurt. Wat moet je anders? Dus ik ga wel in die trein zitten, ga gewoon overal heen. Je hoort genoeg gevallen van mensen die na zo’n gebeurtenis nog twintig, dertig jaar heerlijk hebben geleefd.”

Vanuit het ziekenhuis heeft u Gerard Jonker nog gebeld, de huismeester van de faculteit die u als eerste reanimeerde.

“Ik had gehoord van zijn rol, en begrepen hoe essentieel die was. Ik ben heel blij dat hij zo kordaat aan de gang is gegaan. Daarvoor kende ik hem gewoon als een van de conciërges. Iemand die je groet: hallo Gerard.

Hij vond het heel leuk dat ik hem belde. Hij was net op vakantie in Maleisië, zei nog: dit telefoontje kost u veel geld. Maar hij vond het heel leuk om mijn stem te horen. Een soort bekroning van zijn werk.”

Wat zeg je tegen de man die je het leven heeft gered?

“Gewoon: goh, hoe gaat het met je? Ik wilde even laten horen dat het met mij goed gaat. En nogmaals enorm bedankt voor je inspanning. Niet alleen voor mijzelf, maar vooral ook voor mijn familie.”

Er zijn culturen waar men beweert dat het redden van iemands leven een levenslange band schept.

“Ja… Dat weet ik eigenlijk niet. Ik denk zelf, maar dat is de manier waarop ik het nu zie, dat ik het hele gebeuren helemaal niet zo’n grote rol wil laten spelen. Ik wil eigenlijk zo gewoon mogelijk doen. Daar komt het toch wel op neer.”

Back to business, dus. De bladzijde omslaan.

“Niet alleen zakelijk, maar met alles. Gewoon: leven. Op een terrasje in de zon gaan zitten. Zonder er echt veel over na te denken dat er iets speciaals aan de hand is. Ik heb al speciale dingen genoeg.”

Zoals het Nuna-project. Klopt het dat u om het halfuur contact heeft met Australië?

“Nou, laat het om de paar uur zijn. Vanmorgen om vijf uur had ik ze nog aan de lijn.

Mijn cardioloog heeft twee weken geleden uitgebreid de tijd genomen om me voor te lichten. Je moet zelf bepalen wat je doet, zei hij. Waarop ik zei: ‘Als het aan mij ligt, zit ik morgen in een vliegtuig naar Australië.’ Maar dat raadde hij me sterk af. Hij zei: er zijn van die dingen die je toch maar gewoon nog even niet moet doen. En hij heeft wel gelijk. Als ik een hele dag bezig ben, ben ik ‘s avonds toch wel moe. En ja, zo’n reis naar Australië is natuurlijk niet iets rustigs. Het is toch een race. Je lichaam moet toch de kans krijgen om een beetje van alles te herstellen.”
Wie is Wubbo Ockels?

‘Jeugd, innovatie en duurzame energie’ is het motto waarmee prof.dr. Wubbo Ockels (59) zijn leeropdracht duurzaamheid vervult. De ex-astronaut windt zich erover op: “De jeugd zou als een idioot aan de gang moeten om gaan om duurzame ontwikkeling technisch mogelijk te maken. Twintig jaar lang hebben we het in Nederland vooral aan de onderwijskant gewoon laten sukkelen. Je moet sterke leiders hebben, met een duidelijke visie. Nu houdt men zich maar bezig met zaken die er niet echt toe doen: hoe groot moet een school zijn, hoe moeten we het onderwijs organiseren. Terwijl het enige dat écht belangrijk is, de inhoud is. Wat leren de kinderen, wat voor vaardigheden hebben ze, kunnen ze hun eigen toekomst maken?” En: “Waarom staan we toe dat er een soort lummeligheid en vakantiegevoel op scholen ontstaat? Dat kun je toch gewoon verbieden?”

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.