Campus

‘Ik breek nu af wat ik heb opgebouwd’

Ponskaartlezers, mainframes en minicomputers, systeembeheerder Bart Zorn zag ze komen en gaan. Maar na 25 jaar dienst is voor hem de maat vol. ,,We krijgen nu ongewenste spullen door onze strot geduwd.”

Een computer op elk bureau. Nu een onloochenbaar feit, 25 jaar geleden nog ijle toekomstmuziek. Dat de schier onbeperkte mogelijkheden van modern rekentuig vooral worden aangewend voor vermaak, was vroeger ondenkbaar. Rekencapaciteit was immers een schaars goed dat serieus gebruikt moest worden. De TU had in die jaren welgeteld één computer, waarop alle wetenschappers bij toerbeurt hun getallen kraakten.

Dit mainframe, het numerieke orakel waar iedereen zijn programmaatjes invoerde, stond toen bij het Rekencentrum. De dienst had hiermee een rekenkundig monopolie dat nog lang stand zou houden. ,,Alle berekeningen dienden daar te gebeuren, en het TU-beleid was erop gericht dit zo te houden”, weet Bart Zorn, systeembeheerder bij de dienst Automatisering en Rekenfaciliteiten van Elektro. ,,Dat was ook bedoeld om de rentabiliteit van het systeem in stand te houden, gezien de miljoeneninvestering wel terecht.”

Zijn officiële functieomschrijving luidt systeemingenieur, een ‘fantasienaam’ volgens Zorn. Niettemin is hij verantwoordelijk voor het computernetwerk bij de faculteit, en werkt hij nu al zo’n kwart eeuw bij de TU.

Oorspronkelijk is Zorn een gesjeesde student elektrotechniek. Via een baantje als student-assistent sloeg hij geleidelijk aan het programmeren, en ontdekte hij dat hij dit leuker vond dan de opleiding. Dat de honorering ook nog een stuk hoger was dan die van een afgestudeerd ingenieur, maakte de onvermijdbare keuze gemakkelijk. Zorn staakte zijn studie, en werd vanaf 1976 voltijds systeembeheerder.

Dat betekende in die tijd vooral met papier zeulen. Computerprogramma’s stonden nog niet op handzame schijfjes, en moesten met ponskaarten aan de computer worden gevoerd. ,,Mijn taak was de ponskaartlezer aan de praat te houden”, vertelt Zorn. ,,Afdrukpapier aanvullen en zorgen dat er genoeg ponskaarten waren. We verbruikten toen ongeveer 20 duizend kaarten per maand.”
Strot

Een logistiek monstrum, waarbij ook het milieugeweten steeds harder begon te knagen. De techniek bracht echter uitkomst. ,,We kregen in 1978 een minicomputer met beeldschermterminals en een harde schijf. Daarmee verstuurden we onze programma’s rechtstreeks naar het mainframe, want het rekenen ging nog wel centraal. Maar het verbruik van ponskaarten liep toen in één maand terug van twintig- naar tweeduizend stuks.”

Het alleenrecht op rekenkracht van het Rekencentrum brokkelde in het decennium daarna langzaam af. De flexibele en goedkope pc’s drongen de TU binnen, en werden aan elkaar geknoopt tot lokale netwerkjes. In 1985 was het universiteitsnetwerk DUneT een feit. Zorn was nauw betrokken bij de oprichting. ,,Dat was een leukeklus, en het project is door de jaren heen in concensus gegroeid”, aldus Zorn. De vraag naar netwerkcapaciteit steeg echter sterk, en twee jaar geleden was DUneT daardoor hard aan renovatie toe.

En in die periode liep de menselijke communicatie spaak. ,,Toen het plan Basis Netwerk Voorziening van de grond kwam, hadden we verwacht dat het in onderling overleg tot stand zou komen. Dat waren we immers gewend.” Maar het bleef daarna lange tijd stil. Uiteindelijk ontvingen de systeembeheerders een schrijven waaruit bleek dat de aanleg van het nieuwe netwerk zou worden uitbesteed. ,,Zonder ons daarbij te betrekken”, benadrukt Zorn. ,,Toen we vroegen wat dit te betekenen had, liet een medewerker van het Rekencentrum zich ontvallen dat ‘het al zoveel werk was, en als we jullie daar ook nog bij hadden moeten betrekken…’.”

Toch maakte Zorn zich aanvankelijk niet al te druk. De plannen leken voldoende flexibel om het lokale netwerk van Elektro in te kunnen passen. ,,Maar vorige zomer bleek dat in de uiteindelijke keuze geheel geen rekening was gehouden met de reeds gedane investeringen. En dat terwijl we hadden verwacht dat per gebouwencomplex zou worden bekeken wat de beste keuze was. Maar we krijgen nu ongewenste spullen door onze strot geduwd. Voor mij was het toen: tot hier en niet verder.”

De ‘bedrijfsmatige cultuur’ van het Rekencentrum is voor Zorn een belangrijke oorzaak van dit meningsverschil. ,,Bij het Rekencentrum is geen ruimte meer om nieuwe dingen te proberen, ze willen vooral de markt en de heersende standaard volgen. En daarbij wordt niet onderzocht of die standaard wel werkbaar is.”

Zorn voelt zich namelijk niet alleen voor het blok gezet, maar heeft ook kritiek op de netwerktechnologie die de TU wil aanschaffen. Die voorziet volgens hem niet in flow control, waardoor het systeem bij topdrukte in de datastroom kan verzuipen. ,,Ik weet dat dit probleem kan optreden, wegens een mogelijke mismatch tussen het aanbod en de capaciteit. Als het systeem al werkt, dan is dat in feite toeval. En ik vind niet dat je je dienstverlening op toeval kunt baseren.”

Toen hij zijn bezwaren bij de faculteit neerlegde, gaf deze geen sjoege. ,,Verder gaan op onze eigen weg zou veel geld gaan kosten, want die investeringen worden waarschijnlijk niet door de TU vergoed. En dat financiële risico durfde men niet aan. Voor mij was het toen afgelopen.”
Bijsmaak

In november kondigde hij daarom zijn ontslag aan. ,,Ik wil niet na jaren bewust voor een bepaalde lijn gekozen te hebben, opeens iets anders voorgeschoteld krijgen”, verklaart hij. ,,En zonder dat daar ook maar enig overleg aan te pas is gekomen. Hoewel ik niet de indruk heb dat de TU zich erg druk maakt over mijn opvolging, is het eind april voor mij afgelopen.”

Zorn denkt dat hij straks wel weer snel aan de slag is. Maar wat nu als zijn nieuwe werkgever ook voor het door hem verfoeide systeem heeft gekozen? ,,Dat zou kunnen”, erkent hij. ,,Maar ik werk liever in situatie waar ik geen nare bijsmaak aan overhoud.”

Om ‘de boel wat overzichtelijker te maken’ voor zijn opvolger, is Zorn intussen bezig computersystemen af te slanken. ,,In feite ben ik nu aan het afbreken wat ik in al die jaren heb opgebouwd. Jammer dat het zou gelopen is, want ik had de volgende groeifasegraag willen helpen afmaken.”

Een computer op elk bureau. Nu een onloochenbaar feit, 25 jaar geleden nog ijle toekomstmuziek. Dat de schier onbeperkte mogelijkheden van modern rekentuig vooral worden aangewend voor vermaak, was vroeger ondenkbaar. Rekencapaciteit was immers een schaars goed dat serieus gebruikt moest worden. De TU had in die jaren welgeteld één computer, waarop alle wetenschappers bij toerbeurt hun getallen kraakten.

Dit mainframe, het numerieke orakel waar iedereen zijn programmaatjes invoerde, stond toen bij het Rekencentrum. De dienst had hiermee een rekenkundig monopolie dat nog lang stand zou houden. ,,Alle berekeningen dienden daar te gebeuren, en het TU-beleid was erop gericht dit zo te houden”, weet Bart Zorn, systeembeheerder bij de dienst Automatisering en Rekenfaciliteiten van Elektro. ,,Dat was ook bedoeld om de rentabiliteit van het systeem in stand te houden, gezien de miljoeneninvestering wel terecht.”

Zijn officiële functieomschrijving luidt systeemingenieur, een ‘fantasienaam’ volgens Zorn. Niettemin is hij verantwoordelijk voor het computernetwerk bij de faculteit, en werkt hij nu al zo’n kwart eeuw bij de TU.

Oorspronkelijk is Zorn een gesjeesde student elektrotechniek. Via een baantje als student-assistent sloeg hij geleidelijk aan het programmeren, en ontdekte hij dat hij dit leuker vond dan de opleiding. Dat de honorering ook nog een stuk hoger was dan die van een afgestudeerd ingenieur, maakte de onvermijdbare keuze gemakkelijk. Zorn staakte zijn studie, en werd vanaf 1976 voltijds systeembeheerder.

Dat betekende in die tijd vooral met papier zeulen. Computerprogramma’s stonden nog niet op handzame schijfjes, en moesten met ponskaarten aan de computer worden gevoerd. ,,Mijn taak was de ponskaartlezer aan de praat te houden”, vertelt Zorn. ,,Afdrukpapier aanvullen en zorgen dat er genoeg ponskaarten waren. We verbruikten toen ongeveer 20 duizend kaarten per maand.”
Strot

Een logistiek monstrum, waarbij ook het milieugeweten steeds harder begon te knagen. De techniek bracht echter uitkomst. ,,We kregen in 1978 een minicomputer met beeldschermterminals en een harde schijf. Daarmee verstuurden we onze programma’s rechtstreeks naar het mainframe, want het rekenen ging nog wel centraal. Maar het verbruik van ponskaarten liep toen in één maand terug van twintig- naar tweeduizend stuks.”

Het alleenrecht op rekenkracht van het Rekencentrum brokkelde in het decennium daarna langzaam af. De flexibele en goedkope pc’s drongen de TU binnen, en werden aan elkaar geknoopt tot lokale netwerkjes. In 1985 was het universiteitsnetwerk DUneT een feit. Zorn was nauw betrokken bij de oprichting. ,,Dat was een leukeklus, en het project is door de jaren heen in concensus gegroeid”, aldus Zorn. De vraag naar netwerkcapaciteit steeg echter sterk, en twee jaar geleden was DUneT daardoor hard aan renovatie toe.

En in die periode liep de menselijke communicatie spaak. ,,Toen het plan Basis Netwerk Voorziening van de grond kwam, hadden we verwacht dat het in onderling overleg tot stand zou komen. Dat waren we immers gewend.” Maar het bleef daarna lange tijd stil. Uiteindelijk ontvingen de systeembeheerders een schrijven waaruit bleek dat de aanleg van het nieuwe netwerk zou worden uitbesteed. ,,Zonder ons daarbij te betrekken”, benadrukt Zorn. ,,Toen we vroegen wat dit te betekenen had, liet een medewerker van het Rekencentrum zich ontvallen dat ‘het al zoveel werk was, en als we jullie daar ook nog bij hadden moeten betrekken…’.”

Toch maakte Zorn zich aanvankelijk niet al te druk. De plannen leken voldoende flexibel om het lokale netwerk van Elektro in te kunnen passen. ,,Maar vorige zomer bleek dat in de uiteindelijke keuze geheel geen rekening was gehouden met de reeds gedane investeringen. En dat terwijl we hadden verwacht dat per gebouwencomplex zou worden bekeken wat de beste keuze was. Maar we krijgen nu ongewenste spullen door onze strot geduwd. Voor mij was het toen: tot hier en niet verder.”

De ‘bedrijfsmatige cultuur’ van het Rekencentrum is voor Zorn een belangrijke oorzaak van dit meningsverschil. ,,Bij het Rekencentrum is geen ruimte meer om nieuwe dingen te proberen, ze willen vooral de markt en de heersende standaard volgen. En daarbij wordt niet onderzocht of die standaard wel werkbaar is.”

Zorn voelt zich namelijk niet alleen voor het blok gezet, maar heeft ook kritiek op de netwerktechnologie die de TU wil aanschaffen. Die voorziet volgens hem niet in flow control, waardoor het systeem bij topdrukte in de datastroom kan verzuipen. ,,Ik weet dat dit probleem kan optreden, wegens een mogelijke mismatch tussen het aanbod en de capaciteit. Als het systeem al werkt, dan is dat in feite toeval. En ik vind niet dat je je dienstverlening op toeval kunt baseren.”

Toen hij zijn bezwaren bij de faculteit neerlegde, gaf deze geen sjoege. ,,Verder gaan op onze eigen weg zou veel geld gaan kosten, want die investeringen worden waarschijnlijk niet door de TU vergoed. En dat financiële risico durfde men niet aan. Voor mij was het toen afgelopen.”
Bijsmaak

In november kondigde hij daarom zijn ontslag aan. ,,Ik wil niet na jaren bewust voor een bepaalde lijn gekozen te hebben, opeens iets anders voorgeschoteld krijgen”, verklaart hij. ,,En zonder dat daar ook maar enig overleg aan te pas is gekomen. Hoewel ik niet de indruk heb dat de TU zich erg druk maakt over mijn opvolging, is het eind april voor mij afgelopen.”

Zorn denkt dat hij straks wel weer snel aan de slag is. Maar wat nu als zijn nieuwe werkgever ook voor het door hem verfoeide systeem heeft gekozen? ,,Dat zou kunnen”, erkent hij. ,,Maar ik werk liever in situatie waar ik geen nare bijsmaak aan overhoud.”

Om ‘de boel wat overzichtelijker te maken’ voor zijn opvolger, is Zorn intussen bezig computersystemen af te slanken. ,,In feite ben ik nu aan het afbreken wat ik in al die jaren heb opgebouwd. Jammer dat het zou gelopen is, want ik had de volgende groeifasegraag willen helpen afmaken.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.