Education

‘Ik ben geen koppige kunstenaar’

Tot twee keer toe kreeg Joost Alferink een negatief studieadvies bij industrieel ontwerpen. Maar Alferink wilde van geen ophouden weten. Hij groeide uit tot een van Nederlands meest gevierde ontwerpers.

De topdesigner bedacht het Senseo-koffiezetapparaat, ontwierp voor Viktor en Rolf en Alessi en heeft een ontwerpcolumn in Vrij Nederland.

In hartje Rotterdam zit ontwerpbureau Waacs van Joost Alferink, in een steeg met containerkantoren waar zwervers rondscharrelen en het naar urine stinkt. Op het eerste gezicht geen goede plek voor een toonaangevend ontwerpbureau. Maar wie binnenstapt ziet trendy, felgekleurde bureaustoelen en uit de speakers klinkt loungemuziek.

Zijn bezoekers zet Alferink verrassend genoeg geen koffie uit een Senseo-apparaat voor, maar espresso. “Senseo is geen koffie waar je je hele leven gelukkig van wordt”, zegt hij met een glimlach.

Midden jaren negentig deed Douwe Egberts een onderzoek naar koffiedrinkers, want de verkoop van het roodmerk liep terug. “Uit dat onderzoek kwam dat mensen tevreden waren over de koffie”, legt Alferink uit, “maar dat ze thuis ook graag een crèmelaagje wilden. Espressoapparaten vonden de meeste mensen vooral heel ingewikkeld.”

Douwe Egberts vroeg Alferink een eenvoudig apparaat te ontwerpen. “Het maakt ons niet uit hoe het eruit komt te zien, want het gaat ons om de koffie, zeiden ze tegen mij. Daarom bedacht ik het boogje in de Senseo, zo kwam de koffie het snelste in het kopje terecht. De Senseo is dus helemaal niet krom voor de vorm, maar om de functie. Het is geboren uit eenvoud”, zegt hij. “Ik ben geen koppige kunstenaar, maar een serviceverlener.”

De Senseo werd een sensatie. “Dat had ik helemaal niet verwacht”, zegt de industrieel ontwerper. “Ons kantoor kijkt uit over de Lijnbaan en daar zag ik mensen af en aan lopen met dozen Senseo’s onder hun arm. We stootten elkaar aan en waren stomverbaasd.” De Senseo verjoeg het pruttelende koffiezetapparaat naar de prullenbak. Nederland ging massaal aan de koffie met crèmelaag. Maar het is meer dan alleen een handig apparaat: het prestigieuze Stedelijk Museum en het Museum of Modern Art in New York namen de Senseo zelfs in hun collectie op.

Alferink vindt dat de Senseo al lang vernieuwd had moet worden. “Ik vind het ook jammer dat Philips en Douwe Egberts geen goedkoop en toegankelijk espressoapparaat hebben ontwikkeld. Ze brengen alleen een paar nieuwe smaakjes op de markt. Maar ze zouden verder moeten vernieuwen.”

Dat is Joost Alferink ten voeten uit. De kritische ontwerper wil vernieuwen en baldadig ontwerpen. Het is niet voor niets dat hij de ridder als symbool koos voor Waacs. “De ridder staat voor bravoure en de ambitie om design in Nederland te veranderen. Designers mogen wel wat meer lef hebben. Voor de Senseo was koffiedrinken suf. Met de Senseo is de koffiecultuur veranderd. Daarmee heb ik het idee dat de ridder als symbool geslaagd is.”
Kunstenaarsinvloed

Lange tijd leek het er absoluut niet op dat Joost Alferink een internationaal toonaangevende ontwerper zou worden. Hij haalde met de hakken over de sloot zijn middelbare-schooldiploma. “Het eerste jaar van IO viel me heel zwaar. Het was een supervol programma. Vaak kwam ik pas thuis als het al donker was.”

In Delft kon Alferink maar moeilijk wennen. “Ik fietste vanaf mijn kamer in Delft-Zuid naar het IO-gebouw. Dat vond ik rampzalig: tienduizend studenten fietsten in een lange stroom, als arbeiders die naar een fabriek gingen. Ik voelde me helemaal niet thuis in Delft. Ook de sfeer stond me niet aan, het was allemaal zo braaf. Ik lakte in die tijd mijn nagels en ik wilde creatief ontwerpen. Ik zocht kunstenaarsinvloed, maar die vond ik niet in Delft.”

Dat resulteerde ook in lage cijfers. “Ik kreeg twee keer een negatief studieadvies. Dan zat ik weer tegenover zo’n man van IO en moest ik vertellen dat ik het echt allemaal wel kon”, blikt Alferink terug. “Ik was onzeker en vroeg me af of ik ooit mijn bul zou halen.”

“Maar tegelijkertijd had ik een tomeloze ambitie, hoe gek dat ook klinkt. Ik wilde dolgraag iets toevoegen aan de wereld. Ik wilde stage lopen in de Verenigde Staten bij een toonaangevend designbureau. Mijn docenten in Delft zeiden dat me dat nooit zou lukken zonder contacten.”

Toch vertrok Alferink eigenwijs naar Amerika. Op de bonnefooi schreef hij ontwerpbureaus aan en belde hij vastberaden bij tientallen bureaus aan. Maar steeds kreeg hij nul op het rekest. Een jaar later probeerde hij het nog een keer. Met zijn tekeningenmap onder de arm, klopte hij aan bij Frogdesign, een van de belangrijkste ontwerpbureaus van Amerika. Ze bestudeerden zijn portfolio maar wilden niet met hem in zee. “Toen vroegen ze of ik mijn portfolio kon ophalen. Ik zat al een uur te wachten toen designdirecteur Herbert Pfeifer plotseling naast me kwam zitten. Ik was doodsbenauwd. Hij stelde voor om samen mijn portfolio door te nemen. Hij was onder de indruk en ik kon bij ze aan de slag. Eindelijk had ik mijn felbegeerde stageplaats.”

Na zijn afstuderen werkte Alferink een jaar voor een ontwerpbureau en zette daarna met drie collega-ontwerpers Waacs op. Vaste klanten hadden ze nog niet, maar hun tactiek was opvallend. “We gingen alle beurzen af”, zegt Alferink. “En dat doen we nog steeds. Het belang van beurzen wordt onderschat door ontwerpers. Op beurzen is er altijd een dag dat de raad van bestuur aanwezig is. Die krijg je normaal niet te spreken, maar daar wel. Op een beurs raakten wij met Alberto Alessi in gesprek. Hij was lyrisch over onze tijdschriftenhouder in de vorm van een mouwloos hemd, zoals vaders en grootvaders vroeger droegen. Die hebben we daarna voor Alessi gemaakt.”

Van 2003 tot en met 2005 gaf Alferink les aan de TU Eindhoven. Hij was ook in gesprek met de TU Delft, maar daar moest hij verplicht drie dagen per week op de universiteit aanwezig zijn. “Dat kan natuurlijk niet als je een eigen bedrijf hebt”, zegt hij geërgerd. “Delft gedraagt zich te veel als het middelpunt van de wereld. Er werken bijna geen creatieve mensen, maar uit de context gerukte ambtenaren. Industrieel Ontwerpen is nog steeds geen bevlogen faculteit, het draait te veel om wetenschap of hoeveel artikelen iemand heeft geschreven. Ik pas daar helemaal niet.”

Alferink heeft een schetsboekpagina in opinieblad Vrij Nederland. Voor alledaagse problemen zoekt hij een ontwerpoplossing. Alferink bedacht bijvoorbeeld een fietsparaplu. “Dat idee ontstond uit pure ergernis. Als ik op de fiets stap bij regen, waaien mijn paraplu’s steeds kapot. Dat moet toch anders kunnen. Ik houd al jarenlang een lijst bij met dingen die me verbazen en irriteren. Daar kan ik nu eindelijk iets mee doen, met een ironische benadering.” Alferink bedacht ook een welkomsttribune voor Schiphol, zodat iedereen met spandoeken en applaus wordt onthaald. En een hoed met afzuigkap, die de vieze luchtjes van warme broodjes en pizzapunten opzuigt.

Alferink legde een lange weg af om veelgevraagd designer te worden. “Vaak vragen mensen mij of ik blij ben dat ik zoveel geld verdien met de Senseo. Maar dat is niet belangrijk. Ik kreeg brieven van werknemers van Douwe Egberts die me bedankten dat ze weer een baan hadden door de Senseo, dat deed me wel wat. Maar moet ik door het succes zeggen dat ik klaar ben en ermee stop? Dat kan ik niet. Ik ontwerp met een maatschappijkritisch vermogen, humor en scherpte. Ik kan en wil daar nog lang niet zonder.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

www.waacs.nl

Naam: Ir. Joost Alferink

Leeftijd: 42 jaar

Woonplaats: Amsterdam en Rotterdam

Verliefd/verloofd/getrouwd: Verliefd

Studie: Industrieel ontwerpen

Afstudeerjaar: 1989

Afstudeerproject: Ontwerp van eenpersoonsauto

Loopbaan: Na zijn afstuderen werkte Alferink voor ontwerpbureau Neonis. In 1992 zette hij met drie collega-ontwerpers Waacs op. Waacs ontwierp ondermeer een magazinerek voor Alessi, de Senseo, een fashionlabel voor Viktor en Rolf en een verpakking voor Gsus. In 2004 kreeg Waacs een Nederlandse design award voor zijn pushbraces. dit zijn medische bandages gestoken in een trendy jasje.

In hartje Rotterdam zit ontwerpbureau Waacs van Joost Alferink, in een steeg met containerkantoren waar zwervers rondscharrelen en het naar urine stinkt. Op het eerste gezicht geen goede plek voor een toonaangevend ontwerpbureau. Maar wie binnenstapt ziet trendy, felgekleurde bureaustoelen en uit de speakers klinkt loungemuziek.

Zijn bezoekers zet Alferink verrassend genoeg geen koffie uit een Senseo-apparaat voor, maar espresso. “Senseo is geen koffie waar je je hele leven gelukkig van wordt”, zegt hij met een glimlach.

Midden jaren negentig deed Douwe Egberts een onderzoek naar koffiedrinkers, want de verkoop van het roodmerk liep terug. “Uit dat onderzoek kwam dat mensen tevreden waren over de koffie”, legt Alferink uit, “maar dat ze thuis ook graag een crèmelaagje wilden. Espressoapparaten vonden de meeste mensen vooral heel ingewikkeld.”

Douwe Egberts vroeg Alferink een eenvoudig apparaat te ontwerpen. “Het maakt ons niet uit hoe het eruit komt te zien, want het gaat ons om de koffie, zeiden ze tegen mij. Daarom bedacht ik het boogje in de Senseo, zo kwam de koffie het snelste in het kopje terecht. De Senseo is dus helemaal niet krom voor de vorm, maar om de functie. Het is geboren uit eenvoud”, zegt hij. “Ik ben geen koppige kunstenaar, maar een serviceverlener.”

De Senseo werd een sensatie. “Dat had ik helemaal niet verwacht”, zegt de industrieel ontwerper. “Ons kantoor kijkt uit over de Lijnbaan en daar zag ik mensen af en aan lopen met dozen Senseo’s onder hun arm. We stootten elkaar aan en waren stomverbaasd.” De Senseo verjoeg het pruttelende koffiezetapparaat naar de prullenbak. Nederland ging massaal aan de koffie met crèmelaag. Maar het is meer dan alleen een handig apparaat: het prestigieuze Stedelijk Museum en het Museum of Modern Art in New York namen de Senseo zelfs in hun collectie op.

Alferink vindt dat de Senseo al lang vernieuwd had moet worden. “Ik vind het ook jammer dat Philips en Douwe Egberts geen goedkoop en toegankelijk espressoapparaat hebben ontwikkeld. Ze brengen alleen een paar nieuwe smaakjes op de markt. Maar ze zouden verder moeten vernieuwen.”

Dat is Joost Alferink ten voeten uit. De kritische ontwerper wil vernieuwen en baldadig ontwerpen. Het is niet voor niets dat hij de ridder als symbool koos voor Waacs. “De ridder staat voor bravoure en de ambitie om design in Nederland te veranderen. Designers mogen wel wat meer lef hebben. Voor de Senseo was koffiedrinken suf. Met de Senseo is de koffiecultuur veranderd. Daarmee heb ik het idee dat de ridder als symbool geslaagd is.”
Kunstenaarsinvloed

Lange tijd leek het er absoluut niet op dat Joost Alferink een internationaal toonaangevende ontwerper zou worden. Hij haalde met de hakken over de sloot zijn middelbare-schooldiploma. “Het eerste jaar van IO viel me heel zwaar. Het was een supervol programma. Vaak kwam ik pas thuis als het al donker was.”

In Delft kon Alferink maar moeilijk wennen. “Ik fietste vanaf mijn kamer in Delft-Zuid naar het IO-gebouw. Dat vond ik rampzalig: tienduizend studenten fietsten in een lange stroom, als arbeiders die naar een fabriek gingen. Ik voelde me helemaal niet thuis in Delft. Ook de sfeer stond me niet aan, het was allemaal zo braaf. Ik lakte in die tijd mijn nagels en ik wilde creatief ontwerpen. Ik zocht kunstenaarsinvloed, maar die vond ik niet in Delft.”

Dat resulteerde ook in lage cijfers. “Ik kreeg twee keer een negatief studieadvies. Dan zat ik weer tegenover zo’n man van IO en moest ik vertellen dat ik het echt allemaal wel kon”, blikt Alferink terug. “Ik was onzeker en vroeg me af of ik ooit mijn bul zou halen.”

“Maar tegelijkertijd had ik een tomeloze ambitie, hoe gek dat ook klinkt. Ik wilde dolgraag iets toevoegen aan de wereld. Ik wilde stage lopen in de Verenigde Staten bij een toonaangevend designbureau. Mijn docenten in Delft zeiden dat me dat nooit zou lukken zonder contacten.”

Toch vertrok Alferink eigenwijs naar Amerika. Op de bonnefooi schreef hij ontwerpbureaus aan en belde hij vastberaden bij tientallen bureaus aan. Maar steeds kreeg hij nul op het rekest. Een jaar later probeerde hij het nog een keer. Met zijn tekeningenmap onder de arm, klopte hij aan bij Frogdesign, een van de belangrijkste ontwerpbureaus van Amerika. Ze bestudeerden zijn portfolio maar wilden niet met hem in zee. “Toen vroegen ze of ik mijn portfolio kon ophalen. Ik zat al een uur te wachten toen designdirecteur Herbert Pfeifer plotseling naast me kwam zitten. Ik was doodsbenauwd. Hij stelde voor om samen mijn portfolio door te nemen. Hij was onder de indruk en ik kon bij ze aan de slag. Eindelijk had ik mijn felbegeerde stageplaats.”

Na zijn afstuderen werkte Alferink een jaar voor een ontwerpbureau en zette daarna met drie collega-ontwerpers Waacs op. Vaste klanten hadden ze nog niet, maar hun tactiek was opvallend. “We gingen alle beurzen af”, zegt Alferink. “En dat doen we nog steeds. Het belang van beurzen wordt onderschat door ontwerpers. Op beurzen is er altijd een dag dat de raad van bestuur aanwezig is. Die krijg je normaal niet te spreken, maar daar wel. Op een beurs raakten wij met Alberto Alessi in gesprek. Hij was lyrisch over onze tijdschriftenhouder in de vorm van een mouwloos hemd, zoals vaders en grootvaders vroeger droegen. Die hebben we daarna voor Alessi gemaakt.”

Van 2003 tot en met 2005 gaf Alferink les aan de TU Eindhoven. Hij was ook in gesprek met de TU Delft, maar daar moest hij verplicht drie dagen per week op de universiteit aanwezig zijn. “Dat kan natuurlijk niet als je een eigen bedrijf hebt”, zegt hij geërgerd. “Delft gedraagt zich te veel als het middelpunt van de wereld. Er werken bijna geen creatieve mensen, maar uit de context gerukte ambtenaren. Industrieel Ontwerpen is nog steeds geen bevlogen faculteit, het draait te veel om wetenschap of hoeveel artikelen iemand heeft geschreven. Ik pas daar helemaal niet.”

Alferink heeft een schetsboekpagina in opinieblad Vrij Nederland. Voor alledaagse problemen zoekt hij een ontwerpoplossing. Alferink bedacht bijvoorbeeld een fietsparaplu. “Dat idee ontstond uit pure ergernis. Als ik op de fiets stap bij regen, waaien mijn paraplu’s steeds kapot. Dat moet toch anders kunnen. Ik houd al jarenlang een lijst bij met dingen die me verbazen en irriteren. Daar kan ik nu eindelijk iets mee doen, met een ironische benadering.” Alferink bedacht ook een welkomsttribune voor Schiphol, zodat iedereen met spandoeken en applaus wordt onthaald. En een hoed met afzuigkap, die de vieze luchtjes van warme broodjes en pizzapunten opzuigt.

Alferink legde een lange weg af om veelgevraagd designer te worden. “Vaak vragen mensen mij of ik blij ben dat ik zoveel geld verdien met de Senseo. Maar dat is niet belangrijk. Ik kreeg brieven van werknemers van Douwe Egberts die me bedankten dat ze weer een baan hadden door de Senseo, dat deed me wel wat. Maar moet ik door het succes zeggen dat ik klaar ben en ermee stop? Dat kan ik niet. Ik ontwerp met een maatschappijkritisch vermogen, humor en scherpte. Ik kan en wil daar nog lang niet zonder.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

www.waacs.nl

Naam: Ir. Joost Alferink

Leeftijd: 42 jaar

Woonplaats: Amsterdam en Rotterdam

Verliefd/verloofd/getrouwd: Verliefd

Studie: Industrieel ontwerpen

Afstudeerjaar: 1989

Afstudeerproject: Ontwerp van eenpersoonsauto

Loopbaan: Na zijn afstuderen werkte Alferink voor ontwerpbureau Neonis. In 1992 zette hij met drie collega-ontwerpers Waacs op. Waacs ontwierp ondermeer een magazinerek voor Alessi, de Senseo, een fashionlabel voor Viktor en Rolf en een verpakking voor Gsus. In 2004 kreeg Waacs een Nederlandse design award voor zijn pushbraces. dit zijn medische bandages gestoken in een trendy jasje.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.