Campus

Hoe sterk is de eenzame roeier

Een vrijwel continue straffe tegenwind zorgde woensdag 6 mei voor een extra zware Ringvaart Regatta. Zes van de rond de 120 gestarte boten haalden het einde niet. Veel deelnemers legden het laatste stuk in de duisternis af.

Ver na de oorspronkelijk gestelde limiet van 22.00 uur druppelen ze nog binnen op het finishterrein bij Laga. Achten, vieren, tweetjes, skiffs (eenmansboten) en andere mogelijke varianten. Het heeft heel wat spierkracht en blaren op de handen gekost, maar het gevecht met de elementen is volbracht.
Rond drie uur ’s middags is het een twaalftal kilometers terug nog rustig bij het sluisje van Leidschendam: pleisterplaats na 88 kilometer, waar de boot door helpers over land tot voorbij de sluis wordt getild. Maximaal een uur krijgen de deelnemers hier om enigszins bij te komen.
“Het is een heftige race dit jaar”, weet commissielid Govert Flint. “Er zijn al drie boten gezonken.” Een zware tocht, beaamt collega commissaris Hanneke Hoogewerf: “Een recordtijd zit er niet in. Het is nu al later dan de doorkomst van de eerste boot van vorig jaar.”
Gerard van der Laan staat voor de Rode Kruis-tent te wachten op wat komen gaat. Hij hoort bij de massageploeg. “De eersten die langskomen zijn de goed getrainden”, zegt hij, “die zijn nog redelijk fit. Maar straks wordt het een gekkenhuis hier, als de ‘bierteams’ afmeren.” Hij verwacht ‘een slachting’, wijzend naar de golven op het water: “Voor ongetrainden is het zwaar. Vooral het laatste stuk, met wind tegen.” De Leidschendammer is elk jaar van de partij: “Ik vind het altijd een mooi spektakel.”
Rond half vier is het nog steeds wachten op de eerste boot. De blarenploeg doet zich bij de EHBO-wagen tegoed aan koffie en broodjes. Op een groot oranje doek prijst het hoekcafé zijn ‘heerlijke huisgemaakte appeltaart’ aan. De mannen bij de buitentap en de verkoop van worsten en hamburgers zijn er klaar voor. Straks krioelt het hier van de roeiers en hun volgers. Terwijl een bleek zonnetje soms door het wolkendek breekt, waaien de doeken van de parasols alle kanten op. Een man met een haringkar neemt een strategische plaats in. Rond kwart voor vier meert eindelijk de eerste boot aan. Skiffeur Meindert van den Heuvel komt kruipend het aanlegvlot op. Gespierde dijen en kuiten worden zichtbaar. Tijdens de welkome massage, even later, verhaalt hij van de voortdurende tegenwind op de hele Ringvaart-lus rond de Haarlemmermeer. Precies op de verkeerde momenten veranderde de wind van richting, van noordwest via west naar zuidwest. “Wat het heel zwaar maakt, zijn de golven. Je moet continu in je riemen knijpen, zodat ze niet uit je handen vliegen. Daarvan krijg je pijn in je armen.” Maar nu is het klaar, zegt hij zelfverzekerd. “Het laatste stukje is een soort uitroeien, er kunnen geen gekke dingen meer gebeuren. Vorige keer was ik tweede, nu ga ik winnen.” Lachend: “Dan kom ik nooit meer.” Na de massage doet hij zich redelijk fit ogend op het caféterras tegoed aan een chocomel en een kippensoep. Intussen arriveren er slechts mondjesmaat andere deelnemers. Om even na vijf uur zijn er pas dertien boten binnen en vijf vertrokken. Het wordt een latertje vandaag.
Tegen half zes komt een Duitse twee als eerste binnen in Delft. Ruim zes uur later wordt een wherry, een klassieke Engelse ‘gentleman’s rowing boat’, als laatste officieel geklokt bij het finishterrein. De heren hebben nog net geen zestien uur gedaan over de honderd kilometer. De snelste tijd is voor een acht van Proteus. Hun 7:36.59 is ongeveer anderhalf uur langzamer dan de recordtijd die een dubbelacht twaalf jaar geleden neerzette. Van den Heuvel is met 8:47.52 de snelste skiffeur. Speciale hulde valt Rob Muda ten deel. In een dubbelvier volbracht hij de monsterrace voor de 25ste maal.

Per verdiende euro gebruikt Nederland steeds minder energie. Maar omdat het bruto nationaal product blijft stijgen, komt er van energiebesparing in absolute zin weinig terecht. Vooral het verbruik van elektriciteit gaat nog altijd sterk omhoog. Het gevolg is dat de CO2-uitstoot blijft stijgen – mede omdat het duurzaam opwekken van elektriciteit geen grote vlucht neemt – terwijl de bedoeling is dat ze daalt.

Dergelijke dilemma’s rond de elektriciteitsvoorziening hadden altijd al de interesse van Hans Rödel, in het dagelijks leven belast met de inkoop van energie voor Nuon Warmte. Van zijn werkgever kreeg hij de gelegenheid om er onderzoek naar te doen. Donderdag 9 oktober promoveert hij op een onderzoek naar vier mogelijke scenario’s waarlangs de elektriciteitsvoorziening in Nederland zich zou kunnen ontwikkelen.
“Die vier scenario’s heb ik op basis van literatuuronderzoek vastgesteld”, vertelt Rödel. “Ze moesten enerzijds dicht bij de praktijk zitten, maar tegelijkertijd een beetje de extremen representeren die je in je beleid kunt kiezen. Zo kwam ik op een scheiding tussen twee scenario’s waarin milieudoelen leidend zijn en twee waarin kosten voorop staan.”
Beide scenario’s onderzocht hij in twee varianten: één waarbij internationale samenwerking gezocht wordt in een geglobaliseerde markt, en een waarbij het nationale belang leidend is en de markt wordt afgeschermd. De zo verkregen vier scenario’s onderwierp hij aan een technisch-economisch simulatiemodel om de effecten ervan te kunnen doorrekenen. Dat model bevat talloze inputparameters, zoals de belastingcurves van elektriciteit, belastingcurves voor proces- en stadswarmte, brandstofprijzen, subsidies, windsnelheden om het aanbod van windenergie in de opwek te berekenen, enzovoort.

“Het model is heel flexibel”, zegt hij. “Je kunt bijvoorbeeld variëren met de soorten duurzame energieopwekking en het bevat de leeftijdsopbouw van de huidige centrales, zodat je kunt meenemen wanneer een centrale uit bedrijf wordt genomen. Sommige parameters hebben natuurlijk meer invloed op de uitkomst dan andere. Vooral de fluctuerende brandstofprijzen, als gevolg van de olieprijs, leveren grote schommelingen op in de berekende systeemkosten met het model.”

Toch vallen er algemene uitkomsten te verbinden aan de vier globale scenario’s. Wanneer kosten leidend zijn, worden de milieudoelen gegarandeerd niet gehaald, maar hoeft de overheid geen subsidies uit de kast te trekken. De andere twee scenario’s leiden er weliswaar toe dat de milieudoelen (vooral reductie van de CO2-uitstoot) gehaald worden, maar deze zijn uit kostenoogpunt zo inefficiënt dat de overheid stimuleringsmaatregelen zal moeten nemen om de spelers op de vrije energiemarkt een zetje in de juiste richting te geven. Met name in het geval van een protectionistische marktscenario zijn de kosten daarvan hoog.
“Dat heeft te maken met de technologische ontwikkelingen”, legt Rödel uit. “Om bijvoorbeeld de technologie voor CO2-afvang en -opslag te kunnen ontwikkelen is internationale samenwerking nodig, want anders is het te kostbaar. Als die investeringsfase voorbij is, kan het duurzame scenario ook kostenefficiënt zijn.”

Het protectionistische model leidt bovendien tot leveringsproblemen. In Nederland is windenergie namelijk de aangewezen manier om duurzaam elektriciteit op te wekken, maar dat levert onvermijdelijk problemen op als het windstil is. Als je dan zelf reservecapaciteit in huis wilt hebben in plaats van afhankelijk te zijn van import, wordt het een dure grap.
“Om van de huidige situatie naar het efficiëntste duurzame scenario in 2025 te komen is minstens drieduizend megawatt aan windturbines op zee nodig”, stelt Rödel. “Ook moet je meer gebruik maken van warmtekrachtkoppeling, dus het gezamenlijk opwekken van elektriciteit en warmte voor bijvoorbeeld proces- en stadsverwarming. Sowieso kan restwarmte, waar nu soms niks mee gebeurt, beter benut worden. Aanvullend is dan nog afvang en opslag van CO2 nodig van de conventionele centrales, om de uitstoot daarvan in te dammen. Invulling via de nucleaire optie is echter ook goed mogelijk.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.