De staatsgreep van 1798 had voor de lage landen slechts kortstondige effecten. Op één na: een nationale organisatie, Rijkswaterstaat, moest voortaan het vaderlandse water in goede banen leiden.
De TU Delft verzorgde voor het 200-jarig bestaan een lijvig geschiedenisboekwerk, dat vandaag aan de koningin wordt overhandigd.
De staatsgreep van 1798 had voor de lage landen slechts kortstondige effecten. Op één na: een nationale organisatie, Rijkswaterstaat, moest voortaan het vaderlandse water in goede banen leiden. De TU Delft verzorgde voor het 200-jarig bestaan een lijvig geschiedenisboekwerk, dat vandaag aan de koningin wordt overhandigd.
Dik 300 bladzijden is natuurlijk absoluut onvoldoende om twee eeuwen geschiedenis van Rijkswaterstaat te boek te stellen. Prof.dr. Harry Lintsen kent zijn beperkingen. Als hoofdredacteur van het boekwerk, dat de no-nonsense titel ‘Twee eeuwen Rijkswaterstaat’ meekreeg, was hij ruim vier jaar bezig met de totstandkoming ervan.
2 Eén brugwachter kon de 96,7 ton zware stalen brug over de Merwede in tweeënhalve minuut opendraaien
Drie jaar lang werkte een viertal Delftse onderzoekers full-time aan het boven water halen van de informatie. Zij zullen op deelonderwerpen promoveren. Anderen waren weer belast met het vervaardigen van de definitieve tekst, terwijl ook het zoeken van illustraties een hoop tijd vergde. Maar goed, nu ligt er dus een fraai ogend boekwerk, het eerste dat de geschiedenis van Rijkswaterstaat beschrijft.
Een wetenschappelijk verantwoord boekwerk ook, laat Lintsen niet na te benadrukken, want het is geen mooi-weer-jubileumboek geworden. ,,We zijn geen enkel problematisch punt uit de weg gegaan. Ook de recente crisis hebben we uitvoerig beschreven, hoewel veel betrokkenen nog in leven zijn. Rijkswaterstaat heeft ons onze gang laten gaan, zodat we onze wetenschappelijke integriteit volledig hebben kunnen handhaven. Anders was het ook niet doorgegaan, natuurlijk. Wat dat betreft kan ik dit boek ten voorbeeld houden aan Philips-Natlab en DSM-research, waarover boeken in de pijplijn zitten.”
3 Tot 1950 was het verkeer langs de autosnelwegen drukker dan erlangs
Vaart
De geschiedenis van Rijkswaterstaat valt volgens Lintsen en de zijnen uiteen in drie perioden van bloei en verval. De eerste liep van de oprichting tot 1850. Het begin was wankel. De oprichting vond plaats onder de Bataafsche Republiek, toen unitaristen de overhand haden over de federalisten, die meer autonomie voor de provincies wilden.
,,In de achttiende eeuw had een dertiental grote overstromingen van de rivieren grote schade aangericht”, vertelt Lintsen. ,,Desondanks was het niet gelukt een landelijke organisatie op poten te zetten. De waterschappen en provincies wilden zeggenschap over hun eigen grondgebied houden.”
Vanaf 1813 zat koning Willem I op de troon. Zijn ambitie: Nederland opstoten in de vaart der volken. Rijkswaterstaatspeelde een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de infrastructuur (wegen en kanalen) die daarvoor nodig was. Er bleef weliswaar gesteggel over welke projecten van ‘nationaal belang’ waren en welke tot het provinciale domein behoorden, maar nu ontstond in elk geval een nationale kennisstructuur. Na 1830, toen België zich afscheidde, leidde dezelfde Willem I een periode van verval in bij Rijkswaterstaat. Zijn militair-politieke ambities kregen namelijk voorrang, waardoor de geldkraan dichtging.
,,Die eerste periode hebben we de aristocratisch-ambachtelijke genoemd”, zegt Lintsen. ,,Aristocratisch vanwege de inbreng van Willem I, ambachtelijk omdat ervaring bepaalde hoe werken werden uitgevoerd. Ingenieurs kregen weliswaar al een op wiskundige leest geschoeide opleiding, maar het nut daarvan in de praktijk was nihil.”
4 Een stelsel van dammen en stuwen zorgt voor de waterverdeling in Nederland
Staal en beton
De liberale revolutie van 1848 vormde de aanzet voor nieuw elan bij Rijkswaterstaat. Ondanks de beperkte financiële middelen werden de grote rivieren dan eindelijk aangepakt. De Nieuwe Merwede zorgde ervoor dat veel Rijnwater uiteindelijk via de Biesbosch de Noordzee bereikte, terwijl van de Waal een gelijkmatige, bevaarbare rivier gemaakt werd. De Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal brachten de havens van Rotterdam en Amsterdam tot bloei. Bij de expansie van de spoorwegen was Rijkswaterstaat formeel niet maar in de praktijk wel degelijk betrokken.
De ‘democratisch-mechanische’ periode is democratisch (de gemiddelde tijd tussen voornemen en eerste paal schoot omhoog van gemiddeld zeven naar veertien jaar), terwijl de technologie gekenmerkt werd door de industriële revolutie. Het uitbaggeren van rivieren en kanalen was ondenkbaar geweest zonder de stoombaggermolen. Helemaal zonder weerstand ging dat niet. Ingenieur H.F. Fijnje kocht in de jaren 1830 een stuk grond in het Land van Maas en Waal om zo toegang te krijgen tot vergaderingen van het polderbestuur, zodat hij zijn plan voor een stoomgemaal kon doordrukken.
Rond 1900 kwamen ook staal en beton als bouwmaterialen opzetten. Met name bruggen werden ermee gebouwd. Tegen die tijd was echter al een nieuwe periode van verval ingetreden. Rijkswaterstaat verviel tot een moloch met ruziënde bestuurders. Het middenkader ontwikkelde wel ideeën, maar kon die aan de top niet kwijt. Ultieme vernedering: de Zuiderzeewerken werden gegund aan een organisatie die buiten Rijkswaterstaat om opereerde. Alhoewel, sommigen binnen Rijkswaterstaat waren er niet rouwig om. Ze vonden het project veel te riskant.
Schop
Rond 1930 ging Rijkswaterstaat op de schop. Het ging slecht met de Nederlandse economie, maar de organisatie bloeide op, mede omdat de regering haar gebruikte als werkverschaffer. Zo werden bijvoorbeeld de Afsluitdijk en het Twentekanaal deels handmatig voltooid. In 1940 kwam de uitvoering voor vijf jaar stil te liggen, maar de plannenmakerij ging gewoon door. Zokon het gebeuren dat daags voor de stormvloed van 1953 een rapport over de verdediging van Zeeland tegen het water gereed kwam.
Het hoogtepunt van de ‘technocratisch-wetenschappelijke’ periode viel in de jaren vijftig en zestig, toen Rijkswaterstaat als een staat in de staat zijn eigen beleid uitstippelde. De wetenschappelijke onderbouwing, traditiegetrouw grotendeels verzorgd door Delft, speelt een steeds belangrijker rol in de praktijk. De Oosterscheldedam, bijvoorbeeld, vergde een enorme hoeveelheid rekenwerk voordat de risico’s van falende schuiven goed ingeschat konden worden.
Toen de dam geopend werd, verkeerde Rijkswaterstaat weer in nood. Het instituut werd gezien als een allesvernietigend monster dat landschap en milieu sloopte en moest op zoek naar een nieuwe legitimering. Een identiteitscrisis dus.
,,En daar komen ze nu net uit”, constateert Lintsen monter. De net ingezette vierde periode valt wat hem betreft te kenschetsen met de woorden interactief (voor de totstandkoming van het beleid) en integraal (voor de houding ten aanzien van milieu en landschap). Na enkele decennia van concentratie op het zeegevaar werd Nederland een paar jaar geleden weer verrast door de rivieren. Daar mag Rijkswaterstaat zich nu weer op concentreren, totdat de stijging van de zeespiegel de blik weer in de andere richting zal dwingen.
Diverse auteurs, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, ISBN 90-288-6518-7, f. 59,90.
,,,
De staatsgreep van 1798 had voor de lage landen slechts kortstondige effecten. Op één na: een nationale organisatie, Rijkswaterstaat, moest voortaan het vaderlandse water in goede banen leiden. De TU Delft verzorgde voor het 200-jarig bestaan een lijvig geschiedenisboekwerk, dat vandaag aan de koningin wordt overhandigd.
Dik 300 bladzijden is natuurlijk absoluut onvoldoende om twee eeuwen geschiedenis van Rijkswaterstaat te boek te stellen. Prof.dr. Harry Lintsen kent zijn beperkingen. Als hoofdredacteur van het boekwerk, dat de no-nonsense titel ‘Twee eeuwen Rijkswaterstaat’ meekreeg, was hij ruim vier jaar bezig met de totstandkoming ervan.
2 Eén brugwachter kon de 96,7 ton zware stalen brug over de Merwede in tweeënhalve minuut opendraaien
Drie jaar lang werkte een viertal Delftse onderzoekers full-time aan het boven water halen van de informatie. Zij zullen op deelonderwerpen promoveren. Anderen waren weer belast met het vervaardigen van de definitieve tekst, terwijl ook het zoeken van illustraties een hoop tijd vergde. Maar goed, nu ligt er dus een fraai ogend boekwerk, het eerste dat de geschiedenis van Rijkswaterstaat beschrijft.
Een wetenschappelijk verantwoord boekwerk ook, laat Lintsen niet na te benadrukken, want het is geen mooi-weer-jubileumboek geworden. ,,We zijn geen enkel problematisch punt uit de weg gegaan. Ook de recente crisis hebben we uitvoerig beschreven, hoewel veel betrokkenen nog in leven zijn. Rijkswaterstaat heeft ons onze gang laten gaan, zodat we onze wetenschappelijke integriteit volledig hebben kunnen handhaven. Anders was het ook niet doorgegaan, natuurlijk. Wat dat betreft kan ik dit boek ten voorbeeld houden aan Philips-Natlab en DSM-research, waarover boeken in de pijplijn zitten.”
3 Tot 1950 was het verkeer langs de autosnelwegen drukker dan erlangs
Vaart
De geschiedenis van Rijkswaterstaat valt volgens Lintsen en de zijnen uiteen in drie perioden van bloei en verval. De eerste liep van de oprichting tot 1850. Het begin was wankel. De oprichting vond plaats onder de Bataafsche Republiek, toen unitaristen de overhand haden over de federalisten, die meer autonomie voor de provincies wilden.
,,In de achttiende eeuw had een dertiental grote overstromingen van de rivieren grote schade aangericht”, vertelt Lintsen. ,,Desondanks was het niet gelukt een landelijke organisatie op poten te zetten. De waterschappen en provincies wilden zeggenschap over hun eigen grondgebied houden.”
Vanaf 1813 zat koning Willem I op de troon. Zijn ambitie: Nederland opstoten in de vaart der volken. Rijkswaterstaatspeelde een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de infrastructuur (wegen en kanalen) die daarvoor nodig was. Er bleef weliswaar gesteggel over welke projecten van ‘nationaal belang’ waren en welke tot het provinciale domein behoorden, maar nu ontstond in elk geval een nationale kennisstructuur. Na 1830, toen België zich afscheidde, leidde dezelfde Willem I een periode van verval in bij Rijkswaterstaat. Zijn militair-politieke ambities kregen namelijk voorrang, waardoor de geldkraan dichtging.
,,Die eerste periode hebben we de aristocratisch-ambachtelijke genoemd”, zegt Lintsen. ,,Aristocratisch vanwege de inbreng van Willem I, ambachtelijk omdat ervaring bepaalde hoe werken werden uitgevoerd. Ingenieurs kregen weliswaar al een op wiskundige leest geschoeide opleiding, maar het nut daarvan in de praktijk was nihil.”
4 Een stelsel van dammen en stuwen zorgt voor de waterverdeling in Nederland
Staal en beton
De liberale revolutie van 1848 vormde de aanzet voor nieuw elan bij Rijkswaterstaat. Ondanks de beperkte financiële middelen werden de grote rivieren dan eindelijk aangepakt. De Nieuwe Merwede zorgde ervoor dat veel Rijnwater uiteindelijk via de Biesbosch de Noordzee bereikte, terwijl van de Waal een gelijkmatige, bevaarbare rivier gemaakt werd. De Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal brachten de havens van Rotterdam en Amsterdam tot bloei. Bij de expansie van de spoorwegen was Rijkswaterstaat formeel niet maar in de praktijk wel degelijk betrokken.
De ‘democratisch-mechanische’ periode is democratisch (de gemiddelde tijd tussen voornemen en eerste paal schoot omhoog van gemiddeld zeven naar veertien jaar), terwijl de technologie gekenmerkt werd door de industriële revolutie. Het uitbaggeren van rivieren en kanalen was ondenkbaar geweest zonder de stoombaggermolen. Helemaal zonder weerstand ging dat niet. Ingenieur H.F. Fijnje kocht in de jaren 1830 een stuk grond in het Land van Maas en Waal om zo toegang te krijgen tot vergaderingen van het polderbestuur, zodat hij zijn plan voor een stoomgemaal kon doordrukken.
Rond 1900 kwamen ook staal en beton als bouwmaterialen opzetten. Met name bruggen werden ermee gebouwd. Tegen die tijd was echter al een nieuwe periode van verval ingetreden. Rijkswaterstaat verviel tot een moloch met ruziënde bestuurders. Het middenkader ontwikkelde wel ideeën, maar kon die aan de top niet kwijt. Ultieme vernedering: de Zuiderzeewerken werden gegund aan een organisatie die buiten Rijkswaterstaat om opereerde. Alhoewel, sommigen binnen Rijkswaterstaat waren er niet rouwig om. Ze vonden het project veel te riskant.
Schop
Rond 1930 ging Rijkswaterstaat op de schop. Het ging slecht met de Nederlandse economie, maar de organisatie bloeide op, mede omdat de regering haar gebruikte als werkverschaffer. Zo werden bijvoorbeeld de Afsluitdijk en het Twentekanaal deels handmatig voltooid. In 1940 kwam de uitvoering voor vijf jaar stil te liggen, maar de plannenmakerij ging gewoon door. Zokon het gebeuren dat daags voor de stormvloed van 1953 een rapport over de verdediging van Zeeland tegen het water gereed kwam.
Het hoogtepunt van de ‘technocratisch-wetenschappelijke’ periode viel in de jaren vijftig en zestig, toen Rijkswaterstaat als een staat in de staat zijn eigen beleid uitstippelde. De wetenschappelijke onderbouwing, traditiegetrouw grotendeels verzorgd door Delft, speelt een steeds belangrijker rol in de praktijk. De Oosterscheldedam, bijvoorbeeld, vergde een enorme hoeveelheid rekenwerk voordat de risico’s van falende schuiven goed ingeschat konden worden.
Toen de dam geopend werd, verkeerde Rijkswaterstaat weer in nood. Het instituut werd gezien als een allesvernietigend monster dat landschap en milieu sloopte en moest op zoek naar een nieuwe legitimering. Een identiteitscrisis dus.
,,En daar komen ze nu net uit”, constateert Lintsen monter. De net ingezette vierde periode valt wat hem betreft te kenschetsen met de woorden interactief (voor de totstandkoming van het beleid) en integraal (voor de houding ten aanzien van milieu en landschap). Na enkele decennia van concentratie op het zeegevaar werd Nederland een paar jaar geleden weer verrast door de rivieren. Daar mag Rijkswaterstaat zich nu weer op concentreren, totdat de stijging van de zeespiegel de blik weer in de andere richting zal dwingen.
Diverse auteurs, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, ISBN 90-288-6518-7, f. 59,90.
De staatsgreep van 1798 had voor de lage landen slechts kortstondige effecten. Op één na: een nationale organisatie, Rijkswaterstaat, moest voortaan het vaderlandse water in goede banen leiden. De TU Delft verzorgde voor het 200-jarig bestaan een lijvig geschiedenisboekwerk, dat vandaag aan de koningin wordt overhandigd.
Dik 300 bladzijden is natuurlijk absoluut onvoldoende om twee eeuwen geschiedenis van Rijkswaterstaat te boek te stellen. Prof.dr. Harry Lintsen kent zijn beperkingen. Als hoofdredacteur van het boekwerk, dat de no-nonsense titel ‘Twee eeuwen Rijkswaterstaat’ meekreeg, was hij ruim vier jaar bezig met de totstandkoming ervan.
2 Eén brugwachter kon de 96,7 ton zware stalen brug over de Merwede in tweeënhalve minuut opendraaien
Drie jaar lang werkte een viertal Delftse onderzoekers full-time aan het boven water halen van de informatie. Zij zullen op deelonderwerpen promoveren. Anderen waren weer belast met het vervaardigen van de definitieve tekst, terwijl ook het zoeken van illustraties een hoop tijd vergde. Maar goed, nu ligt er dus een fraai ogend boekwerk, het eerste dat de geschiedenis van Rijkswaterstaat beschrijft.
Een wetenschappelijk verantwoord boekwerk ook, laat Lintsen niet na te benadrukken, want het is geen mooi-weer-jubileumboek geworden. ,,We zijn geen enkel problematisch punt uit de weg gegaan. Ook de recente crisis hebben we uitvoerig beschreven, hoewel veel betrokkenen nog in leven zijn. Rijkswaterstaat heeft ons onze gang laten gaan, zodat we onze wetenschappelijke integriteit volledig hebben kunnen handhaven. Anders was het ook niet doorgegaan, natuurlijk. Wat dat betreft kan ik dit boek ten voorbeeld houden aan Philips-Natlab en DSM-research, waarover boeken in de pijplijn zitten.”
3 Tot 1950 was het verkeer langs de autosnelwegen drukker dan erlangs
Vaart
De geschiedenis van Rijkswaterstaat valt volgens Lintsen en de zijnen uiteen in drie perioden van bloei en verval. De eerste liep van de oprichting tot 1850. Het begin was wankel. De oprichting vond plaats onder de Bataafsche Republiek, toen unitaristen de overhand haden over de federalisten, die meer autonomie voor de provincies wilden.
,,In de achttiende eeuw had een dertiental grote overstromingen van de rivieren grote schade aangericht”, vertelt Lintsen. ,,Desondanks was het niet gelukt een landelijke organisatie op poten te zetten. De waterschappen en provincies wilden zeggenschap over hun eigen grondgebied houden.”
Vanaf 1813 zat koning Willem I op de troon. Zijn ambitie: Nederland opstoten in de vaart der volken. Rijkswaterstaatspeelde een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de infrastructuur (wegen en kanalen) die daarvoor nodig was. Er bleef weliswaar gesteggel over welke projecten van ‘nationaal belang’ waren en welke tot het provinciale domein behoorden, maar nu ontstond in elk geval een nationale kennisstructuur. Na 1830, toen België zich afscheidde, leidde dezelfde Willem I een periode van verval in bij Rijkswaterstaat. Zijn militair-politieke ambities kregen namelijk voorrang, waardoor de geldkraan dichtging.
,,Die eerste periode hebben we de aristocratisch-ambachtelijke genoemd”, zegt Lintsen. ,,Aristocratisch vanwege de inbreng van Willem I, ambachtelijk omdat ervaring bepaalde hoe werken werden uitgevoerd. Ingenieurs kregen weliswaar al een op wiskundige leest geschoeide opleiding, maar het nut daarvan in de praktijk was nihil.”
4 Een stelsel van dammen en stuwen zorgt voor de waterverdeling in Nederland
Staal en beton
De liberale revolutie van 1848 vormde de aanzet voor nieuw elan bij Rijkswaterstaat. Ondanks de beperkte financiële middelen werden de grote rivieren dan eindelijk aangepakt. De Nieuwe Merwede zorgde ervoor dat veel Rijnwater uiteindelijk via de Biesbosch de Noordzee bereikte, terwijl van de Waal een gelijkmatige, bevaarbare rivier gemaakt werd. De Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal brachten de havens van Rotterdam en Amsterdam tot bloei. Bij de expansie van de spoorwegen was Rijkswaterstaat formeel niet maar in de praktijk wel degelijk betrokken.
De ‘democratisch-mechanische’ periode is democratisch (de gemiddelde tijd tussen voornemen en eerste paal schoot omhoog van gemiddeld zeven naar veertien jaar), terwijl de technologie gekenmerkt werd door de industriële revolutie. Het uitbaggeren van rivieren en kanalen was ondenkbaar geweest zonder de stoombaggermolen. Helemaal zonder weerstand ging dat niet. Ingenieur H.F. Fijnje kocht in de jaren 1830 een stuk grond in het Land van Maas en Waal om zo toegang te krijgen tot vergaderingen van het polderbestuur, zodat hij zijn plan voor een stoomgemaal kon doordrukken.
Rond 1900 kwamen ook staal en beton als bouwmaterialen opzetten. Met name bruggen werden ermee gebouwd. Tegen die tijd was echter al een nieuwe periode van verval ingetreden. Rijkswaterstaat verviel tot een moloch met ruziënde bestuurders. Het middenkader ontwikkelde wel ideeën, maar kon die aan de top niet kwijt. Ultieme vernedering: de Zuiderzeewerken werden gegund aan een organisatie die buiten Rijkswaterstaat om opereerde. Alhoewel, sommigen binnen Rijkswaterstaat waren er niet rouwig om. Ze vonden het project veel te riskant.
Schop
Rond 1930 ging Rijkswaterstaat op de schop. Het ging slecht met de Nederlandse economie, maar de organisatie bloeide op, mede omdat de regering haar gebruikte als werkverschaffer. Zo werden bijvoorbeeld de Afsluitdijk en het Twentekanaal deels handmatig voltooid. In 1940 kwam de uitvoering voor vijf jaar stil te liggen, maar de plannenmakerij ging gewoon door. Zokon het gebeuren dat daags voor de stormvloed van 1953 een rapport over de verdediging van Zeeland tegen het water gereed kwam.
Het hoogtepunt van de ‘technocratisch-wetenschappelijke’ periode viel in de jaren vijftig en zestig, toen Rijkswaterstaat als een staat in de staat zijn eigen beleid uitstippelde. De wetenschappelijke onderbouwing, traditiegetrouw grotendeels verzorgd door Delft, speelt een steeds belangrijker rol in de praktijk. De Oosterscheldedam, bijvoorbeeld, vergde een enorme hoeveelheid rekenwerk voordat de risico’s van falende schuiven goed ingeschat konden worden.
Toen de dam geopend werd, verkeerde Rijkswaterstaat weer in nood. Het instituut werd gezien als een allesvernietigend monster dat landschap en milieu sloopte en moest op zoek naar een nieuwe legitimering. Een identiteitscrisis dus.
,,En daar komen ze nu net uit”, constateert Lintsen monter. De net ingezette vierde periode valt wat hem betreft te kenschetsen met de woorden interactief (voor de totstandkoming van het beleid) en integraal (voor de houding ten aanzien van milieu en landschap). Na enkele decennia van concentratie op het zeegevaar werd Nederland een paar jaar geleden weer verrast door de rivieren. Daar mag Rijkswaterstaat zich nu weer op concentreren, totdat de stijging van de zeespiegel de blik weer in de andere richting zal dwingen.
Diverse auteurs, Twee eeuwen Rijkswaterstaat, Europese Bibliotheek, Zaltbommel, ISBN 90-288-6518-7, f. 59,90.
Comments are closed.