Wie de laatste 26 jaar Molstraat 31 heeft bezocht, kon daar onder de bewoners slechts leden van de Delftse Studenten Rugby-Club (DSR-C) aantreffen. De huidige bewoners zijn daar geen uitzondering op.
Robert Bierens, Marten van der Tempel, Kees van Pelt en Bart Bink wonen nu zo’n drie jaar in deze samenstelling in het ook wel als ‘Molsteyn’ en in mindere mate als ‘Delfts Rugbyhuis’ bekend staande pand.
Over één ding zijn de vier heren het met iedere bezoeker onmiddellijk eens: Het is niet het meest comfortabele gebouw van Delft. ,,Wat wil je”, claimt Van der Tempel, ,,als je in het oudste gebouw van de stad woont.” Volgens de bewoners dateert het gebouw uit 1531.
Op zolder hangt een dik touw aan één van de steunbalken. Bierens legt dat uit: ,,Dat is voor mensen die bang zijn dat de vloer ineens onder hen vandaan verdwijnt.”
Van der Tempel lacht: ,,Iedere nieuwe bewoner is een maand lang verkouden vanwege het vochtgehalte, maar daarna zijn ze dan ook resistent tegen iedere denkbare lichamelijke aandoening.”
Volgens Van der Tempel moet je ‘wel een klein beetje gek’ zijn om hier te wonen. ,,Maar dan heb je wel de juiste mentaliteit voor een goede rugbyer.”
Het huis is inderdaad een ‘tikje’ aan de krakkemikkige kant. Alle reparaties die er in de loop der tijd zijn verricht, worden bijgehouden in het Kasboek. Daardoor kan er uit het kasboek een behoorlijk stuk van de geschiedenis van het huishouden worden afgeleid. ,,We hebben hier zo ongeveer een tweemaandelijks abonnement op de riooldienst. Als de douche verstopt zit, is ook de wc onbruikbaar. Af en toe zijn er in het verleden pogingen gedaan om eigenhandig dingen te verhelpen. Sommige gevolgen daarvan zijn nog altijd zichtbaar”, wijst Bink naar een bepaalde plaats in de kamer.
Ook het dak is regelmatig lek. Van Pelt: ,,De pogingen om dakpannen weer op de goede plaats te krijgen, hadden meestal een averechts effect, dus nu hanteren we de stelling dat als wij het dak met rust laten, dan laat het dak ons ook wel met rust.”
Baron
Prominent aanwezig in de huiselijke sfeer is het huisoudste wezen. Baron Kees Koos de Tweede van Rusthuis tot Molsteyn drentelt rustig door de kamer en de rest van het huis en laat zich daarbij door niets of niemand storen. De kat woont hier nu zo’n negen jaar en verslaat daarmee ruim de andere bewoners, van wie de langstwonende Van der Tempel er nu vijf jaar op heeft zitten. Bink: ,,Alle brief- en ansichtkaarten die naar Molstraat 31 worden gestuurd dienen dan ook aan Kees Koos II te worden gericht, anders gaan ze linea recta retour afzender.”
Van der Tempel weet over de voorganger van de huidige baron, Kees Koos I, te melden dat die onder de koelkast is begraven.De kat is op allerlei manieren in staat om het huis in en uit te lopen, van het simpele gat onder in de voordeur tot de complete stellage die via de keuken en een gat in het dak naar het ‘dakterras’ aan de achterkant leidt. Buiten kan hij bij de poesjes geen kwaad. In het al genoemde kasboek is een bedrag van acht gulden en veertig cent opgeschreven voor het ‘helpen’ van de kat. ,,Dat is indertijd toch maar uitbesteed”, aldus Bierens.
Prestatie
Hoe hard je het ook probeert, je zult er bij deze vier heren niet gauw aan ontkomen dat het gesprek op het spelletje met de ovale bal komt. Bierens, die tevens wedstrijdsecretaris van DSR-C is, zegt: ,,Wij zijn de oudste rugbyclub van Nederland en de rugbybond is ook opgericht door Delftenaren. Mede daardoor zijn wij hier zo ongeveer het zenuwcentrum van rugbyspelend Nederland. Als iemand niet weet waar hij moet zijn, dan belt de persoon in kwestie nog wel eens hierheen.”
Van Pelt, samen met Van Der Tempel eerste-teamspeler en sinds dit jaar international, vertelt: ,,We hebben hier in Delft altijd op het hoogste niveau meegedaan. Dat mag best een redelijke prestatie genoemd worden, omdat we in tegenstelling tot burgerclubs een relatief grote doorstroom van spelers hebben. Onze trainer, een voormalige bondscoach, heeft daar een zeer groot aandeel in.”
Dat het competitieresultaat vorig jaar (vierde) een beetje tegenviel, verklaren de sporters als volgt: ,,Het ging gewoon even niet. Maar dit jaar verwachten we weer bovenin mee te doen.”
Traditie
Aangezien binnen afzienbare tijd twee van de vier huisgenoten zullen afstuderen en daardoor ook twee plaatsen in huis vrij komen (huur: slechts 25 gulden per maand), rijst de vraag hoe verse rugbyers terecht komen in Molsteyn. De traditie van de laatste kwarteeuw eist dat nieuwe bewoners ook lid zijn van DSR-C. Van Pelt merkt daarover op: ,,Dat beperkt het aantal gegadigden wel tot een select groepje.”
Bierens vult aan: ,,We houden hier geen instemmingen of zo. Als er iemand weggaat, dan wordt er iemand die we al op het oog hadden gevraagd of hij bereid is om ons huishouden te versterken. Tot nog toe heeft er nog nooit iemand geweigerd, mede omdat het als een eer beschouwd wordt om gevraagd te worden.”
De bewoners van ‘Molsteyn’: ,,We hebben hier in Delft altijd op het hoogste niveau meegedaan”
Wie de laatste 26 jaar Molstraat 31 heeft bezocht, kon daar onder de bewoners slechts leden van de Delftse Studenten Rugby-Club (DSR-C) aantreffen. De huidige bewoners zijn daar geen uitzondering op. Robert Bierens, Marten van der Tempel, Kees van Pelt en Bart Bink wonen nu zo’n drie jaar in deze samenstelling in het ook wel als ‘Molsteyn’ en in mindere mate als ‘Delfts Rugbyhuis’ bekend staande pand.
Over één ding zijn de vier heren het met iedere bezoeker onmiddellijk eens: Het is niet het meest comfortabele gebouw van Delft. ,,Wat wil je”, claimt Van der Tempel, ,,als je in het oudste gebouw van de stad woont.” Volgens de bewoners dateert het gebouw uit 1531.
Op zolder hangt een dik touw aan één van de steunbalken. Bierens legt dat uit: ,,Dat is voor mensen die bang zijn dat de vloer ineens onder hen vandaan verdwijnt.”
Van der Tempel lacht: ,,Iedere nieuwe bewoner is een maand lang verkouden vanwege het vochtgehalte, maar daarna zijn ze dan ook resistent tegen iedere denkbare lichamelijke aandoening.”
Volgens Van der Tempel moet je ‘wel een klein beetje gek’ zijn om hier te wonen. ,,Maar dan heb je wel de juiste mentaliteit voor een goede rugbyer.”
Het huis is inderdaad een ‘tikje’ aan de krakkemikkige kant. Alle reparaties die er in de loop der tijd zijn verricht, worden bijgehouden in het Kasboek. Daardoor kan er uit het kasboek een behoorlijk stuk van de geschiedenis van het huishouden worden afgeleid. ,,We hebben hier zo ongeveer een tweemaandelijks abonnement op de riooldienst. Als de douche verstopt zit, is ook de wc onbruikbaar. Af en toe zijn er in het verleden pogingen gedaan om eigenhandig dingen te verhelpen. Sommige gevolgen daarvan zijn nog altijd zichtbaar”, wijst Bink naar een bepaalde plaats in de kamer.
Ook het dak is regelmatig lek. Van Pelt: ,,De pogingen om dakpannen weer op de goede plaats te krijgen, hadden meestal een averechts effect, dus nu hanteren we de stelling dat als wij het dak met rust laten, dan laat het dak ons ook wel met rust.”
Baron
Prominent aanwezig in de huiselijke sfeer is het huisoudste wezen. Baron Kees Koos de Tweede van Rusthuis tot Molsteyn drentelt rustig door de kamer en de rest van het huis en laat zich daarbij door niets of niemand storen. De kat woont hier nu zo’n negen jaar en verslaat daarmee ruim de andere bewoners, van wie de langstwonende Van der Tempel er nu vijf jaar op heeft zitten. Bink: ,,Alle brief- en ansichtkaarten die naar Molstraat 31 worden gestuurd dienen dan ook aan Kees Koos II te worden gericht, anders gaan ze linea recta retour afzender.”
Van der Tempel weet over de voorganger van de huidige baron, Kees Koos I, te melden dat die onder de koelkast is begraven.De kat is op allerlei manieren in staat om het huis in en uit te lopen, van het simpele gat onder in de voordeur tot de complete stellage die via de keuken en een gat in het dak naar het ‘dakterras’ aan de achterkant leidt. Buiten kan hij bij de poesjes geen kwaad. In het al genoemde kasboek is een bedrag van acht gulden en veertig cent opgeschreven voor het ‘helpen’ van de kat. ,,Dat is indertijd toch maar uitbesteed”, aldus Bierens.
Prestatie
Hoe hard je het ook probeert, je zult er bij deze vier heren niet gauw aan ontkomen dat het gesprek op het spelletje met de ovale bal komt. Bierens, die tevens wedstrijdsecretaris van DSR-C is, zegt: ,,Wij zijn de oudste rugbyclub van Nederland en de rugbybond is ook opgericht door Delftenaren. Mede daardoor zijn wij hier zo ongeveer het zenuwcentrum van rugbyspelend Nederland. Als iemand niet weet waar hij moet zijn, dan belt de persoon in kwestie nog wel eens hierheen.”
Van Pelt, samen met Van Der Tempel eerste-teamspeler en sinds dit jaar international, vertelt: ,,We hebben hier in Delft altijd op het hoogste niveau meegedaan. Dat mag best een redelijke prestatie genoemd worden, omdat we in tegenstelling tot burgerclubs een relatief grote doorstroom van spelers hebben. Onze trainer, een voormalige bondscoach, heeft daar een zeer groot aandeel in.”
Dat het competitieresultaat vorig jaar (vierde) een beetje tegenviel, verklaren de sporters als volgt: ,,Het ging gewoon even niet. Maar dit jaar verwachten we weer bovenin mee te doen.”
Traditie
Aangezien binnen afzienbare tijd twee van de vier huisgenoten zullen afstuderen en daardoor ook twee plaatsen in huis vrij komen (huur: slechts 25 gulden per maand), rijst de vraag hoe verse rugbyers terecht komen in Molsteyn. De traditie van de laatste kwarteeuw eist dat nieuwe bewoners ook lid zijn van DSR-C. Van Pelt merkt daarover op: ,,Dat beperkt het aantal gegadigden wel tot een select groepje.”
Bierens vult aan: ,,We houden hier geen instemmingen of zo. Als er iemand weggaat, dan wordt er iemand die we al op het oog hadden gevraagd of hij bereid is om ons huishouden te versterken. Tot nog toe heeft er nog nooit iemand geweigerd, mede omdat het als een eer beschouwd wordt om gevraagd te worden.”
De bewoners van ‘Molsteyn’: ,,We hebben hier in Delft altijd op het hoogste niveau meegedaan”
Comments are closed.