Campus

Het prestige van het MIT

In het vorige academische jaar tekende de TU Delft samenwerkingsovereenkomsten met twee Amerikaanse universiteiten: de University of Texas in Austin en de University of Michigan in Ann Arbor.

Met het Massachusetts Institute of Technology in Cambridge is een overeenkomst in de maak. Dit is het laatste van drie portretten.

Voor degenen die het niet weten: Cambridge Massachusetts, het thuis van de prestigieuze universiteiten MIT en Harvard, ligt op een kwartiertje zwemmen van Boston. Degenen die het liever droog houden kunnen ook de brug over de Charles River nemen. De brug heet Harvard Bridge, maar het zijn de gebouwen van MIT die hem imposant flankeren.

Het Massachusetts Institute of Technology werd opgericht in 1861, op instigatie van natuurkundige William Barton Rogers. De bedoeling was een nieuw type hoger onderwijs van de grond te tillen, dat moest aansluiten bij de industrialisatie van Amerika. Ongeveer dezelfde redenen dus die in Delft enige jaren daarvoor tot de oprichting van de Polytechnische School leidden. Tegenwoordig is het MIT dè technische universiteit van de wereld. Al zeven jaar lang staat het bovenaan de nationale lijst die US News & World Report jaarlijks opstelt. De School of Engineering stond in zeven van de twaalf deelgebieden op de eerste plek. De naaste achtervolgers, zij het op afstand, zijn Stanford en Berkeley, beide gevestigd nabij San Francisco.

En dit alles vindt plaats vanuit een organisatie die in veel opzichten betrekkelijk klein is. Het MIT heeft bijvoorbeeld slechts tweeduizend mannen en vrouwen wetenschappelijk personeel in dienst (maar daar zitten wel elf Nobelprijswinnaars tussen). In totaal werken er zo’n 8100 mensen bij de instelling, waaronder een eigen politiemacht. Het aantal studenten ligt rond de tienduizend. Van de ruim twintigduizend aspirant-studenten die zich jaarlijks aanmelden, wordt maar een kwart toegelaten (en de helft daarvan komt daadwerkelijk).

Die gelukkigen zijn het dus die mogen rondlopen over de campus, die zich over anderhalve kilometer uitstrekt langs de oever van Charles River – een gebied dat zo groot is dat MIT er putdeksels met eigen logo voor liet maken. Het westelijke gedeelte bestaat grotendeels uit studentenwoningen en -voorzieningen. De studentenhuizen, sommige voorzien van de Griekse letters van de bewonende fraternities, zien er nogal saai uit, net als de sportvoorzieningen.

Het kloppende hart van de campus, het Julius Adams Stratton Building (naar de elfde president van MIT), mag er echter wezen. Hier vinden de dames en heren studenten hun eigen supermarkt, stomerij, automatenhal, Burger King, andere eetgelegenheden, kapper, cd- en boekenwinkel, postkantoor en MIT-parafernalia-winkel, waar onder meer een ben-ik-een-nerd-checklist verkrijgbaar is.
Toeristen

Direct aan de overkant van Massachusetts Avenue ligt de ingang van het hoofdgebouw, een massief bouwwerk met een koepel en zuilen, zoals elke zichzelf respecterende instelling in de Verenigde Staten eruitziet (de eigenlijke hoofdingang ligt overigens elders, maar net als in Delft wordt die nauwelijks gebruikt). De centrale hal is groot en leeg, zoals het hoort, slechts af en toe bevolkt door groepjes toeristen die zich laten rondleiden. Maar buiten de centrale hal is het snel afgelopen. Lange, kale gangen met deuren en hier en daar een prikbord met briefjes voor kamers, tweedehands auto’s en Engelse les. Ook de andere gebouwen blinken niet uit door architectonische hoogstandjes. Het is vooral beton en glas, dat voor een vrij doodse atmosfeer zorgt, zeker vergeleken met het nabijgelegen Harvard (zoals een Tsjechische toeriste het uitdrukte: ,,MIT is a factory”).

De grote koepel, uit 1916, blijft dus het enige markante punt van het complex, en studenten met bijbedoelingen maken daar dankbaar gebruik van. Zo werden al eens een huis en een politie-auto van bordkarton erbovenop gebouwd. Aan de top van de MIT-studentengrappen staan echter twee andere. In 1985 slaagde student James Tetazoo erin een dienblad uit de kantine met twee borden, een beker, een vork en twee lepels binnen te smokkelen in de List Gallery, waar de opstelling onder de titel ‘No knife‘ ongemerkt opging in een tentoonstelling van moderne kunst.

En drie jaar eerder verstopten grappenmakers een weerballon met de letters MIT erop onder de grasmat voor de football ontmoeting tussen aartsvijanden Harvard en Yale. Tijdens de wedstrijd werd de ballon op afstand opgeblazen tot ze ontplofte in een wolk van talkpoeder.

Toegegeven, nerderiger kan een grap bijna niet zijn. Toch zijn de jongetjes-met-brilletjes op de campus niet oververtegenwoordigd. De universiteit doet er dan ook alles aan om geen ingenieurs met oogkleppen op te leiden. Voor het halen van de bachelor titel moeten de studenten een pakket volgen dat voor de helft uit bèta- en de andere helft uit alfa-vakken bestaat. Pas na die verplichte algemene basis in onder meer wiskunde, scheikunde, biologie, literatuur en geschiedenis mogen studenten zich specialiseren.

De undergraduates kunnen echter wel deelnemen in onderzoeksprogramma’s aan hun eigen faculteit om alvast wat aan de specialisatie te ruiken. Bovendien zijn zij in de maand januari, tijdens de Independent Acitivities Period volkomen vrij in hun vakkenkeuze. De universiteit organiseert dan honderden cursussen, van volksdansen en origami (geen studiepunten) tot Frans en relativiteitstheorie (wel punten).
Raadsel

Een officiële band tussen Delft en MIT bestaat niet, hoewel er wel de nodige contacten zijn op individueel niveau. Er staan ook altijd wel een paar tijdelijke Nederlandse studenten geregistreerd bij het International Student Office. Maar deze relaties hangen vooral op persoonlijke contacten tussen onderzoekers uit Delft en Cambridge.

Met zoveel mensen uit binnen- en buitenland die, aangeloktdoor de geur van het succes, aan de deur staat te dringen, moet MIT er uiteraard een beleid op na houden over wie wel en niet voor een toegestoken hand in aanmerking komen. Hoe dat beleid eruit ziet, blijft echter een raadsel, want hoofd corporate relations Karl Coster houdt zich schuil voor vragen.

MIT heeft echter wel een aantal internationale programma’s, die aangeven dat de universiteit houdt van een grootschalige aanpak. Het uitgebreidst is het Japan-programma, dat onder meer studenten de gelegenheid biedt een jaar in Japan door te brengen. Kleinere programma’s bestaan voor China en Duitsland. Opvallend is dat dit initiatieven van de laatste jaren zijn.

De gedachte dat het voor studenten nuttig is enige tijd in het buitenland door te brengen is kennelijk niet alleen in Austin en Ann Arbor maar ook aan MIT nieuw. Maar ja, als je jezelf de beste vindt, en anderen bevestigen dat, dan heb je natuurlijk elders ook niks te zoeken.

Christian Jongeneel

In het vorige academische jaar tekende de TU Delft samenwerkingsovereenkomsten met twee Amerikaanse universiteiten: de University of Texas in Austin en de University of Michigan in Ann Arbor. Met het Massachusetts Institute of Technology in Cambridge is een overeenkomst in de maak. Dit is het laatste van drie portretten.

Voor degenen die het niet weten: Cambridge Massachusetts, het thuis van de prestigieuze universiteiten MIT en Harvard, ligt op een kwartiertje zwemmen van Boston. Degenen die het liever droog houden kunnen ook de brug over de Charles River nemen. De brug heet Harvard Bridge, maar het zijn de gebouwen van MIT die hem imposant flankeren.

Het Massachusetts Institute of Technology werd opgericht in 1861, op instigatie van natuurkundige William Barton Rogers. De bedoeling was een nieuw type hoger onderwijs van de grond te tillen, dat moest aansluiten bij de industrialisatie van Amerika. Ongeveer dezelfde redenen dus die in Delft enige jaren daarvoor tot de oprichting van de Polytechnische School leidden. Tegenwoordig is het MIT dè technische universiteit van de wereld. Al zeven jaar lang staat het bovenaan de nationale lijst die US News & World Report jaarlijks opstelt. De School of Engineering stond in zeven van de twaalf deelgebieden op de eerste plek. De naaste achtervolgers, zij het op afstand, zijn Stanford en Berkeley, beide gevestigd nabij San Francisco.

En dit alles vindt plaats vanuit een organisatie die in veel opzichten betrekkelijk klein is. Het MIT heeft bijvoorbeeld slechts tweeduizend mannen en vrouwen wetenschappelijk personeel in dienst (maar daar zitten wel elf Nobelprijswinnaars tussen). In totaal werken er zo’n 8100 mensen bij de instelling, waaronder een eigen politiemacht. Het aantal studenten ligt rond de tienduizend. Van de ruim twintigduizend aspirant-studenten die zich jaarlijks aanmelden, wordt maar een kwart toegelaten (en de helft daarvan komt daadwerkelijk).

Die gelukkigen zijn het dus die mogen rondlopen over de campus, die zich over anderhalve kilometer uitstrekt langs de oever van Charles River – een gebied dat zo groot is dat MIT er putdeksels met eigen logo voor liet maken. Het westelijke gedeelte bestaat grotendeels uit studentenwoningen en -voorzieningen. De studentenhuizen, sommige voorzien van de Griekse letters van de bewonende fraternities, zien er nogal saai uit, net als de sportvoorzieningen.

Het kloppende hart van de campus, het Julius Adams Stratton Building (naar de elfde president van MIT), mag er echter wezen. Hier vinden de dames en heren studenten hun eigen supermarkt, stomerij, automatenhal, Burger King, andere eetgelegenheden, kapper, cd- en boekenwinkel, postkantoor en MIT-parafernalia-winkel, waar onder meer een ben-ik-een-nerd-checklist verkrijgbaar is.
Toeristen

Direct aan de overkant van Massachusetts Avenue ligt de ingang van het hoofdgebouw, een massief bouwwerk met een koepel en zuilen, zoals elke zichzelf respecterende instelling in de Verenigde Staten eruitziet (de eigenlijke hoofdingang ligt overigens elders, maar net als in Delft wordt die nauwelijks gebruikt). De centrale hal is groot en leeg, zoals het hoort, slechts af en toe bevolkt door groepjes toeristen die zich laten rondleiden. Maar buiten de centrale hal is het snel afgelopen. Lange, kale gangen met deuren en hier en daar een prikbord met briefjes voor kamers, tweedehands auto’s en Engelse les. Ook de andere gebouwen blinken niet uit door architectonische hoogstandjes. Het is vooral beton en glas, dat voor een vrij doodse atmosfeer zorgt, zeker vergeleken met het nabijgelegen Harvard (zoals een Tsjechische toeriste het uitdrukte: ,,MIT is a factory”).

De grote koepel, uit 1916, blijft dus het enige markante punt van het complex, en studenten met bijbedoelingen maken daar dankbaar gebruik van. Zo werden al eens een huis en een politie-auto van bordkarton erbovenop gebouwd. Aan de top van de MIT-studentengrappen staan echter twee andere. In 1985 slaagde student James Tetazoo erin een dienblad uit de kantine met twee borden, een beker, een vork en twee lepels binnen te smokkelen in de List Gallery, waar de opstelling onder de titel ‘No knife‘ ongemerkt opging in een tentoonstelling van moderne kunst.

En drie jaar eerder verstopten grappenmakers een weerballon met de letters MIT erop onder de grasmat voor de football ontmoeting tussen aartsvijanden Harvard en Yale. Tijdens de wedstrijd werd de ballon op afstand opgeblazen tot ze ontplofte in een wolk van talkpoeder.

Toegegeven, nerderiger kan een grap bijna niet zijn. Toch zijn de jongetjes-met-brilletjes op de campus niet oververtegenwoordigd. De universiteit doet er dan ook alles aan om geen ingenieurs met oogkleppen op te leiden. Voor het halen van de bachelor titel moeten de studenten een pakket volgen dat voor de helft uit bèta- en de andere helft uit alfa-vakken bestaat. Pas na die verplichte algemene basis in onder meer wiskunde, scheikunde, biologie, literatuur en geschiedenis mogen studenten zich specialiseren.

De undergraduates kunnen echter wel deelnemen in onderzoeksprogramma’s aan hun eigen faculteit om alvast wat aan de specialisatie te ruiken. Bovendien zijn zij in de maand januari, tijdens de Independent Acitivities Period volkomen vrij in hun vakkenkeuze. De universiteit organiseert dan honderden cursussen, van volksdansen en origami (geen studiepunten) tot Frans en relativiteitstheorie (wel punten).
Raadsel

Een officiële band tussen Delft en MIT bestaat niet, hoewel er wel de nodige contacten zijn op individueel niveau. Er staan ook altijd wel een paar tijdelijke Nederlandse studenten geregistreerd bij het International Student Office. Maar deze relaties hangen vooral op persoonlijke contacten tussen onderzoekers uit Delft en Cambridge.

Met zoveel mensen uit binnen- en buitenland die, aangeloktdoor de geur van het succes, aan de deur staat te dringen, moet MIT er uiteraard een beleid op na houden over wie wel en niet voor een toegestoken hand in aanmerking komen. Hoe dat beleid eruit ziet, blijft echter een raadsel, want hoofd corporate relations Karl Coster houdt zich schuil voor vragen.

MIT heeft echter wel een aantal internationale programma’s, die aangeven dat de universiteit houdt van een grootschalige aanpak. Het uitgebreidst is het Japan-programma, dat onder meer studenten de gelegenheid biedt een jaar in Japan door te brengen. Kleinere programma’s bestaan voor China en Duitsland. Opvallend is dat dit initiatieven van de laatste jaren zijn.

De gedachte dat het voor studenten nuttig is enige tijd in het buitenland door te brengen is kennelijk niet alleen in Austin en Ann Arbor maar ook aan MIT nieuw. Maar ja, als je jezelf de beste vindt, en anderen bevestigen dat, dan heb je natuurlijk elders ook niks te zoeken.

Christian Jongeneel

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.