Promovendi kunnen soms al ergens aan een droombaan beginnen voordat ze hun doctorstitel hebben. Het afmaken van het proefschrift in de avonduren valt echter niet altijd mee.
Zwoegen
,,Het is zwaar om naast een fulltime baan ‘s avonds nog aan je boek te gaan werken. Als je ‘s avonds thuiskomt, ben je gaar. Ik probeer er in het weekend aan te werken, maar soms wil je ook je vrienden zien. Anders word je een kluizenaar”, vertelt drs.ir. Joukje Houwing.
Tot april van dit jaar werkte Houwing aan haar promotieonderzoek bij de sectie Bioprocestechnologie van Technische Natuurwetenschappen. Sinds afgelopen mei heeft ze een baan bij Nizo-Food Research in Ede. Doctor is ze nog niet en ze verwacht dat ze dat tot ver in het komende jaar niet zal worden ook.
Houwings promotieduur van meer dan vijf jaar is niet uitzonderlijk. Integendeel, slechts veertig procent van de promovendi aan de TU Delft rondt zijn onderzoek binnen vijf jaar af. Dit bleek eerder dit jaar uit een onderzoek van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten.
Dat wil echter niet zeggen dat meer dan de helft van de Delftse promovendi daadwerkelijk meer dan vijf jaar voor zijn doctorstitel moet zwoegen. Veel promovendi vinden al snel na het aflopen van hun vierjarig contract een nieuwe baan. En dat kan het schrijven van het proefschrift flink vertragen.
Houwings onderzoek kwam traag op gang. Nadat zij een jaar ‘gezwommen’ had zonder precies te weten wat ze moest doen, verloor ze in haar tweede en derde jaar veel tijd aan een te complex probleem. Houwing: ,,Pas in het vierde jaar koos ik voor een simpeler systeem. Ook arriveerde toen pas het apparaat waarmee ik mijn scheidingsexperimenten kon doen. De eerste drie jaar hadden wel een model opgeleverd, maar geen bruikbare data. Dat is niet genoeg voor een proefschrift. Je moet een model kunnen bevestigen.”
Het vierde jaar was Houwing te druk met experimenteren om artikelen te schrijven. Toch begon ze de dag nadat haar contract aan de TU afliep met een nieuwe fulltime baan. ,,Ik kwam een half jaar voor het einde van mijn onderzoek per toeval een erg leuke vacature tegen. Ik solliciteerde naar die baan, maar zei dat ik pas een half jaar later kon komen werken. Toch kreeg ik de baan. Achteraf is mijn grote fout geweest dat ik heb gezegd dat ik al in mei kon beginnen. Ik had meer tijd moeten vragen voor het schrijven van mijn proefschrift. Maar ja, ik was bang dat ik de baan niet zou krijgen als ik om meer uitstel zou vragen. Het was echt de ideale baan.”
Jubileum
Ook ir. Eddy Olk verruilde al voor de afronding van zijn proefschrift de TU voor een andere werkgever. Olk werkt sindsoktober 1998 als system architecture designer bij Philips. Hij vindt zijn nieuwe baan verre van ideaal. ,,Het werk bevalt me niet goed, dus ik stop aan het eind van dit jaar. Ik doe het werk van drie, vier mensen. Ik mag bij Philips vrij nemen voor het schrijven van mijn proefschrift, maar de baan is zo hectisch dat ik daar amper tijd voor heb. Het schrijven komt nu vooral op de weekenden neer. Als ik in januari niet direct een nieuwe baan heb, ga ik eerst mijn proefschrift afronden. Anders wordt het onderzoek door de tijd achterhaald.”
Olk vertrok snel na het aflopen van zijn aio-contract naar Philips, omdat hij aan verandering toe was. Die behoefte bekroop hem toen hij in 1998 zijn twaalfenhalfjarige jubileum aan de TU vierde. Hij studeerde van 1985 tot 1991 elektrotechniek en was de twee jaar daarna twaio bij dezelfde faculteit. ,,Toen ik die opleiding had afgerond, kwam er bij de sectie patroonherkenning van Technische Natuurkunde een vacature vrij voor een promotieonderzoek dat precies in mijn straatje lag.”
Olk deed onderzoek naar de toepassing van parallelle computersystemen bij beeldbewerking. Het project viel onder een Europees programma dat drie jaar zou lopen. Zijn planning was om na die drie jaar zijn proefschrift te schrijven, maar dat lukte niet. Probleem was namelijk dat de Europese partners in het project lang over de richting van het onderzoek debatteerden. Daarnaast stak Olk de nodige tijd in computerklussen die slechts zijdelings met zijn project te maken hadden.
Na drie jaar had Olk toch een aardige lijst publicaties bij elkaar, maar zelf was hij nog niet tevreden. ,,Het ligt in mijn aard om altijd te bedenken wat ik nog allemaal niet onderzocht heb. Ik wilde mijn werk nog completer maken. Mijn begeleider vond dat ik moest gaan schrijven, maar er was geen strak plan. Ik zag bij anderen in de groep dat de begeleiding strakker verliep, maar ik ben niet de persoon die daarom gaat zeuren. Achteraf is dat fout geweest. Deze zomer heb ik met mijn begeleider afgesproken dat ik hem elke twee weken nieuw werk toestuur. Nu heb ik dus pas een stok achter de deur.”
Koppigheid
Drs. Ellen Moors heeft over haar begeleiding niets te klagen. Ook hoefde zij niet zoals Houwing haar vierde jaar aan het onderzoek zelf te besteden. Toch zal het ook Moors meer dan vijf jaar na het begin van haar onderzoek kosten om te promoveren.
Moors was tot eind 1998 promovenda bij de groep technology assessment van Techniek, Bestuur en Management. Ze deed ruim vier jaar onderzoek naar de introductie van duurzamere productietechnieken in de metaalindustrie.
,,Ik heb tijdens mijn onderzoek een uitgebreid onderzoek uitgevoerd bij zes Europese metaalbedrijven. Toen ik begin 1998 ging schrijven had ik een strakke planning, maar ik had erg veel cases -tachtig interviews- en secundaire literatuur. Het schrijven kostte erg veel tijd. Mijn proefschrift zal uiteindelijk een boek van driehonderd pagina’s worden.”
Moors’ begeleiders hadden op een gegeven moment wel geopperd dat ze misschien één van de door haar onderzochte metaalindustrieën moest laten vallen. Haar eigen koppigheidweerhield haar hier van. ,,Ik had genoeg redenen om zowel de zink-, staal als aluminiumindustrie te behandelen. Achteraf weet ik dat ik me had moeten beperken.”
Nog voor de afloop van haar contract tipte Moors’ begeleider haar voor een postdoc-positie in zijn groep. Om die keuze tegen alternatieven af te kunnen wegen ging Moors eerder dan ze zelf had gepland op zoek naar andere vacatures. Ze vond in bij de Technische Universiteit Twente een postdoc-plaats die haar meer trok dan de Delftse.
,,Ik werk nu vier dagen, dus ik heb een dag per week voor mijn proefschrift. Toch valt het vaak tegen om op vrijdag weer over te schakelen naar mijn promotiewerk. Aan de ander kant helpt mijn nieuwe baan ook bij het schrijven. Het relativeert het proefschrift. Dat zie ik nu niet meer als mijn levenswerk. Daarnaast ben ik als postdoc aangesteld, dus ik word gestimuleerd om mijn proefschrift snel af te ronden.”
Moors heeft het einde in zicht. ,,In januari wil ik mijn conceptversie afhebben. Een mooi begin van het nieuwe millennium, want het proefschrift is toch wel een blok aan mijn been.”
Zwoegen
,,Het is zwaar om naast een fulltime baan ‘s avonds nog aan je boek te gaan werken. Als je ‘s avonds thuiskomt, ben je gaar. Ik probeer er in het weekend aan te werken, maar soms wil je ook je vrienden zien. Anders word je een kluizenaar”, vertelt drs.ir. Joukje Houwing.
Tot april van dit jaar werkte Houwing aan haar promotieonderzoek bij de sectie Bioprocestechnologie van Technische Natuurwetenschappen. Sinds afgelopen mei heeft ze een baan bij Nizo-Food Research in Ede. Doctor is ze nog niet en ze verwacht dat ze dat tot ver in het komende jaar niet zal worden ook.
Houwings promotieduur van meer dan vijf jaar is niet uitzonderlijk. Integendeel, slechts veertig procent van de promovendi aan de TU Delft rondt zijn onderzoek binnen vijf jaar af. Dit bleek eerder dit jaar uit een onderzoek van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten.
Dat wil echter niet zeggen dat meer dan de helft van de Delftse promovendi daadwerkelijk meer dan vijf jaar voor zijn doctorstitel moet zwoegen. Veel promovendi vinden al snel na het aflopen van hun vierjarig contract een nieuwe baan. En dat kan het schrijven van het proefschrift flink vertragen.
Houwings onderzoek kwam traag op gang. Nadat zij een jaar ‘gezwommen’ had zonder precies te weten wat ze moest doen, verloor ze in haar tweede en derde jaar veel tijd aan een te complex probleem. Houwing: ,,Pas in het vierde jaar koos ik voor een simpeler systeem. Ook arriveerde toen pas het apparaat waarmee ik mijn scheidingsexperimenten kon doen. De eerste drie jaar hadden wel een model opgeleverd, maar geen bruikbare data. Dat is niet genoeg voor een proefschrift. Je moet een model kunnen bevestigen.”
Het vierde jaar was Houwing te druk met experimenteren om artikelen te schrijven. Toch begon ze de dag nadat haar contract aan de TU afliep met een nieuwe fulltime baan. ,,Ik kwam een half jaar voor het einde van mijn onderzoek per toeval een erg leuke vacature tegen. Ik solliciteerde naar die baan, maar zei dat ik pas een half jaar later kon komen werken. Toch kreeg ik de baan. Achteraf is mijn grote fout geweest dat ik heb gezegd dat ik al in mei kon beginnen. Ik had meer tijd moeten vragen voor het schrijven van mijn proefschrift. Maar ja, ik was bang dat ik de baan niet zou krijgen als ik om meer uitstel zou vragen. Het was echt de ideale baan.”
Jubileum
Ook ir. Eddy Olk verruilde al voor de afronding van zijn proefschrift de TU voor een andere werkgever. Olk werkt sindsoktober 1998 als system architecture designer bij Philips. Hij vindt zijn nieuwe baan verre van ideaal. ,,Het werk bevalt me niet goed, dus ik stop aan het eind van dit jaar. Ik doe het werk van drie, vier mensen. Ik mag bij Philips vrij nemen voor het schrijven van mijn proefschrift, maar de baan is zo hectisch dat ik daar amper tijd voor heb. Het schrijven komt nu vooral op de weekenden neer. Als ik in januari niet direct een nieuwe baan heb, ga ik eerst mijn proefschrift afronden. Anders wordt het onderzoek door de tijd achterhaald.”
Olk vertrok snel na het aflopen van zijn aio-contract naar Philips, omdat hij aan verandering toe was. Die behoefte bekroop hem toen hij in 1998 zijn twaalfenhalfjarige jubileum aan de TU vierde. Hij studeerde van 1985 tot 1991 elektrotechniek en was de twee jaar daarna twaio bij dezelfde faculteit. ,,Toen ik die opleiding had afgerond, kwam er bij de sectie patroonherkenning van Technische Natuurkunde een vacature vrij voor een promotieonderzoek dat precies in mijn straatje lag.”
Olk deed onderzoek naar de toepassing van parallelle computersystemen bij beeldbewerking. Het project viel onder een Europees programma dat drie jaar zou lopen. Zijn planning was om na die drie jaar zijn proefschrift te schrijven, maar dat lukte niet. Probleem was namelijk dat de Europese partners in het project lang over de richting van het onderzoek debatteerden. Daarnaast stak Olk de nodige tijd in computerklussen die slechts zijdelings met zijn project te maken hadden.
Na drie jaar had Olk toch een aardige lijst publicaties bij elkaar, maar zelf was hij nog niet tevreden. ,,Het ligt in mijn aard om altijd te bedenken wat ik nog allemaal niet onderzocht heb. Ik wilde mijn werk nog completer maken. Mijn begeleider vond dat ik moest gaan schrijven, maar er was geen strak plan. Ik zag bij anderen in de groep dat de begeleiding strakker verliep, maar ik ben niet de persoon die daarom gaat zeuren. Achteraf is dat fout geweest. Deze zomer heb ik met mijn begeleider afgesproken dat ik hem elke twee weken nieuw werk toestuur. Nu heb ik dus pas een stok achter de deur.”
Koppigheid
Drs. Ellen Moors heeft over haar begeleiding niets te klagen. Ook hoefde zij niet zoals Houwing haar vierde jaar aan het onderzoek zelf te besteden. Toch zal het ook Moors meer dan vijf jaar na het begin van haar onderzoek kosten om te promoveren.
Moors was tot eind 1998 promovenda bij de groep technology assessment van Techniek, Bestuur en Management. Ze deed ruim vier jaar onderzoek naar de introductie van duurzamere productietechnieken in de metaalindustrie.
,,Ik heb tijdens mijn onderzoek een uitgebreid onderzoek uitgevoerd bij zes Europese metaalbedrijven. Toen ik begin 1998 ging schrijven had ik een strakke planning, maar ik had erg veel cases -tachtig interviews- en secundaire literatuur. Het schrijven kostte erg veel tijd. Mijn proefschrift zal uiteindelijk een boek van driehonderd pagina’s worden.”
Moors’ begeleiders hadden op een gegeven moment wel geopperd dat ze misschien één van de door haar onderzochte metaalindustrieën moest laten vallen. Haar eigen koppigheidweerhield haar hier van. ,,Ik had genoeg redenen om zowel de zink-, staal als aluminiumindustrie te behandelen. Achteraf weet ik dat ik me had moeten beperken.”
Nog voor de afloop van haar contract tipte Moors’ begeleider haar voor een postdoc-positie in zijn groep. Om die keuze tegen alternatieven af te kunnen wegen ging Moors eerder dan ze zelf had gepland op zoek naar andere vacatures. Ze vond in bij de Technische Universiteit Twente een postdoc-plaats die haar meer trok dan de Delftse.
,,Ik werk nu vier dagen, dus ik heb een dag per week voor mijn proefschrift. Toch valt het vaak tegen om op vrijdag weer over te schakelen naar mijn promotiewerk. Aan de ander kant helpt mijn nieuwe baan ook bij het schrijven. Het relativeert het proefschrift. Dat zie ik nu niet meer als mijn levenswerk. Daarnaast ben ik als postdoc aangesteld, dus ik word gestimuleerd om mijn proefschrift snel af te ronden.”
Moors heeft het einde in zicht. ,,In januari wil ik mijn conceptversie afhebben. Een mooi begin van het nieuwe millennium, want het proefschrift is toch wel een blok aan mijn been.”
,,Het is zwaar om naast een fulltime baan ‘s avonds nog aan je boek te gaan werken. Als je ‘s avonds thuiskomt, ben je gaar. Ik probeer er in het weekend aan te werken, maar soms wil je ook je vrienden zien. Anders word je een kluizenaar”, vertelt drs.ir. Joukje Houwing.
Tot april van dit jaar werkte Houwing aan haar promotieonderzoek bij de sectie Bioprocestechnologie van Technische Natuurwetenschappen. Sinds afgelopen mei heeft ze een baan bij Nizo-Food Research in Ede. Doctor is ze nog niet en ze verwacht dat ze dat tot ver in het komende jaar niet zal worden ook.
Houwings promotieduur van meer dan vijf jaar is niet uitzonderlijk. Integendeel, slechts veertig procent van de promovendi aan de TU Delft rondt zijn onderzoek binnen vijf jaar af. Dit bleek eerder dit jaar uit een onderzoek van de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten.
Dat wil echter niet zeggen dat meer dan de helft van de Delftse promovendi daadwerkelijk meer dan vijf jaar voor zijn doctorstitel moet zwoegen. Veel promovendi vinden al snel na het aflopen van hun vierjarig contract een nieuwe baan. En dat kan het schrijven van het proefschrift flink vertragen.
‘Ik was bang dat ik de baan niet zou krijgen’
Houwings onderzoek kwam traag op gang. Nadat zij een jaar ‘gezwommen’ had zonder precies te weten wat ze moest doen, verloor ze in haar tweede en derde jaar veel tijd aan een te complex probleem. Houwing: ,,Pas in het vierde jaar koos ik voor een simpeler systeem. Ook arriveerde toen pas het apparaat waarmee ik mijn scheidingsexperimenten kon doen. De eerste drie jaar hadden wel een model opgeleverd, maar geen bruikbare data. Dat is niet genoeg voor een proefschrift. Je moet een model kunnen bevestigen.”
Het vierde jaar was Houwing te druk met experimenteren om artikelen te schrijven. Toch begon ze de dag nadat haar contract aan de TU afliep met een nieuwe fulltime baan. ,,Ik kwam een half jaar voor het einde van mijn onderzoek per toeval een erg leuke vacature tegen. Ik solliciteerde naar die baan, maar zei dat ik pas een half jaar later kon komen werken. Toch kreeg ik de baan. Achteraf is mijn grote fout geweest dat ik heb gezegd dat ik al in mei kon beginnen. Ik had meer tijd moeten vragen voor het schrijven van mijn proefschrift. Maar ja, ik was bang dat ik de baan niet zou krijgen als ik om meer uitstel zou vragen. Het was echt de ideale baan.”
Jubileum
Ook ir. Eddy Olk verruilde al voor de afronding van zijn proefschrift de TU voor een andere werkgever. Olk werkt sindsoktober 1998 als system architecture designer bij Philips. Hij vindt zijn nieuwe baan verre van ideaal. ,,Het werk bevalt me niet goed, dus ik stop aan het eind van dit jaar. Ik doe het werk van drie, vier mensen. Ik mag bij Philips vrij nemen voor het schrijven van mijn proefschrift, maar de baan is zo hectisch dat ik daar amper tijd voor heb. Het schrijven komt nu vooral op de weekenden neer. Als ik in januari niet direct een nieuwe baan heb, ga ik eerst mijn proefschrift afronden. Anders wordt het onderzoek door de tijd achterhaald.”
Olk vertrok snel na het aflopen van zijn aio-contract naar Philips, omdat hij aan verandering toe was. Die behoefte bekroop hem toen hij in 1998 zijn twaalfenhalfjarige jubileum aan de TU vierde. Hij studeerde van 1985 tot 1991 elektrotechniek en was de twee jaar daarna twaio bij dezelfde faculteit. ,,Toen ik die opleiding had afgerond, kwam er bij de sectie patroonherkenning van Technische Natuurkunde een vacature vrij voor een promotieonderzoek dat precies in mijn straatje lag.”
‘Ik ben niet de persoon die gaat zeuren gaat zeuren om strakkere begeleiding’
Olk deed onderzoek naar de toepassing van parallelle computersystemen bij beeldbewerking. Het project viel onder een Europees programma dat drie jaar zou lopen. Zijn planning was om na die drie jaar zijn proefschrift te schrijven, maar dat lukte niet. Probleem was namelijk dat de Europese partners in het project lang over de richting van het onderzoek debatteerden. Daarnaast stak Olk de nodige tijd in computerklussen die slechts zijdelings met zijn project te maken hadden.
Na drie jaar had Olk toch een aardige lijst publicaties bij elkaar, maar zelf was hij nog niet tevreden. ,,Het ligt in mijn aard om altijd te bedenken wat ik nog allemaal niet onderzocht heb. Ik wilde mijn werk nog completer maken. Mijn begeleider vond dat ik moest gaan schrijven, maar er was geen strak plan. Ik zag bij anderen in de groep dat de begeleiding strakker verliep, maar ik ben niet de persoon die daarom gaat zeuren. Achteraf is dat fout geweest. Deze zomer heb ik met mijn begeleider afgesproken dat ik hem elke twee weken nieuw werk toestuur. Nu heb ik dus pas een stok achter de deur.”
Koppigheid
Drs. Ellen Moors heeft over haar begeleiding niets te klagen. Ook hoefde zij niet zoals Houwing haar vierde jaar aan het onderzoek zelf te besteden. Toch zal het ook Moors meer dan vijf jaar na het begin van haar onderzoek kosten om te promoveren.
Moors was tot eind 1998 promovenda bij de groep technology assessment van Techniek, Bestuur en Management. Ze deed ruim vier jaar onderzoek naar de introductie van duurzamere productietechnieken in de metaalindustrie.
,,Ik heb tijdens mijn onderzoek een uitgebreid onderzoek uitgevoerd bij zes Europese metaalbedrijven. Toen ik begin 1998 ging schrijven had ik een strakke planning, maar ik had erg veel cases -tachtig interviews- en secundaire literatuur. Het schrijven kostte erg veel tijd. Mijn proefschrift zal uiteindelijk een boek van driehonderd pagina’s worden.”
‘Dat proefschrift is een blok aan mijn been’
Moors’ begeleiders hadden op een gegeven moment wel geopperd dat ze misschien één van de door haar onderzochte metaalindustrieën moest laten vallen. Haar eigen koppigheidweerhield haar hier van. ,,Ik had genoeg redenen om zowel de zink-, staal als aluminiumindustrie te behandelen. Achteraf weet ik dat ik me had moeten beperken.”
Nog voor de afloop van haar contract tipte Moors’ begeleider haar voor een postdoc-positie in zijn groep. Om die keuze tegen alternatieven af te kunnen wegen ging Moors eerder dan ze zelf had gepland op zoek naar andere vacatures. Ze vond in bij de Technische Universiteit Twente een postdoc-plaats die haar meer trok dan de Delftse.
,,Ik werk nu vier dagen, dus ik heb een dag per week voor mijn proefschrift. Toch valt het vaak tegen om op vrijdag weer over te schakelen naar mijn promotiewerk. Aan de ander kant helpt mijn nieuwe baan ook bij het schrijven. Het relativeert het proefschrift. Dat zie ik nu niet meer als mijn levenswerk. Daarnaast ben ik als postdoc aangesteld, dus ik word gestimuleerd om mijn proefschrift snel af te ronden.”
Moors heeft het einde in zicht. ,,In januari wil ik mijn conceptversie afhebben. Een mooi begin van het nieuwe millennium, want het proefschrift is toch wel een blok aan mijn been.”,
Comments are closed.