Campus

Het menselijk ‘ik’ is een fictie

In de Studium Generale-reeks ‘De eigenschappen van Robert Musil’ hield drs. Ingrid Paulis onlangs in het Cultureel Centrum een lezing over de invloed van de Oostenrijkse fysicus en filosoof Ernst Mach (1838-1916) op het werk van Musil.

Ingrid Paulis studeerde filosofie en Duits en is bezig te promoveren op dit onderwerp. Van haar voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Mijn lezing zal ik toespitsen op het ‘ik’-begrip van Mach. Hoewel dat in zijn werk niet echt centraal staat, neemt het bij Musil wel een belangrijke plaats in. Zijn visie op het ‘ik’ heeft Mach uitgewerkt in het voorwoord van ‘Beiträge zur Analyse der Empfindungen‘ (1886). Daarin zegt hij dat het bewustzijn geen harde, aanwijsbare kern van de persoonlijkheid is, maar een toevallige draaikolk van zintuiglijke ‘elementen’, zoals gedachten, waarnemingen en gevoelens. Het menselijk ‘ik’ is volgens hem een fictie. ,,Das Ich ist unrettbar”, schreef hij.

Musil was niet de eerste in de literaire wereld die gebruik maakte van de ideeën van Mach. Rond de eeuwwisseling hadden vertegenwoordigers van het Weense Impressionisme, waaronder Arthur Schnitzler en Hugo von Hofmannsthal, zijn ideeën ten onrechte aangewend als legitimatie van een subjectivistisch standpunt. Musil schrijft iets later over Mach dan zij. Nadat hij een studie werktuigbouwkunde en een militaire loopbaan achter de rug heeft, gaat hij naar Berlijn om filosofie te studeren. In 1908 sluit hij zijn studie af met een dissertatie over de kennistheorie van Mach.

Als Mach stelt dat de werkelijkheid bestaat uit een stroom van elementen (‘Fluß‘) waaruit de mens alleen vanuit praktisch oogpunt gedwongen is vormen te isoleren, dan is dat volgens Musil een sceptische manier van denken. In deze visie is de werkelijkheid namelijk in principe niet kenbaar, zodat hij zijn eigen positie als wetenschapper ondermijnt. In de conclusie van zijn dissertatie meent Musil dan ook het fundament van Machs kennistheorie te moeten verwerpen.
Identiteit

Het afronden van zijn dissertatie is een cruciaal moment in de ontwikkeling van Musil. Hij is nu weliswaar ook filosoof, maar hij is nog niet waar hij wilde zijn. Hij besluit om schrijver te worden. Gezien de overwegend negatieve conclusie van zijn dissertatie kunnen we ons afvragen of hij ooit nog iets heeft gedaan met de kennistheorie van Mach. Anders dan sommige onderzoekers beweren, denk ik dat hij het scepticisme van Mach bijna als een poëtisch principe in zijn werk heeft doorgevoerd.

Je kunt namelijk zeggen dat Musil bepaalde aspecten van Machsvisie op het ‘ik’, opgevat als een bundel percepties, eindeloos laat terugkomen in zijn literatuur. Hij test ze voortdurend op hun consequenties en er is iets in die visie dat hij helemaal op de spits gaat drijven. Het centrale probleem dat in zijn literatuur aan bod komt, is de vraag hoe identiteit überhaupt mogelijk is.

Deze moeilijkheid is de grondslag van de man zonder eigenschappen. Een man zonder eigenschappen is iemand die zich niet een karakter van buitenaf wil laten opleggen dat voor eens en altijd gefixeerd is. Hij is een ‘mogelijkheidsmens’ die openstaat voor ontwikkeling. De bundeling van eigenschappen is altijd tijdelijk, want de mens verandert voortdurend.

In de roman wordt de term ook omgedraaid, namelijk dat er eigenschappen bestaan zonder man. En dan komt Musil heel dicht bij de ideeën van Mach. Hij problematiseert diens subjectopvatting. Een bundel elementen zonder persoonlijke kern of organiserend centrum zal in moeilijkheden raken. Dat is ook het geval bij Ulrich, de hoofdpersoon van ‘Der Mann ohne Eigenschaften‘. Hij heeft geen betrokkenheid bij zichzelf of met de eigenschappen die hij op zich zou kunnen nemen.
Doel

Jacques Kruithof, de spreker van de vorige week, kwam met een motto uit het werk van Musil dat hem altijd was bijgebleven: ‘Nooit komt een mens verder dan wanneer hij niet weet waar hij heen gaat’ . Dit is inderdaad typisch een uitspraak van Musil. Het hele project van ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ gaat over iemand die zich niet wil laten vastleggen op een doel. Hij weet niet precies waar hij naar toe gaat en hoe hij daar kan komen. Het doel moet zich steeds opnieuw ontwikkelen. In zekere zin is dat iets positiefs.

De keerzijde daarvan is, dat als je niet weet waar je naar toe gaat, het kan gebeuren dat je geheel zonder oriëntatie bent, waardoor je stagneert of geheel verzandt. Dat is ook wat Ulrich zich op een gegeven moment als man zonder eigenschappen gaat afvragen. Het motto heeft dus twee kanten en dat hangt samen met de tweeduidigheid van ‘Eigenschaftlosigkeit‘.

Dit begrip komt ook voor in zijn ander werk. Musil wordt vaak als auteur gezien van één boek. Dat is jammer, want hij heeft meer interessante werken gepubliceerd. Zo heeft hij essays geschreven over wat volgens hem literatuur zou moeten zijn. Hierin ontwikkelt hij onder andere het idee van ‘Gestaltlosigkeit‘, waarmee hij bedoelt dat we in feite amorfe wezens zijn. De mens is niet van nature goed of slecht, hij is eigenlijk tot alles in staat, ‘von der Kritik der reiner Vernunft bis zum Menschenfresserei‘.

Ik denk dat Musil op dit punt aansluit bij Machs opvatting van het ‘ik’ als een stroom elementen zonder eigen vorm. Alhoewel hij in tegenstelling tot Mach geen vooruitgangsfilosoof was die vasthield aan de waarden van de Verlichting en ervan overtuigd was dat de mens verwikkeld was in een vooruitgangsproces. Bij hem is dat juist één van de brandende vragen. Hij is zeker niet overtuigd van een goede afloop.

Naast essays schreef Musil ook korte verhalen die hij van zijn uitgever gedwongen was uit te brengen, omdat het zo lang duurde voordat ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ uitkwam. Hij was een uiterst kritisch denker, zeker ten opzichte van zijn eigen werk. Het was hem nooit precies genoeg, zodat hij zijn manuscripten eindeloos heeft veranderd. Musil was niet iemand die veel succes had en ook niet kon leven van zijn schrijven. Hij had wel de reputatie van een belangrijk schrijver, maar kon dat niet merken aan zijn inkomsten.
Mode

De problematiek van het ‘ik’ en de ‘Eigenschaftlosigkeit‘ komen heel duidelijk naar voren in het verhaal ‘Binoculairs’, waaruit ik tot slot iets wil voorlezen. Het gaat over een man die uit het raam staart – dat gebeurt heel vaak in Musils werk – en als een naïeve waarnemer de wereld probeert te observeren. Deze persoon analyseert, ontleedt en probeert de gebruikelijke relaties tussen de dingen weg te laten. Eerst heeft hij het over de waarneming van objecten, maar daarna ook over de mensen, hun modes en hun ideologieën.

Musil zegt altijd dat onze gewoonten en de clichés in ons denken functioneren als een soort harnas. Van iets dat we er zelf in hebben gelegd maakt het een geheel, hoewel het dat eigenlijk niet is. Maar het gekke is dat we er uiteindelijk in geloven, waardoor het toch een bepaalde invloed op ons heeft. Daardoor krijgt de mens dus toch een soort identiteit die er in feite niet is. Zoiets als mode bespot hij graag, wat ook in ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ erg vaak naar voren komt. Hij schrijft bijvoorbeeld het volgende:

,,Natuurlijk hangen de vaak bespotte dwaasheden van mode daarmee samen die de mens gedurende het ene seizoen langer maken, het andere seizoen korter, hem dik maken en dun maken, de ene keer van boven breed, van onderen smal; de andere keer van boven smal, van onderen breed; die het ene jaar alles aan hem omhoog kappen en het volgend jaar alles weer bergafwaarts; die zijn haren naar voren en naar achteren, naar links en naar rechts kammen; als men al die dwaasheden zonder enige consideratie onder de loep neemt, leveren ze een verrassend klein aantal geometrische mogelijkheden op waartussen met uitzonderlijke geestdrift wordt afgewisseld zonder dat de conventie ooit geheel wordt doorbroken.

Als we ook nog trends in het denken, het voelen en het handelen in de beschouwing betrekken, want daarvoor geldt hetzelfde, dan blijkt onze geschiedenis niets anders te zijn dan een schaapskooi waarin de mensenkudde zich door het dolle heen van de ene wand naar de andere stort. En toch moedwillig volgen wij ondertussen onze leiders die eigenlijk zelf ook niet anders doen dan ontzet voortsnellen. En welk een geluk grijnst ons vanuit de spiegel niet tegemoet als we aansluiting blijken te hebben en eruit zien als iedereen en iedereen er anders uitziet dan gisteren. Waarom in hemelsnaam? Misschien zijn we er wel met recht en deugdvol dat ons karakter als los zand uit elkaar zou kunnen vallen als we het niet in een officieel goedgekeurde zak stoppen.”

Bewerking: Mannus van der Laan

In de Studium Generale-reeks ‘De eigenschappen van Robert Musil’ hield drs. Ingrid Paulis onlangs in het Cultureel Centrum een lezing over de invloed van de Oostenrijkse fysicus en filosoof Ernst Mach (1838-1916) op het werk van Musil. Ingrid Paulis studeerde filosofie en Duits en is bezig te promoveren op dit onderwerp. Van haar voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Mijn lezing zal ik toespitsen op het ‘ik’-begrip van Mach. Hoewel dat in zijn werk niet echt centraal staat, neemt het bij Musil wel een belangrijke plaats in. Zijn visie op het ‘ik’ heeft Mach uitgewerkt in het voorwoord van ‘Beiträge zur Analyse der Empfindungen‘ (1886). Daarin zegt hij dat het bewustzijn geen harde, aanwijsbare kern van de persoonlijkheid is, maar een toevallige draaikolk van zintuiglijke ‘elementen’, zoals gedachten, waarnemingen en gevoelens. Het menselijk ‘ik’ is volgens hem een fictie. ,,Das Ich ist unrettbar”, schreef hij.

Musil was niet de eerste in de literaire wereld die gebruik maakte van de ideeën van Mach. Rond de eeuwwisseling hadden vertegenwoordigers van het Weense Impressionisme, waaronder Arthur Schnitzler en Hugo von Hofmannsthal, zijn ideeën ten onrechte aangewend als legitimatie van een subjectivistisch standpunt. Musil schrijft iets later over Mach dan zij. Nadat hij een studie werktuigbouwkunde en een militaire loopbaan achter de rug heeft, gaat hij naar Berlijn om filosofie te studeren. In 1908 sluit hij zijn studie af met een dissertatie over de kennistheorie van Mach.

Als Mach stelt dat de werkelijkheid bestaat uit een stroom van elementen (‘Fluß‘) waaruit de mens alleen vanuit praktisch oogpunt gedwongen is vormen te isoleren, dan is dat volgens Musil een sceptische manier van denken. In deze visie is de werkelijkheid namelijk in principe niet kenbaar, zodat hij zijn eigen positie als wetenschapper ondermijnt. In de conclusie van zijn dissertatie meent Musil dan ook het fundament van Machs kennistheorie te moeten verwerpen.
Identiteit

Het afronden van zijn dissertatie is een cruciaal moment in de ontwikkeling van Musil. Hij is nu weliswaar ook filosoof, maar hij is nog niet waar hij wilde zijn. Hij besluit om schrijver te worden. Gezien de overwegend negatieve conclusie van zijn dissertatie kunnen we ons afvragen of hij ooit nog iets heeft gedaan met de kennistheorie van Mach. Anders dan sommige onderzoekers beweren, denk ik dat hij het scepticisme van Mach bijna als een poëtisch principe in zijn werk heeft doorgevoerd.

Je kunt namelijk zeggen dat Musil bepaalde aspecten van Machsvisie op het ‘ik’, opgevat als een bundel percepties, eindeloos laat terugkomen in zijn literatuur. Hij test ze voortdurend op hun consequenties en er is iets in die visie dat hij helemaal op de spits gaat drijven. Het centrale probleem dat in zijn literatuur aan bod komt, is de vraag hoe identiteit überhaupt mogelijk is.

Deze moeilijkheid is de grondslag van de man zonder eigenschappen. Een man zonder eigenschappen is iemand die zich niet een karakter van buitenaf wil laten opleggen dat voor eens en altijd gefixeerd is. Hij is een ‘mogelijkheidsmens’ die openstaat voor ontwikkeling. De bundeling van eigenschappen is altijd tijdelijk, want de mens verandert voortdurend.

In de roman wordt de term ook omgedraaid, namelijk dat er eigenschappen bestaan zonder man. En dan komt Musil heel dicht bij de ideeën van Mach. Hij problematiseert diens subjectopvatting. Een bundel elementen zonder persoonlijke kern of organiserend centrum zal in moeilijkheden raken. Dat is ook het geval bij Ulrich, de hoofdpersoon van ‘Der Mann ohne Eigenschaften‘. Hij heeft geen betrokkenheid bij zichzelf of met de eigenschappen die hij op zich zou kunnen nemen.
Doel

Jacques Kruithof, de spreker van de vorige week, kwam met een motto uit het werk van Musil dat hem altijd was bijgebleven: ‘Nooit komt een mens verder dan wanneer hij niet weet waar hij heen gaat’ . Dit is inderdaad typisch een uitspraak van Musil. Het hele project van ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ gaat over iemand die zich niet wil laten vastleggen op een doel. Hij weet niet precies waar hij naar toe gaat en hoe hij daar kan komen. Het doel moet zich steeds opnieuw ontwikkelen. In zekere zin is dat iets positiefs.

De keerzijde daarvan is, dat als je niet weet waar je naar toe gaat, het kan gebeuren dat je geheel zonder oriëntatie bent, waardoor je stagneert of geheel verzandt. Dat is ook wat Ulrich zich op een gegeven moment als man zonder eigenschappen gaat afvragen. Het motto heeft dus twee kanten en dat hangt samen met de tweeduidigheid van ‘Eigenschaftlosigkeit‘.

Dit begrip komt ook voor in zijn ander werk. Musil wordt vaak als auteur gezien van één boek. Dat is jammer, want hij heeft meer interessante werken gepubliceerd. Zo heeft hij essays geschreven over wat volgens hem literatuur zou moeten zijn. Hierin ontwikkelt hij onder andere het idee van ‘Gestaltlosigkeit‘, waarmee hij bedoelt dat we in feite amorfe wezens zijn. De mens is niet van nature goed of slecht, hij is eigenlijk tot alles in staat, ‘von der Kritik der reiner Vernunft bis zum Menschenfresserei‘.

Ik denk dat Musil op dit punt aansluit bij Machs opvatting van het ‘ik’ als een stroom elementen zonder eigen vorm. Alhoewel hij in tegenstelling tot Mach geen vooruitgangsfilosoof was die vasthield aan de waarden van de Verlichting en ervan overtuigd was dat de mens verwikkeld was in een vooruitgangsproces. Bij hem is dat juist één van de brandende vragen. Hij is zeker niet overtuigd van een goede afloop.

Naast essays schreef Musil ook korte verhalen die hij van zijn uitgever gedwongen was uit te brengen, omdat het zo lang duurde voordat ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ uitkwam. Hij was een uiterst kritisch denker, zeker ten opzichte van zijn eigen werk. Het was hem nooit precies genoeg, zodat hij zijn manuscripten eindeloos heeft veranderd. Musil was niet iemand die veel succes had en ook niet kon leven van zijn schrijven. Hij had wel de reputatie van een belangrijk schrijver, maar kon dat niet merken aan zijn inkomsten.
Mode

De problematiek van het ‘ik’ en de ‘Eigenschaftlosigkeit‘ komen heel duidelijk naar voren in het verhaal ‘Binoculairs’, waaruit ik tot slot iets wil voorlezen. Het gaat over een man die uit het raam staart – dat gebeurt heel vaak in Musils werk – en als een naïeve waarnemer de wereld probeert te observeren. Deze persoon analyseert, ontleedt en probeert de gebruikelijke relaties tussen de dingen weg te laten. Eerst heeft hij het over de waarneming van objecten, maar daarna ook over de mensen, hun modes en hun ideologieën.

Musil zegt altijd dat onze gewoonten en de clichés in ons denken functioneren als een soort harnas. Van iets dat we er zelf in hebben gelegd maakt het een geheel, hoewel het dat eigenlijk niet is. Maar het gekke is dat we er uiteindelijk in geloven, waardoor het toch een bepaalde invloed op ons heeft. Daardoor krijgt de mens dus toch een soort identiteit die er in feite niet is. Zoiets als mode bespot hij graag, wat ook in ‘Der Mann ohne Eigenschaften’ erg vaak naar voren komt. Hij schrijft bijvoorbeeld het volgende:

,,Natuurlijk hangen de vaak bespotte dwaasheden van mode daarmee samen die de mens gedurende het ene seizoen langer maken, het andere seizoen korter, hem dik maken en dun maken, de ene keer van boven breed, van onderen smal; de andere keer van boven smal, van onderen breed; die het ene jaar alles aan hem omhoog kappen en het volgend jaar alles weer bergafwaarts; die zijn haren naar voren en naar achteren, naar links en naar rechts kammen; als men al die dwaasheden zonder enige consideratie onder de loep neemt, leveren ze een verrassend klein aantal geometrische mogelijkheden op waartussen met uitzonderlijke geestdrift wordt afgewisseld zonder dat de conventie ooit geheel wordt doorbroken.

Als we ook nog trends in het denken, het voelen en het handelen in de beschouwing betrekken, want daarvoor geldt hetzelfde, dan blijkt onze geschiedenis niets anders te zijn dan een schaapskooi waarin de mensenkudde zich door het dolle heen van de ene wand naar de andere stort. En toch moedwillig volgen wij ondertussen onze leiders die eigenlijk zelf ook niet anders doen dan ontzet voortsnellen. En welk een geluk grijnst ons vanuit de spiegel niet tegemoet als we aansluiting blijken te hebben en eruit zien als iedereen en iedereen er anders uitziet dan gisteren. Waarom in hemelsnaam? Misschien zijn we er wel met recht en deugdvol dat ons karakter als los zand uit elkaar zou kunnen vallen als we het niet in een officieel goedgekeurde zak stoppen.”

Bewerking: Mannus van der Laan

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.