Campus

Het consumptiepatroon bepaalt ons zelfrespect

In het kader van het project ‘Kunst, techniek en vervreemding’ in het Techniek Museum hield Doortje Kal onlangs een lezing onder de titel ‘Veranderingen in het uitzicht van Sisyphus’.

Ze is preventiemedewerkster op het terrein van de sociale psychiatrie bij Riagg Haagland te Voorburg. Als publicist werkte ze onder andere mee aan de bundel ‘Het uitzicht van Sisyphus; maatschappelijke contexten van geestelijke (on)gezondheid’ (1995). Van haar voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Wat is de relatie tussen ‘kunst, techniek en vervreemding’ en psychiatrie? Ik denk dat dit met het verhaal van Sisyphus heeft te maken. Sisyphus is een mythologische figuur die slimmer is dan alle andere mensen en de dood gevangen neemt, zodat niemand meer hoeft te sterven. Als straf daarvoor moet hij van de onsterfelijke goden in de onderwereld een steen naar de top van een steile berg rollen. Telkens als hij zijn doel bereikt lijkt te hebben, duvelt de steen naar beneden, zodat hij weer van voren af moet beginnen.

Het streven van Sisyphus om de dood te slim af te zijn, kunnen we opvatten als symbool van het streven om door rationaliteit de problemen van het menselijk leven en samenleven tot een definitieve oplossing te brengen. Het gevangen nemen van de dood staat dan voor het in de ban doen van alles wat lijden, ‘niet-kunnen’ en irrationeel is. Waar therapeutische en biologische technieken ons doen geloven dat de psyche van de mens maakbaar is, beheerst dit streven naar rationaliteit ook de psychiatrie.

De mythe van Sisyphus spreekt me aan, omdat de psychiatrie volgens mij vaak met Sisyphus-arbeid bezig is. Dat is bijvoorbeeld het geval als ze probeert mensen te steunen in het herwinnen van zelfrespect, terwijl maatschappelijke ontwikkelingen dat juist ondermijnen. Denk bijvoorbeeld aan de sollicitatieplicht. Veel mensen worden gedwongen te solliciteren naar banen die er bijna niet zijn, waardoor ze veelvuldig de ervaring opdoen dat ze worden afgewezen.

Hoe is het eigenlijk gesteld met de geestelijke gezondheid in Nederland? In 1995 maakte ruim vijf procent van de bevolking gebruik van één of meerdere instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Riagg’s, poliklinieken psychiatrie en zelfstandig gevestigde psychiaters en psychotherapeuten verstrekten (zoals dat heet) ruim vijf miljoen contacten. Vergeleken met 1990 was dat meer dan een miljoen meer. Verder kent Nederland extreem veel mensen die door psychische problemen in de wao terechtkomen.
Bang

In het grote aantal uitvallers – mensen die er niet in slagen maatschappelijk ‘mee te komen’ en in feite het stempel ‘onvolwaardig’ krijgen opgedrukt – toont onze welvarende samenleving haar andere kant. Dat roept de vraag op wat dekwaliteit is van onze technologische cultuur. Zijn we dusdanig vervreemd van onszelf en van elkaar dat we naar de psycholoog of de psychiater moeten om onszelf of elkaar weer terug te vinden? Als dat zo is, is het dan alleen maar een kwestie van genoeg geld uittrekken voor de geestelijke gezondheidszorg?

In ‘Het ruimteschip dat op Oscars buik landde’ (1996) beschrijft Lauren Slater hoe cliënten in hun verhalen soms letterlijk verwijzen naar techniek. ,,Joseph is het allerbangst voor chips. Chips die de CIA in zijn hersens heeft geplant. (…) En Marie: ‘Ik leef met een afstandsbediening in mijn hoofd. Het voelt of ik geen keus heb. Iemand die ik niet kan zien drukt op een knopje en dan voel ik me beter.”’ Een paar eeuwen geleden zouden Joseph en Marie hun gevoel dat ze bestuurd of gecontroleerd worden, misschien symbolisch in de gedaante van heksen of goden hebben uitgedrukt. Deze citaten zeggen iets over de centrale plaats van de technologie in onze samenleving en hoe bedreigend deze door sommigen wordt ervaren.

Het is belangrijk dat hulpverleners maatschappelijke ontwikkelingen niet opvatten als randvoorwaarden van hun handelen, maar als essentiële bronnen voor het welzijn of on-welzijn van de cliënt. Pas als de maatschappelijke context een plaats krijgt in de hulpverlening wordt de cliënt ook als burger serieus genomen. Geestelijke gezondheidszorg die dat niet doet, laat een cultuur met rust die structuren in stand houdt waar individuen aan onderdoor gaan. Daardoor is ze medeplichtig aan het individualiseren van problemen die deels een maatschappelijke herkomst hebben.
Invloed

Net zomin de psychiatrie zich bekommert om de maatschappelijke herkomst van psychische problemen, net zomin lijken technici zich bezig te houden met de vraag wat de sociale en culturele consequenties zijn van hun arbeid. Dat geldt met name voor de moderne informatie- en communicatietechnologie. Omdat informatie-verwerking en communicatie primair geestelijke activiteiten zijn, heeft deze technologie veel invloed op het persoonlijke leven. Te weinig wordt beseft dat technologie niet alleen het resultaat is van menselijk denken en handelen, maar op zijn beurt ook het denken en handelen structureert.

De opkomst van de informatie- en communicatietechnologie heeft ook nog andere onvermoede consequenties. Alom kunnen we constateren dat er sprake is van een sterke seksualisering van onze cultuur. De media spelen daarbij een hoofdrol. Er is een overvloed aan zinnenprikkelende beelden die de meesten van ons niet kunnen realiseren. Om met de socioloog Gert Hekma te spreken: in de jaren zestig zijn wel de opvattingen over seksualiteit veranderd, maar niet de praktijken; tegenwoordig mag er veel, maar gebeurt er weinig.

Daarmee is niet gezegd dat de seksualisering van de cultuur, bij gebrek aan realiseringsmogelijkheden, tot een grotere omvang van seksueel geweld heeft geleid. Seksueel geweld en incest kwamen vroeger ook voor, maar het werd niet openbaar gemaakt of tot iets ‘normaals’ verklaard. Psychiatrische problemen worden bij veel vrouwen veroorzaakt door seksueel misbruik. Het kan tot gevolghebben dat het slachtoffer haar lichaam of een deel ervan ontkent, of zich in woede en verwarring ertegen keert. Deze vrouwen vragen zich af hoe ze verder moeten leven met een beschadigd, gevoelloos en van hunzelf vervreemd lichaam. Naast goede opvang en hulpverlening is een publieke houding die zich bekommert om de condities die zulke psychologische verwondingen mogelijk maken, voor de betrokkenen van groot belang.
Lichaam

Het geloof in de maakbaarheid van de maatschappij is vervangen door het geloof in de maakbaarheid van het lichaam en de psyche. Door toedoen van de geneeskunde worden lichamen in toenemende mate kunstmatig. Ze worden voorzien van pacemakers, hartkleppen, kunstheupen, elektronische oog- en oorimplantaten, siliconenborsten, etcetera. Lichamen kunnen middels gentherapie gemanipuleerd worden. Mensen worden techno-lichamen, cyborgen, machine-mensen. Subjectieve vertellingen over lijfelijk in de wereld zijn en pijngevoel worden tot zwijgen gebracht. Ten overstaan van de informatie die apparatuur verschaft doen verhalen van patiënten archaïsch en onbeholpen aan. Nog even en we denken en praten over lichaam en psyche als over een auto of een wasmachine.

De mens is een relationeel wezen. Misschien kun je zeggen dat de mate van zijn vervreemding omgekeerd evenredig is aan de kwaliteit van zijn communicatieve relaties. In onze cultuur vinden socialisatieprocessen en identiteitsvorming niet meer plaats in termen van religieus of ideologisch bepaalde kaders. Mensen hebben de vrijheid zich op hun eigen wijze te verhouden tot de waarden en normen die zij door de cultuur krijgen aangereikt. Maar deze vrijheid is betrekkelijk. De vrije ruimte wordt steeds meer bezet door een cultuur waarin de nadruk ligt op prestatie, consumptie en rationaliteit. We staan voortdurend bloot aan technologisch bemiddelde beelden waarin wordt gesuggereerd dat ‘een goed leven’ met deze waarden samenhangt. Voor mensen die niet door hun consumptiepatroon kunnen laten zien wat ze waard zijn, of de gevraagde prestaties niet op kunnen brengen, of bewust of onbewust de rationaliteit van de rationaliteit niet onderschrijven, leidt dit tot problemen.

Verlangen naar erkenning van individuele eigenheid, naar niet-strategische relaties, naar gelijkwaardigheid en ruimte voor verschil, staat niet op de agenda van de economisch aangestuurde technologische maatschappij. Daarvoor mogen we naar de Riagg. Maar ook de Riagg rationaliseert en heeft andere waarden niet voorradig. Herwaardering van andere dan monetaristische waarden is een urgente zaak.’

In het kader van het project ‘Kunst, techniek en vervreemding’ in het Techniek Museum hield Doortje Kal onlangs een lezing onder de titel ‘Veranderingen in het uitzicht van Sisyphus’. Ze is preventiemedewerkster op het terrein van de sociale psychiatrie bij Riagg Haagland te Voorburg. Als publicist werkte ze onder andere mee aan de bundel ‘Het uitzicht van Sisyphus; maatschappelijke contexten van geestelijke (on)gezondheid’ (1995). Van haar voordracht hieronder een ingekorte weergave.

,,Wat is de relatie tussen ‘kunst, techniek en vervreemding’ en psychiatrie? Ik denk dat dit met het verhaal van Sisyphus heeft te maken. Sisyphus is een mythologische figuur die slimmer is dan alle andere mensen en de dood gevangen neemt, zodat niemand meer hoeft te sterven. Als straf daarvoor moet hij van de onsterfelijke goden in de onderwereld een steen naar de top van een steile berg rollen. Telkens als hij zijn doel bereikt lijkt te hebben, duvelt de steen naar beneden, zodat hij weer van voren af moet beginnen.

Het streven van Sisyphus om de dood te slim af te zijn, kunnen we opvatten als symbool van het streven om door rationaliteit de problemen van het menselijk leven en samenleven tot een definitieve oplossing te brengen. Het gevangen nemen van de dood staat dan voor het in de ban doen van alles wat lijden, ‘niet-kunnen’ en irrationeel is. Waar therapeutische en biologische technieken ons doen geloven dat de psyche van de mens maakbaar is, beheerst dit streven naar rationaliteit ook de psychiatrie.

De mythe van Sisyphus spreekt me aan, omdat de psychiatrie volgens mij vaak met Sisyphus-arbeid bezig is. Dat is bijvoorbeeld het geval als ze probeert mensen te steunen in het herwinnen van zelfrespect, terwijl maatschappelijke ontwikkelingen dat juist ondermijnen. Denk bijvoorbeeld aan de sollicitatieplicht. Veel mensen worden gedwongen te solliciteren naar banen die er bijna niet zijn, waardoor ze veelvuldig de ervaring opdoen dat ze worden afgewezen.

Hoe is het eigenlijk gesteld met de geestelijke gezondheid in Nederland? In 1995 maakte ruim vijf procent van de bevolking gebruik van één of meerdere instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. Riagg’s, poliklinieken psychiatrie en zelfstandig gevestigde psychiaters en psychotherapeuten verstrekten (zoals dat heet) ruim vijf miljoen contacten. Vergeleken met 1990 was dat meer dan een miljoen meer. Verder kent Nederland extreem veel mensen die door psychische problemen in de wao terechtkomen.
Bang

In het grote aantal uitvallers – mensen die er niet in slagen maatschappelijk ‘mee te komen’ en in feite het stempel ‘onvolwaardig’ krijgen opgedrukt – toont onze welvarende samenleving haar andere kant. Dat roept de vraag op wat dekwaliteit is van onze technologische cultuur. Zijn we dusdanig vervreemd van onszelf en van elkaar dat we naar de psycholoog of de psychiater moeten om onszelf of elkaar weer terug te vinden? Als dat zo is, is het dan alleen maar een kwestie van genoeg geld uittrekken voor de geestelijke gezondheidszorg?

In ‘Het ruimteschip dat op Oscars buik landde’ (1996) beschrijft Lauren Slater hoe cliënten in hun verhalen soms letterlijk verwijzen naar techniek. ,,Joseph is het allerbangst voor chips. Chips die de CIA in zijn hersens heeft geplant. (…) En Marie: ‘Ik leef met een afstandsbediening in mijn hoofd. Het voelt of ik geen keus heb. Iemand die ik niet kan zien drukt op een knopje en dan voel ik me beter.”’ Een paar eeuwen geleden zouden Joseph en Marie hun gevoel dat ze bestuurd of gecontroleerd worden, misschien symbolisch in de gedaante van heksen of goden hebben uitgedrukt. Deze citaten zeggen iets over de centrale plaats van de technologie in onze samenleving en hoe bedreigend deze door sommigen wordt ervaren.

Het is belangrijk dat hulpverleners maatschappelijke ontwikkelingen niet opvatten als randvoorwaarden van hun handelen, maar als essentiële bronnen voor het welzijn of on-welzijn van de cliënt. Pas als de maatschappelijke context een plaats krijgt in de hulpverlening wordt de cliënt ook als burger serieus genomen. Geestelijke gezondheidszorg die dat niet doet, laat een cultuur met rust die structuren in stand houdt waar individuen aan onderdoor gaan. Daardoor is ze medeplichtig aan het individualiseren van problemen die deels een maatschappelijke herkomst hebben.
Invloed

Net zomin de psychiatrie zich bekommert om de maatschappelijke herkomst van psychische problemen, net zomin lijken technici zich bezig te houden met de vraag wat de sociale en culturele consequenties zijn van hun arbeid. Dat geldt met name voor de moderne informatie- en communicatietechnologie. Omdat informatie-verwerking en communicatie primair geestelijke activiteiten zijn, heeft deze technologie veel invloed op het persoonlijke leven. Te weinig wordt beseft dat technologie niet alleen het resultaat is van menselijk denken en handelen, maar op zijn beurt ook het denken en handelen structureert.

De opkomst van de informatie- en communicatietechnologie heeft ook nog andere onvermoede consequenties. Alom kunnen we constateren dat er sprake is van een sterke seksualisering van onze cultuur. De media spelen daarbij een hoofdrol. Er is een overvloed aan zinnenprikkelende beelden die de meesten van ons niet kunnen realiseren. Om met de socioloog Gert Hekma te spreken: in de jaren zestig zijn wel de opvattingen over seksualiteit veranderd, maar niet de praktijken; tegenwoordig mag er veel, maar gebeurt er weinig.

Daarmee is niet gezegd dat de seksualisering van de cultuur, bij gebrek aan realiseringsmogelijkheden, tot een grotere omvang van seksueel geweld heeft geleid. Seksueel geweld en incest kwamen vroeger ook voor, maar het werd niet openbaar gemaakt of tot iets ‘normaals’ verklaard. Psychiatrische problemen worden bij veel vrouwen veroorzaakt door seksueel misbruik. Het kan tot gevolghebben dat het slachtoffer haar lichaam of een deel ervan ontkent, of zich in woede en verwarring ertegen keert. Deze vrouwen vragen zich af hoe ze verder moeten leven met een beschadigd, gevoelloos en van hunzelf vervreemd lichaam. Naast goede opvang en hulpverlening is een publieke houding die zich bekommert om de condities die zulke psychologische verwondingen mogelijk maken, voor de betrokkenen van groot belang.
Lichaam

Het geloof in de maakbaarheid van de maatschappij is vervangen door het geloof in de maakbaarheid van het lichaam en de psyche. Door toedoen van de geneeskunde worden lichamen in toenemende mate kunstmatig. Ze worden voorzien van pacemakers, hartkleppen, kunstheupen, elektronische oog- en oorimplantaten, siliconenborsten, etcetera. Lichamen kunnen middels gentherapie gemanipuleerd worden. Mensen worden techno-lichamen, cyborgen, machine-mensen. Subjectieve vertellingen over lijfelijk in de wereld zijn en pijngevoel worden tot zwijgen gebracht. Ten overstaan van de informatie die apparatuur verschaft doen verhalen van patiënten archaïsch en onbeholpen aan. Nog even en we denken en praten over lichaam en psyche als over een auto of een wasmachine.

De mens is een relationeel wezen. Misschien kun je zeggen dat de mate van zijn vervreemding omgekeerd evenredig is aan de kwaliteit van zijn communicatieve relaties. In onze cultuur vinden socialisatieprocessen en identiteitsvorming niet meer plaats in termen van religieus of ideologisch bepaalde kaders. Mensen hebben de vrijheid zich op hun eigen wijze te verhouden tot de waarden en normen die zij door de cultuur krijgen aangereikt. Maar deze vrijheid is betrekkelijk. De vrije ruimte wordt steeds meer bezet door een cultuur waarin de nadruk ligt op prestatie, consumptie en rationaliteit. We staan voortdurend bloot aan technologisch bemiddelde beelden waarin wordt gesuggereerd dat ‘een goed leven’ met deze waarden samenhangt. Voor mensen die niet door hun consumptiepatroon kunnen laten zien wat ze waard zijn, of de gevraagde prestaties niet op kunnen brengen, of bewust of onbewust de rationaliteit van de rationaliteit niet onderschrijven, leidt dit tot problemen.

Verlangen naar erkenning van individuele eigenheid, naar niet-strategische relaties, naar gelijkwaardigheid en ruimte voor verschil, staat niet op de agenda van de economisch aangestuurde technologische maatschappij. Daarvoor mogen we naar de Riagg. Maar ook de Riagg rationaliseert en heeft andere waarden niet voorradig. Herwaardering van andere dan monetaristische waarden is een urgente zaak.’

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.