Jong geleerd is oud gedaan; een beetje uitvinder-slash-ontwerper doet zijn eerste vinding ‘gewoon’ in zijn jeugd. Met een beetje hulp natuurlijk, van de Willie Wortel Wedstrijd bijvoorbeeld. De winnende uitvindingen daarvan zijn nu te zien in Museum
Boerhaave in Leiden.
Techniek niet sexy? Er is een reden dat de Cansat-wedstrijd op de TU en de Willie Wortel Wedstrijd van het Leidse Technolab al jaren een groot succes zijn bij middelbare scholieren. Ja, er moeten meer leerlingen naar het technisch hoger onderwijs, maar nee, het is niet dat scholieren niet lekker gemaakt kunnen worden. Dat is natuurlijk ook juist wel dankzij dergelijke wedstrijden. Die zetten kinderen aan tot de meest aparte uitvindingen. ‘Cool brackets’ bijvoorbeeld, om je slotjesbeugel mee te pimpen. Of een ‘Allergiescan’ voor je smartphone, die de streepjescode van een product scant en je vertelt of je er al dan niet allergisch voor bent. Drie meisjes bedachten – misschien wel na een pijnlijke valpartij – een ‘Anti-wipwap’, waardoor leerlingen niet meer op hun stoel kunnen wippen. Beter voor de stoel, de vloer én de leerling. Zo zie je maar: je hoeft geen TU-opgeleide prof te zijn om met een briljant idee te komen.
In het Leidse Museum Boerhaave zijn komende maand de hoogtepunten te zien van wat middelbare scholieren tot 15 jaar uit de regio Leiden en Alphen aan den Rijn de afgelopen maanden uitvonden voor de Willie Wortel Wedstrijd. Ze werden daarin bijgestaan door stagiairs van het Technolab, die jongeren van 4 tot 15 jaar willen laten kennismaken met techniek en natuurwetenschap.
In groepjes van twee tot vier scholieren werkten de kinderen aan nuttige of nutteloze maar leuke uitvindingen – al dan niet aangespoord door school. Van de 199 uitvindingen haalden 22 de finale. Die worden hoe dan ook gerealiseerd door bedrijven, kunstenaars en mbo’s, maar uiteindelijk gingen vier teams er tijdens de finale op woensdagavond 4 april met een echte prijs vandoor: de hoofdprijs WWW-kanjer, de Publieksprijs, de Willie voor het meest creatieve idee en het Lampje voor de beste innovatie. Daarvan was bij het ter perse gaan van deze krant alleen nog de publieksprijswinnaar bekend; de enige prijs die buiten de jury (onder wie de 12-jarige Vince, die met zijn Lunch Locker winnaar werd van het tv-programma ‘Het beste idee van Nederland 2011) om ging. Kiet, Niels en Arthur ontvingen de prijs voor hun Hefboomschep, die er met een slimme hefboomconstructie voor zorgt dat je geen pijn in je rug krijgt tijdens het graven.
Dat niemand daar nou nooit eerder op was gekomen. Maar wat dacht je van een taartsnijder die – geïnspireerd op de appelsnijder – een taart in één keer in acht gelijke stukken snijdt? Of een verstelbare hockeystick, waardoor kinderen niet elk seizoen een nieuwer, langer exemplaar nodig hebben? Een op afstand bedienbaar slot voor je fiets of een remlicht voor datzelfde stalen ros?
De aantrekkingskracht van de wedstrijd op scholieren is logisch: hoe vaak krijg je de kans om onder schooltijd iets geks of leuks te bedenken, wat je vervolgens nog echt mag (laten) bouwen ook? Technolab is vooral blij met het gevolg. Met de wedstrijd is weer een flinke lading scholieren enthousiast gemaakt voor techniek. En dat is nodig, want Nederland wacht nog steeds op een goede instroom in de technieksector.
Winnaar of niet: alle 22 uitvindingen uit de finale zijn te zien in Boerhaave. En je weet maar nooit hoe dát nog een staartje krijgt: ook headhunters, talent scouts en bazen van grote bedrijven bezoeken tenslotte weleens een tentoonstelling.
In de wetenschap speelt imago een belangrijke rol. Wetenschappers doen graag alsof ze elkaar objectief beoordelen, maar in werkelijkheid leest natuurlijk geen hond alle publicaties van zijn collega’s. Het is daarom zaak om zorgvuldig een intelligent imago op te bouwen als je in aanmerking wilt komen voor allerlei subsidies, prijzen en hoogleraarsposten. Het gaat er niet om wat je weet, het gaat erom wat je lijkt te weten. Je collega’s moeten onder de indruk zijn van je, dus de juiste grondhouding is zelfverzekerd, of zelfs ronduit arrogant. Je moet vooral nooit toegeven dat je iets niet weet of begrijpt.
Een goede techniek leerde ik van cabaretier Micha Wertheim. In een briljante sketch legt hij uit hoe hij reageert als iemand vraagt wat hij van de roman Joe Speedboot vond. In plaats van te antwoorden dat hij het boek niet kent, zegt hij op hautaine toon: “Ik lees geen Nederlandse literatuur.” Zo buigt hij het niet gelezen hebben van een boek om naar iets erudiets. Zijn gesprekspartner krijgt de indruk dat Wertheim elke avond ontoegankelijke Japanse schrijvers zit te bestuderen.
Deze truc heb ik vorige week nog gebruikt op een groot wiskundig congres. Tijdens de lunch zat ik naast een vooraanstaande hoogleraar, die me enthousiast vertelde over zijn werk aan niet-lineaire differentiaalvergelijkingen. Ik knikte vriendelijk, al begreep ik geen woord van wat hij zei. Toen vroeg hij of ik misschien een oplossing kende voor een bepaald probleem met de randvoorwaarden. Ik zei laatdunkend dat ik niet aan dat soort praktische problemen werkte. Mijn tafelgenoot leek onder de indruk en ik liep snel terug naar de conferentiezaal voor hij me iets anders kon vragen. Bij de eerstvolgende lezing na de pauze was ik na een kwartier de draad kwijt. Er verscheen een grote vergelijking op het bord en ik snapte absoluut niet waar die ineens vandaan kwam. Misschien had ik iets gemist, of misschien was ik gewoon te stom om het te begrijpen. Ik wilde mijn zorgvuldig opgebouwde intelligente imago niet verpesten door in een volle zaal om meer uitleg te vragen. Maar het was ook vervelend om de rest van de voordracht niet meer te kunnen volgen. Terwijl ik twijfelde stak mijn lunchpartner zijn hand op en vroeg waar die vergelijking uit volgde.
Tijdens de koffiepauze liep ik naar hem toe en zei dat ik precies op hetzelfde moment met zijn vraag zat. “Ja”, baste hij, “Dat dacht ik al. Ik wist zelf wel waar die vergelijking vandaan kwam, maar ik vond dat de spreker het niet erg duidelijk uitlegde. Ik dacht dat er vast mensen in de zaal zaten die het niet snapten, maar te bang waren om een vraag te stellen. Dus stak ik mijn hand maar even op.”
Ik was verbluft en ging naar huis met het gevoel dat deze man echt ongelooflijk slim is. Misschien is dat niet terecht, maar het zou me in elk geval niets verbazen als hij binnenkort een Spinozapremie wint.
Ionica Smeets is TU alumnus (wiskunde), wetenschapsjournalist en onderzoeker bij Publiek Begrip van Wetenschap in Leiden.
Comments are closed.