Campus

Herman leeft!

Vorige week kwam ik Herman weer tegen, bij mijn broer. De laatste keer dat ik hem had gezien was bij mij thuis, zo’n beetje vijftien jaar geleden. Eigenlijk dacht ik dat Herman was verdwenen samen met het macrameeën, punniken, en de boomstronkschijftuintafel.

Nu was mijn broer op vakantie, en had de kat en Herman ter verzorging achtergelaten.

Herman is een gistdeeg dat je van je beste vriend krijgt % of je grootste vijand, als je niet zo verzorgend bent ingesteld. Negen dagen lange arbeid zit erin: elke dag moet je hem roeren met een houten lepel, want Herman blaast zichzelf geweldig op. Honger heeft hij ook: je moet hem suiker en meel te eten geven. En als je hem negen dagen hebt gekoesterd, moet je hem in vieren hakken, zodat je vier Hermannen krijgt – zo’n beetje als de Gremlins spontaan met zichzelf deden zodra ze nat werden, maar gelukkig heeft het nageslacht van Herman niet zo’n akelige attitude. Voor drie van de kleine Hermannetjes zoek je een goed nieuw thuis, en door de vierde doe je noten en rozijnen en je bakt hem. Een wreed einde, maar Herman reïncarneert! Ergens in zijn drie nieuwe huizen groeit hij gewoon weer op.

En dan Hermans nare trekjes. Eigenlijk is hij niets anders dan een grote, winderige kettingbrief, maar dan zonder de clausule die je voorspelt dat al je teennagels zullen uitvallen als je hem negeert. Die heeft Herman niet nodig: hij groeit boerend en windend uit zijn vorm, bedekt je tafel, en verteert zo alles wat je daar had laten liggen. Giro-afschriften, potloden, alles. Nummer twee: hij stinkt, maar % toegegeven % goeie Delftse stink. De Gist met Noordenwind.

Toch had het iets huiselijks, zo’n Herman op je werktafel. Net een echtgenoot. Heimelijk hoop ik nu op de heropleving van het yoghurtplantje, zijn tegenvoeter in zuivelland. Het is zo geruststellend: Herman Brood is dan wel dood, maar Herman Gist herrijst voor eeuwig.

Vorige week kwam ik Herman weer tegen, bij mijn broer. De laatste keer dat ik hem had gezien was bij mij thuis, zo’n beetje vijftien jaar geleden. Eigenlijk dacht ik dat Herman was verdwenen samen met het macrameeën, punniken, en de boomstronkschijftuintafel. Nu was mijn broer op vakantie, en had de kat en Herman ter verzorging achtergelaten.

Herman is een gistdeeg dat je van je beste vriend krijgt % of je grootste vijand, als je niet zo verzorgend bent ingesteld. Negen dagen lange arbeid zit erin: elke dag moet je hem roeren met een houten lepel, want Herman blaast zichzelf geweldig op. Honger heeft hij ook: je moet hem suiker en meel te eten geven. En als je hem negen dagen hebt gekoesterd, moet je hem in vieren hakken, zodat je vier Hermannen krijgt – zo’n beetje als de Gremlins spontaan met zichzelf deden zodra ze nat werden, maar gelukkig heeft het nageslacht van Herman niet zo’n akelige attitude. Voor drie van de kleine Hermannetjes zoek je een goed nieuw thuis, en door de vierde doe je noten en rozijnen en je bakt hem. Een wreed einde, maar Herman reïncarneert! Ergens in zijn drie nieuwe huizen groeit hij gewoon weer op.

En dan Hermans nare trekjes. Eigenlijk is hij niets anders dan een grote, winderige kettingbrief, maar dan zonder de clausule die je voorspelt dat al je teennagels zullen uitvallen als je hem negeert. Die heeft Herman niet nodig: hij groeit boerend en windend uit zijn vorm, bedekt je tafel, en verteert zo alles wat je daar had laten liggen. Giro-afschriften, potloden, alles. Nummer twee: hij stinkt, maar % toegegeven % goeie Delftse stink. De Gist met Noordenwind.

Toch had het iets huiselijks, zo’n Herman op je werktafel. Net een echtgenoot. Heimelijk hoop ik nu op de heropleving van het yoghurtplantje, zijn tegenvoeter in zuivelland. Het is zo geruststellend: Herman Brood is dan wel dood, maar Herman Gist herrijst voor eeuwig.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.