Zoals elke medewerker aan ons onderwijs- en onderzoeksinstituut die zo nu en dan een korte vakantie pleegt te nemen, zo laat ook ik mij bij tijd en wijle verleiden tot een kortere of langere overdenkingsperiode buiten de – eigenlijk niet meer bestaande – landsgrenzen.
Lezers die zich vaker over mijn schrijfsels hebben gebogen zullen wellicht gedachten voelen opkomen in de trant van ,,gaat die Meijer nu al weer”. Zij hebben gelijk. Het is niet de eerste keer dat ik in dit blad melding maak van een vakantie. Deze keer betreft het een retraite in de bergen om te genieten van berglucht en maagdelijke sneeuw.
Ik ga echter met een wat bekneld gemoed, en nu het woord sneeuw toch al gevallen is kan ik maar beter direct bekennen dat ik ga skiën, waarna, dit gelezen hebbende, de laatste lezer waarschijnlijk vol afschuw het papier terzijde zal werpen. Sterker nog, ik ben me er terdege van bewust dat het eigenlijk een perfide bezigheid is en schroom niet het woord milieuterrorisme (dat mij overigens ook al is toegevoegd) in de mond te nemen.
Door een milieubedervende bus, bestuurd door twee chauffeurs aan wie regelgeving aangaande rijtijdenbesluiten en dergelijke waarschijnlijk volstrekt is voorbijgegaan, laat ik me na een doorwaakte nacht afzetten bij een Frans skidorp. Iedereen die deze dorpen ooit gezien heeft, is de afstotende architectuur voor eeuwig op het netvlies gebrand. Betonnen bunkers van enorme omvang zijn lukraak over een helling gestrooid met als enig doel de vakantieganger zo dicht mogelijk bij de skiliften te laten bivakkeren.
Alsof dat nog niet genoeg is zijn de bergen zelf volstrekte woestenijen. Bomen zijn grotendeels gerooid en de overige vegetatie geeft ook ‘s zomers amper enig teken van leven. Geen wonder overigens: de hele winter denderen dertig ‘pisten-bullies’ per dag over de sneeuw om het optimaal te prepareren voor de skiënde laaglanders. Dat moet ook het sterkste Edelweiss de lust tot opkomen ontnemen. Wel zijn de hellingen opgefleurd met skiliften en gondelbanen, maar dat is toch een povere vervanging van de oorspronkelijke vegetatie.
Eenmaal op de latten (wat overigens voor mij toch al niet meevalt, aangezien mijn voeten nogal naar buiten wijzen wat een enigszins problematische stand van de ski’s veroorzaakt, moet je moeite doen om, eenmaal de piste bereikt hebbende, niet ondersteboven te worden geskied door Delftse jaarclubjes. Elk jaar sta ik weer versteld van de enorme hoeveelheden identieke windjacks die zich over de pistes bewegen. Zo op het eerste gezicht lijken het me voornamelijk Virgilianen, en ook een tweede beschouwing bevestigt dit vermoeden. Bij een linke stijl als van deze (natuurlijk voornamelijk mannelijke) types lukt het alleen maar om zonder brokken beneden te komen als je minstens debeschikking hebt over bescherming van een Heilige Maagd. Mocht deze echter zelf een keer op vakantie zijn, dan kan Virgiel volgens mij een decimering van het aantal leden tegemoet zien.
De reden waarom ik dan toch ga, ondanks geestelijke nood en fysieke risico’s, doet me het schaamrood naar de kaken stijgen: het is best wel gezellig.
Zoals elke medewerker aan ons onderwijs- en onderzoeksinstituut die zo nu en dan een korte vakantie pleegt te nemen, zo laat ook ik mij bij tijd en wijle verleiden tot een kortere of langere overdenkingsperiode buiten de – eigenlijk niet meer bestaande – landsgrenzen. Lezers die zich vaker over mijn schrijfsels hebben gebogen zullen wellicht gedachten voelen opkomen in de trant van ,,gaat die Meijer nu al weer”. Zij hebben gelijk. Het is niet de eerste keer dat ik in dit blad melding maak van een vakantie. Deze keer betreft het een retraite in de bergen om te genieten van berglucht en maagdelijke sneeuw.
Ik ga echter met een wat bekneld gemoed, en nu het woord sneeuw toch al gevallen is kan ik maar beter direct bekennen dat ik ga skiën, waarna, dit gelezen hebbende, de laatste lezer waarschijnlijk vol afschuw het papier terzijde zal werpen. Sterker nog, ik ben me er terdege van bewust dat het eigenlijk een perfide bezigheid is en schroom niet het woord milieuterrorisme (dat mij overigens ook al is toegevoegd) in de mond te nemen.
Door een milieubedervende bus, bestuurd door twee chauffeurs aan wie regelgeving aangaande rijtijdenbesluiten en dergelijke waarschijnlijk volstrekt is voorbijgegaan, laat ik me na een doorwaakte nacht afzetten bij een Frans skidorp. Iedereen die deze dorpen ooit gezien heeft, is de afstotende architectuur voor eeuwig op het netvlies gebrand. Betonnen bunkers van enorme omvang zijn lukraak over een helling gestrooid met als enig doel de vakantieganger zo dicht mogelijk bij de skiliften te laten bivakkeren.
Alsof dat nog niet genoeg is zijn de bergen zelf volstrekte woestenijen. Bomen zijn grotendeels gerooid en de overige vegetatie geeft ook ‘s zomers amper enig teken van leven. Geen wonder overigens: de hele winter denderen dertig ‘pisten-bullies’ per dag over de sneeuw om het optimaal te prepareren voor de skiënde laaglanders. Dat moet ook het sterkste Edelweiss de lust tot opkomen ontnemen. Wel zijn de hellingen opgefleurd met skiliften en gondelbanen, maar dat is toch een povere vervanging van de oorspronkelijke vegetatie.
Eenmaal op de latten (wat overigens voor mij toch al niet meevalt, aangezien mijn voeten nogal naar buiten wijzen wat een enigszins problematische stand van de ski’s veroorzaakt, moet je moeite doen om, eenmaal de piste bereikt hebbende, niet ondersteboven te worden geskied door Delftse jaarclubjes. Elk jaar sta ik weer versteld van de enorme hoeveelheden identieke windjacks die zich over de pistes bewegen. Zo op het eerste gezicht lijken het me voornamelijk Virgilianen, en ook een tweede beschouwing bevestigt dit vermoeden. Bij een linke stijl als van deze (natuurlijk voornamelijk mannelijke) types lukt het alleen maar om zonder brokken beneden te komen als je minstens debeschikking hebt over bescherming van een Heilige Maagd. Mocht deze echter zelf een keer op vakantie zijn, dan kan Virgiel volgens mij een decimering van het aantal leden tegemoet zien.
De reden waarom ik dan toch ga, ondanks geestelijke nood en fysieke risico’s, doet me het schaamrood naar de kaken stijgen: het is best wel gezellig.
Comments are closed.