Opinion

Headhunters

Ik ging zitten in een ongemakkelijke stoel aan een grote tafel. Aan de andere kant van de tafel zat de student recruiter, mr. Bredeman zelf.

Voor hem lagen enkele formulieren, achter hem hing een Minerva-bul. Hij keek van mij naar de formulieren. Ik keek van hem naar de Minerva-bul. De oorkonde hing er nogal pontificaal bij. Ik vroeg me af of hij zijn zwemdiploma’s ook ergens ingelijst had opgehangen.

Drie weken daarvoor had ik een brief gekregen van het headhunters-bureau van Bredeman. Het briefpapier was zwaar en grof. Van dat dure soort waardoor de adressering er gelijk onduidelijk en armoedig uitziet als je niet ook een bijpassende dure printer hebt, zo’n beetje als sportsokken onder een rokkostuum. ‘Persoonlijk! Aan de weledelgeboren heer Persson’, kon ik nog wel ontcijferen. Ik scheurde de envelop open. Of ik interesse had in een oriënterend gesprek. Dat leek me wel wat, en drie weken later zat ik dus in een studeerkamer van een herenhuis in Wassenaar naar de bul van mr. Bredeman te staren, de stille getuige van zijn vergane glorie.

Hij begon vragen te stellen en ik begon antwoorden te geven. Wat wil je in je werk? Wat vinden je vrienden van je? Wie gaan het maken, denk je, en waarom? Als je niet door wil naar de volgende ronde moet je eerlijk antwoorden. Als je wel door moet je antwoorden met doortastende zinnen vol ambitie, talent en sociale vaardigheden. Op elke vraag. Ga niet naar originele synoniemen zoeken, dat begrijpen ze toch niet. Bovendien raken de originele synoniemen op een gegeven moment gewoon op, meestal bij de vraag ‘Wat zijn je goede eigenschappen’, zodat je juist dan niks meer te zeggen hebt. Doe maar gewoon gewoon.

Dat is het paradoxale van de student recruitment business. Ze zoeken uitblinkers, maar wel zonder glans. Talentvolle toppers, maar wel lekker mainstream. Hoe kun je zoeken naar ‘mensen met lef’ als je zelf geen greintje durf in je donder hebt? Maar goed, lafheid is natuurlijk inherent aan deze business. Een bureau dat te vaak met te gewaagde kandidaten komt leuren bij zijn klanten (Shell, ING, DSM), wordt niet meer serieus genomen en kan opdoeken. En aan de andere kant: de èchte, uitblinkende uitblinkers, de werkelijk aparte figuren hebben ook helemaal geen headhunter nodig om carrière te maken. Een goede hoer heeft ook geen pooier nodig.

Daarbij komt dat een headhunter je mogelijkheden op de arbeidsmarkt niet vergroot maar eerder beperkt. Van alle bestaande bedrijven heeft hij er maar een klein aantal in zijn klantenbestand, en weer een klein aantal daarvan heeft op dat moment een vacature. Om zijn tienduizend (?) gulden binnen te halen wil zo’n mensenhandelaar je dus verkopen aan een bedrijf dat hoogstwaarschijnlijk niet ideaal voor je is.

– ,,Dus DSM lijkt me misschien wel wat voor jou”, besloot mr. Bredeman zijn analyse van het gesprek. DSM leek mij helemaal niks voor mij, dacht ik. Ik keek hem aan en mompelde wat. Ik kreeg de neiging om de boel om te draaien en vragen aan hem te gaan stellen. Wat zijn uw goede eigenschappen eigenlijk? Wat vinden uw vriendjes eigenlijk van u? Heeft u ooit ergensüberhaupt iets van geleerd?

Na het afscheid verliet ik het pand en liep het grindpad af. Ik wierp een laatste blik op het grote huis en bedacht me opgewekt dat ik me in elk geval geen zorgen hoefde te maken over mijn carrière. Als ik nergens terecht kan, kan ik altijd nog headhunter worden. (M.P.)

Ik ging zitten in een ongemakkelijke stoel aan een grote tafel. Aan de andere kant van de tafel zat de student recruiter, mr. Bredeman zelf. Voor hem lagen enkele formulieren, achter hem hing een Minerva-bul. Hij keek van mij naar de formulieren. Ik keek van hem naar de Minerva-bul. De oorkonde hing er nogal pontificaal bij. Ik vroeg me af of hij zijn zwemdiploma’s ook ergens ingelijst had opgehangen.

Drie weken daarvoor had ik een brief gekregen van het headhunters-bureau van Bredeman. Het briefpapier was zwaar en grof. Van dat dure soort waardoor de adressering er gelijk onduidelijk en armoedig uitziet als je niet ook een bijpassende dure printer hebt, zo’n beetje als sportsokken onder een rokkostuum. ‘Persoonlijk! Aan de weledelgeboren heer Persson’, kon ik nog wel ontcijferen. Ik scheurde de envelop open. Of ik interesse had in een oriënterend gesprek. Dat leek me wel wat, en drie weken later zat ik dus in een studeerkamer van een herenhuis in Wassenaar naar de bul van mr. Bredeman te staren, de stille getuige van zijn vergane glorie.

Hij begon vragen te stellen en ik begon antwoorden te geven. Wat wil je in je werk? Wat vinden je vrienden van je? Wie gaan het maken, denk je, en waarom? Als je niet door wil naar de volgende ronde moet je eerlijk antwoorden. Als je wel door moet je antwoorden met doortastende zinnen vol ambitie, talent en sociale vaardigheden. Op elke vraag. Ga niet naar originele synoniemen zoeken, dat begrijpen ze toch niet. Bovendien raken de originele synoniemen op een gegeven moment gewoon op, meestal bij de vraag ‘Wat zijn je goede eigenschappen’, zodat je juist dan niks meer te zeggen hebt. Doe maar gewoon gewoon.

Dat is het paradoxale van de student recruitment business. Ze zoeken uitblinkers, maar wel zonder glans. Talentvolle toppers, maar wel lekker mainstream. Hoe kun je zoeken naar ‘mensen met lef’ als je zelf geen greintje durf in je donder hebt? Maar goed, lafheid is natuurlijk inherent aan deze business. Een bureau dat te vaak met te gewaagde kandidaten komt leuren bij zijn klanten (Shell, ING, DSM), wordt niet meer serieus genomen en kan opdoeken. En aan de andere kant: de èchte, uitblinkende uitblinkers, de werkelijk aparte figuren hebben ook helemaal geen headhunter nodig om carrière te maken. Een goede hoer heeft ook geen pooier nodig.

Daarbij komt dat een headhunter je mogelijkheden op de arbeidsmarkt niet vergroot maar eerder beperkt. Van alle bestaande bedrijven heeft hij er maar een klein aantal in zijn klantenbestand, en weer een klein aantal daarvan heeft op dat moment een vacature. Om zijn tienduizend (?) gulden binnen te halen wil zo’n mensenhandelaar je dus verkopen aan een bedrijf dat hoogstwaarschijnlijk niet ideaal voor je is.

– ,,Dus DSM lijkt me misschien wel wat voor jou”, besloot mr. Bredeman zijn analyse van het gesprek. DSM leek mij helemaal niks voor mij, dacht ik. Ik keek hem aan en mompelde wat. Ik kreeg de neiging om de boel om te draaien en vragen aan hem te gaan stellen. Wat zijn uw goede eigenschappen eigenlijk? Wat vinden uw vriendjes eigenlijk van u? Heeft u ooit ergensüberhaupt iets van geleerd?

Na het afscheid verliet ik het pand en liep het grindpad af. Ik wierp een laatste blik op het grote huis en bedacht me opgewekt dat ik me in elk geval geen zorgen hoefde te maken over mijn carrière. Als ik nergens terecht kan, kan ik altijd nog headhunter worden. (M.P.)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.