Zie jij nog wel eens gezellig keuvelende ouderen op een bankje zitten? Bewoners van de gemiddelde groeistad en Vinex-wijk niet. Die bankjes staan er namelijk niet meer.
Stedenbouwkundige Rochelle Wolvers onderzocht hoe je ouderen toch kunt stimuleren buiten te komen, en deel te blijven nemen aan het sociale leven in hun woonomgeving.
Rochelle Wolvers
Onderwerp: ‘Hello neighbors! Exploring public space’s attractiveness towards improving social connectedness of elderly in Dutch new towns’
Eindcijfer: 8
Het wereldje van ouderen wordt steeds kleiner. Tegelijkertijd dienen ze langer dan ooit zelfstandig te blijven wonen, want de bejaarden- en verzorgingstehuizen puilen uit en op zorg wordt bezuinigd. Rochelle Wolvers (26) keek met lede ogen toe hoe haar eigen oma, die altijd buiten onder de mensen kwam, dement werd en nergens meer naartoe kon. “Ze raakte in een sociaal isolement. Toen mijn opa ook nog een herseninfarct kreeg en meer gebonden werd aan zijn eigen omgeving, zag ik pas hoe slecht de openbare ruimte eigenlijk op hen was ingericht.”
Nederland vergrijst in rap tempo. “In 2050 is één op de vier personen 65-plus”, zegt Wolvers. “Even ter vergelijking: in 1950 was dat nog maar 7 procent van de bevolking. Die ouderen zijn mentaal, sociaal en economisch kwetsbaar. Om buiten te komen, hebben ze sociale contacten nodig. Iemand om een ommetje mee te maken. Maar stedenbouwkundig ontwerpers houden juist steeds minder rekening met die groeiende groep. De bankjes op de stoep worden hufterproof weggelaten. Hartstikke slim, want dan kunnen er geen zwervers meer op liggen. Alleen: de mensen voor wie die bankjes eigenlijk bedoeld zijn, voornamelijk ouderen, óók niet. Om antisociaal gedrag niet te bevorderen, ontwerpen we dus maar antisociaal. Architecten leggen bij het ontwerp van nieuwe wijken de focus op de private ruimte, zoals een mooie achtertuin. Zo leven we steeds minder op straat, en meer in ons eigen wereldje. Behalve wat spelende kinderen, kom je toch eigenlijk niemand meer tegen?”
Voor een jong gezin dat het druk genoeg heeft met elkaar en een uitgebreid netwerk via school, sportclubs, werk en vrienden, is dat prima. Voor de stuk minder mobiele bejaarden, met vaak een veel beperkter sociaal leven, is het een ramp. Want als je je buurtgenoten niet spontaan meer treft op straat voor een praatje, waar dan wel?
Volgens Wolvers bestaat er nog weinig literatuur over ontwerpen voor ouderen. “Het enige wat veel is onderzocht, is hoe je een huis voor ze bouwt.” Dus bracht ze zelf de kwaliteiten in kaart waaraan openbare ruimten zouden moeten voldoen. “Ik ontdekte drie hoofdvoorwaarden, de zogenaamde key three: toegankelijkheid, veiligheid (geen losliggende stoeptegels, maar óók: is het er niet te donker of afgelegen?) en de aanwezigheid van rustplekken.
Wolvers nam groeigemeente Houten als uitgangspunt, “maar het had net zo goed Alphen aan den Rijn of een Vinex-wijk in Rotterdam kunnen zijn.” Daarvoor maakte ze drie ontwerptabellen op verschillende schalen, die als richtlijn kunnen dienen voor architecten. “Met die richtlijnen zijn architecten nog steeds heel vrij in hun ontwerp. Het geeft ze alleen suggesties, zoals het aanbrengen van geurende planten, en zorgen voor gelijke bestrating. Hoe richt je een openbare ruimte zo in, dat er sociale processen kunnen ontstaan? Dat verschilt natuurlijk per locatie. In een stadscentrum kun je intieme plekken creëren, maar een buurtpleintje heeft die intimiteit al. Daar zou je dan bijvoorbeeld tuintjes kunnen toevoegen aan het ontwerp, zodat ouderen er samen kunnen tuinieren.”
Wolvers is nog niet de boer op gegaan met haar ideeën. “Eerst maar eens een baan vinden”, zegt ze. En die ligt, ironisch genoeg, nu eenmaal niet op straat.
Comments are closed.