Opinion

Hbo-doorstromers zijn even goede masterstudenten als TU-bachelors

Onder de kop ‘Pas op voor de verandercultuur’ (Delta 12) waarschuwde prof.dr.ir. Klaas van Breugel dat de schakelprogramma’s voor hbo’ers het niveau van de universitaire masteropleidingen bedreigen.

Prof.ir. Hans Klein Woud is het niet met hem eens: de kwaliteit is gewaarborgd, en het is te eenvoudig om uitsluitend naar de studieduur te kijken.

Sinds de invoering van de bamastructuur bestaan er voor afgestudeerde hbo-bachelors schakelprogramma’s. Deze maken het mogelijk om aansluitend aan de hbo-opleiding een TU-masteropleiding te volgen. Die schakelprogramma’s hebben, afhankelijk van de te volgen masteropleiding en de gevolgde hbo-studie, een omvang van 10 tot 60 studiepunten. Dat betekent dat een hbo-bachelor met een vervolgstudieprogramma van 2,5 tot 3 jaar, een masterdiploma aan de TU Delft kan behalen.

De huidige weg van hbo-plus-schakelprogramma plus masteropleiding is korter dan in het verleden, vóór bama. Toen kreeg de hbo-afgestudeerde slechts een aantal vrijstellingen en was de studieduur voor de hbo-ingenieur, voor de toen nog vijfjarige TU- studie, vier â vijf jaar. Uiteraard kreeg de afgestudeerde hbo’er daarna het vijfjarige ingenieursdiploma. Gezien de gevolgde weg was dat ook terecht.

In de huidige situatie richt het schakelprogramma zich niet op het bereiken van alle kwalificaties van het TU-bachelorsdiploma. Het schakelprogramma is zo ingericht dat de hbo-bachelor alleen kennis en vaardigheden verwerft, die een succesvolle studie van een mastervariant mogelijk maken. Hij bereikt niet de breedte en diepgang die vereist is voor een bachelorsdiploma en dat diploma krijgt hij dan ook niet. Na het succesvol volgen van het schakelprogramma plus de masteropleiding krijgt hij uiteraard wel het TU-mastersdiploma.

Met de komst van bama maakt het behaalde MSc-diploma dus niet meer volledig duidelijk over welke kwalificaties een afgestudeerde beschikt. Om die te kennen is het nodig om de gevolgde weg naar het MSc-diploma in de beschouwing te betrekken. Zo levert een MSc Civiele Techniek met daaraan voorafgaand een BSc-CT een andere ingenieur op dan een MSc-CT met een BSc-Bk en dat is weer een ander ingenieur dan een MSc-CT met daaraan voorafgaand een hbo-CT. Eenzelfde situatie bestaat voor de internationale masterstudenten. Ook die hebben een andere vooropleiding dan een TU Delft-BSc, maar blijken toch uitstekende MSc’s te kunnen worden. Een en ander is uiteraard het gevolg van de door de wetgever beoogde flexibiliteit van de bamastructuur.

De laatste jaren hebben geleerd dat hbo-studenten die het schakelprogramma succesvol hebben gevolgd net zulke goede masterstudenten zijn als de TU-bachelors. Het zijn serieuze studenten met goede studievaardigheden. Zij kunnen projectmatig werken en hebben al een flinke praktijkervaring. Ze zijn zich bewust van wat ze missen ten opzichte van BSc-studenten en zijn heel gemotiveerd. Het tekort aan academische achtergrond maken zij meestal snel goed.

In het hbo wordt, evenals in de TU-bacheloropleidingen, de major-minor-structuur ingevoerd. Voor de minor is, afhankelijk van de hbo-instelling, een half tot een heel studiejaar van de vier studiejaren beschikbaar. Dat geeft de mogelijkheid om het TU-schakelprogramma al tijdens de hbo-studie, als minor, te volgen.

Gevolg hiervan is dat de heel goede hbo-studenten, na hun hbo-opleiding inclusief TU-minor, direct toelaatbaar zijn tot de TU-masteropleidingen. Hun studieduur voor hbo-bachelor plus TU-master wordt dan vier plus twee jaar, korter dan met het huidige schakelprogramma. De beoogde voordelen van deze nieuwe weg zijn: een verkorting van de studieduur, een betere selectie van studenten, een hoger rendement en mogelijk ook nog een iets vergrote uitstroom van academisch gevormde ingenieurs. De TU Delft onderzoekt met de hbo-instellingen in de nabijheid van Delft (Inholland, Haagse Hogeschool, Hogeschool Rotterdam) de mogelijkheden van deze nieuwe weg.

Het is uiteraard de bedoeling dat betrokkenen zowel het hbo-bachelordiploma als het academische MSc-diploma inhoudelijk ‘verdienen’. Aan geen van beide kanten mag kwaliteitsverlies optreden. Geen van de partijen is gebaat bij een ondermaatse kwaliteit. Kwaliteit kan alleen bereikt worden door recht te doen aan het karakter van beide opleidingen en aan de daarbij behorende eindtermen. Zowel de TU Delft als de hogescholen waarmee de TU in gesprek is, besteden daarom veel aandacht aan een gedegen selectie voorafgaand aan de doorstroomminor. Het gaat vooral om de vraag: ‘Hoe kunnen we die selecte groep van hbo-studenten de laatste zet geven zodat die met goed gevolg de masteropleiding kan volgen?’ Daarnaast verloopt de ontwikkeling van de doorstroomminor in nauw overleg tussen wo-masteropleidingen en het hbo. Een wo-examencommissie zal de minors expliciet op hun kwaliteit beoordelen en een gemeenschappelijk orgaan staat in voor de kwaliteitsborging.

De hbo-instellingen zijn verantwoordelijk voor een terechte toekenning van het hbo-diploma. Om die reden is het van belang dat de hbo-instellingen zich uitspreken over en ook verantwoordelijkheid nemen voor de inhoud van de minor(schakel)programma’s.

Taak van de TU is om te bewaken dat de eindtermen van de MSc-opleiding ook door de hbo’ers worden gehaald. De huidige eindtermen dienen het absolute uitgangspunt te zijn. Om dat te kunnen realiseren, is het nodig dat de hbo’er aan de inhoudelijke ingangseisen voor de te volgen minor voldoet en dat hij na het volgen van die minor aan de ingangseisen voor de masteropleiding voldoet.

Die ingangseisen voor de masteropleiding zijn daarmee cruciaal voor het overleg tussen hbo en TU. Zonder die ingangseisen blijft het voor een hbo-doorstromer koffiedik kijken of hij al dan niet voldoende voorbereid is voor de wo-master en kan het hbo de studenten niet voldoende voorbereiden op een wo-master. Streven naar kwaliteit houdt ook in dat men kleur moet bekennen: zonder helder geformuleerde ingangseisen kunnen de wo-masteropleidingen onmogelijk hard maken dat de hbo-student niet over een voldoende hoog kwaliteitsniveau zou beschikken.

We moeten overigens vaststellen dat die ingangseisen thans voor de meeste masteropleidingen nog niet helder zijn geformuleerd. Dat maakt het praten over schakelen met behoud van kwaliteit lastig.

Vergelijking van TU-ingangseisen met hbo-studieprogramma’s maakt het mogelijk om de schakelprogramma’s zo te definiëren dat de hbo-bachelor de masteropleiding succesvol kan volgen en uiteindelijk aan de eindtermen van de MSc zal voldoen.

Ook de plaats van de minorvakken in het hbo-curriculum dient in het TU-hbo-overleg aan bod te komen. Het heeft alleen zin een hbo-student een minorvak in het derde of vierde hbo-studiejaar te laten volgen indien hij daarvoor in die fase van de studie al over de noodzakelijke voorkennis en vaardigheden beschikt.

Voor Engelse taalvaardigheid en academische geschiktheid zal een diagnostische toets komen. Zonodig moet een cursus Engels of een moduul academische vaardigheden worden gevolgd.

Prof.ir. Hans Klein Woud, is voormalig opleidingsdirecteur van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Materiaalkunde (3mE), en lid van het dagelijks bestuur van het programma Generieke Doorstroomminor HBO-WO.

Sinds de invoering van de bamastructuur bestaan er voor afgestudeerde hbo-bachelors schakelprogramma’s. Deze maken het mogelijk om aansluitend aan de hbo-opleiding een TU-masteropleiding te volgen. Die schakelprogramma’s hebben, afhankelijk van de te volgen masteropleiding en de gevolgde hbo-studie, een omvang van 10 tot 60 studiepunten. Dat betekent dat een hbo-bachelor met een vervolgstudieprogramma van 2,5 tot 3 jaar, een masterdiploma aan de TU Delft kan behalen.

De huidige weg van hbo-plus-schakelprogramma plus masteropleiding is korter dan in het verleden, vóór bama. Toen kreeg de hbo-afgestudeerde slechts een aantal vrijstellingen en was de studieduur voor de hbo-ingenieur, voor de toen nog vijfjarige TU- studie, vier â vijf jaar. Uiteraard kreeg de afgestudeerde hbo’er daarna het vijfjarige ingenieursdiploma. Gezien de gevolgde weg was dat ook terecht.

In de huidige situatie richt het schakelprogramma zich niet op het bereiken van alle kwalificaties van het TU-bachelorsdiploma. Het schakelprogramma is zo ingericht dat de hbo-bachelor alleen kennis en vaardigheden verwerft, die een succesvolle studie van een mastervariant mogelijk maken. Hij bereikt niet de breedte en diepgang die vereist is voor een bachelorsdiploma en dat diploma krijgt hij dan ook niet. Na het succesvol volgen van het schakelprogramma plus de masteropleiding krijgt hij uiteraard wel het TU-mastersdiploma.

Met de komst van bama maakt het behaalde MSc-diploma dus niet meer volledig duidelijk over welke kwalificaties een afgestudeerde beschikt. Om die te kennen is het nodig om de gevolgde weg naar het MSc-diploma in de beschouwing te betrekken. Zo levert een MSc Civiele Techniek met daaraan voorafgaand een BSc-CT een andere ingenieur op dan een MSc-CT met een BSc-Bk en dat is weer een ander ingenieur dan een MSc-CT met daaraan voorafgaand een hbo-CT. Eenzelfde situatie bestaat voor de internationale masterstudenten. Ook die hebben een andere vooropleiding dan een TU Delft-BSc, maar blijken toch uitstekende MSc’s te kunnen worden. Een en ander is uiteraard het gevolg van de door de wetgever beoogde flexibiliteit van de bamastructuur.

De laatste jaren hebben geleerd dat hbo-studenten die het schakelprogramma succesvol hebben gevolgd net zulke goede masterstudenten zijn als de TU-bachelors. Het zijn serieuze studenten met goede studievaardigheden. Zij kunnen projectmatig werken en hebben al een flinke praktijkervaring. Ze zijn zich bewust van wat ze missen ten opzichte van BSc-studenten en zijn heel gemotiveerd. Het tekort aan academische achtergrond maken zij meestal snel goed.

In het hbo wordt, evenals in de TU-bacheloropleidingen, de major-minor-structuur ingevoerd. Voor de minor is, afhankelijk van de hbo-instelling, een half tot een heel studiejaar van de vier studiejaren beschikbaar. Dat geeft de mogelijkheid om het TU-schakelprogramma al tijdens de hbo-studie, als minor, te volgen.

Gevolg hiervan is dat de heel goede hbo-studenten, na hun hbo-opleiding inclusief TU-minor, direct toelaatbaar zijn tot de TU-masteropleidingen. Hun studieduur voor hbo-bachelor plus TU-master wordt dan vier plus twee jaar, korter dan met het huidige schakelprogramma. De beoogde voordelen van deze nieuwe weg zijn: een verkorting van de studieduur, een betere selectie van studenten, een hoger rendement en mogelijk ook nog een iets vergrote uitstroom van academisch gevormde ingenieurs. De TU Delft onderzoekt met de hbo-instellingen in de nabijheid van Delft (Inholland, Haagse Hogeschool, Hogeschool Rotterdam) de mogelijkheden van deze nieuwe weg.

Het is uiteraard de bedoeling dat betrokkenen zowel het hbo-bachelordiploma als het academische MSc-diploma inhoudelijk ‘verdienen’. Aan geen van beide kanten mag kwaliteitsverlies optreden. Geen van de partijen is gebaat bij een ondermaatse kwaliteit. Kwaliteit kan alleen bereikt worden door recht te doen aan het karakter van beide opleidingen en aan de daarbij behorende eindtermen. Zowel de TU Delft als de hogescholen waarmee de TU in gesprek is, besteden daarom veel aandacht aan een gedegen selectie voorafgaand aan de doorstroomminor. Het gaat vooral om de vraag: ‘Hoe kunnen we die selecte groep van hbo-studenten de laatste zet geven zodat die met goed gevolg de masteropleiding kan volgen?’ Daarnaast verloopt de ontwikkeling van de doorstroomminor in nauw overleg tussen wo-masteropleidingen en het hbo. Een wo-examencommissie zal de minors expliciet op hun kwaliteit beoordelen en een gemeenschappelijk orgaan staat in voor de kwaliteitsborging.

De hbo-instellingen zijn verantwoordelijk voor een terechte toekenning van het hbo-diploma. Om die reden is het van belang dat de hbo-instellingen zich uitspreken over en ook verantwoordelijkheid nemen voor de inhoud van de minor(schakel)programma’s.

Taak van de TU is om te bewaken dat de eindtermen van de MSc-opleiding ook door de hbo’ers worden gehaald. De huidige eindtermen dienen het absolute uitgangspunt te zijn. Om dat te kunnen realiseren, is het nodig dat de hbo’er aan de inhoudelijke ingangseisen voor de te volgen minor voldoet en dat hij na het volgen van die minor aan de ingangseisen voor de masteropleiding voldoet.

Die ingangseisen voor de masteropleiding zijn daarmee cruciaal voor het overleg tussen hbo en TU. Zonder die ingangseisen blijft het voor een hbo-doorstromer koffiedik kijken of hij al dan niet voldoende voorbereid is voor de wo-master en kan het hbo de studenten niet voldoende voorbereiden op een wo-master. Streven naar kwaliteit houdt ook in dat men kleur moet bekennen: zonder helder geformuleerde ingangseisen kunnen de wo-masteropleidingen onmogelijk hard maken dat de hbo-student niet over een voldoende hoog kwaliteitsniveau zou beschikken.

We moeten overigens vaststellen dat die ingangseisen thans voor de meeste masteropleidingen nog niet helder zijn geformuleerd. Dat maakt het praten over schakelen met behoud van kwaliteit lastig.

Vergelijking van TU-ingangseisen met hbo-studieprogramma’s maakt het mogelijk om de schakelprogramma’s zo te definiëren dat de hbo-bachelor de masteropleiding succesvol kan volgen en uiteindelijk aan de eindtermen van de MSc zal voldoen.

Ook de plaats van de minorvakken in het hbo-curriculum dient in het TU-hbo-overleg aan bod te komen. Het heeft alleen zin een hbo-student een minorvak in het derde of vierde hbo-studiejaar te laten volgen indien hij daarvoor in die fase van de studie al over de noodzakelijke voorkennis en vaardigheden beschikt.

Voor Engelse taalvaardigheid en academische geschiktheid zal een diagnostische toets komen. Zonodig moet een cursus Engels of een moduul academische vaardigheden worden gevolgd.

Prof.ir. Hans Klein Woud, is voormalig opleidingsdirecteur van Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Materiaalkunde (3mE), en lid van het dagelijks bestuur van het programma Generieke Doorstroomminor HBO-WO.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.