Bij de nieuwe invulling van het ontwerpen in het TU-onderwijs mag het wiel niet opnieuw worden uitgevonden, meent Jan Jacobs, hoogleraar Industrieel Ontwerpen.
/strong>
Het zal velen zijn opgevallen dat aan onze TU de afgelopen maanden het haringkaken ‘nadrukkelijk op de agenda geplaatst is’, zoals dat zo mooi anno 2000 heet. Het haringkaken van de toekomst, grensverleggend haringkaken, haringkaken als collectief proces, haringkaken als wetenschappelijke activiteit.
Maar is het haringkaken niet een van die zaken die we al lang hadden uitgevonden? En waarvoor we toch wat beducht zijn dat steeds opnieuw te doen, zoals dat ook geldt voor het wiel, het buskruit en de boekdrukkunst? Dat klopt, en als we haringkaken vervangen door ‘Het Ontwerpen’ wordt er misschien iets duidelijk van de verbazing die ontstond rond de recente aandacht voor dat ontwerpen.
Waarom
In oktober verschijnt het ARTD-advies 99/01, met als titel: ‘Het ontwerpen van de toekomst’. Let vooral ook op de leuke dubbele bodem die in deze titel schuilt. De ARTD is een adviesorgaan voor fundamenteel en strategisch onderzoek en vooral dat eerste heeft men de afgelopen jaren nogal nadrukkelijk omhelsd. Als simpele ontwerper houd je je hart vast. Je verwacht een advies in de geest van ‘zoektocht naar de wetenschappelijke fundamenten van het ontwerpen’, maar dat valt gelukkig mee. Vervolgens vraag je je af: waarom op dit ogenblik dit advies?
Behalve de behoefte aan een helder antwoord op de vraag naar het waarom, bestaat er na het lezen van het advies en het bijwonen van de in december gehouden conferentie over dit onderwerp, ook de behoefte om helderheid te verkrijgen over de draagwijdte van het rapport. Wat moeten en willen we met het ontwerpen?
Wat is ontwerpen? In het advies lezen we dat ontwerpen een kunst is. Dat ontwerpen een vakgebied is, dat ontwerpen een kernactiviteit is van het ingenieursberoep. Ik zou willen aanvullen dat een aantal aspecten het ontwerpen karakteriseren. In de eerste plaats is dat het integrerende. Ontwerpen is: bij het zoeken naar oplossingen kijken naar de volle breedte van het probleemveld. Het resultaat daarvan zal meer moeten of kunnen zijn dan puur die integratie.
Daarnaast kenmerkt ontwerpen zich door resultaatgerichtheid. Wat ontwerpen onderscheidt van onderzoeken is dat er bijna altijd op voorhand een te bereiken doel gedefinieerd is. Ontwerpen is dus het totaal aan activiteiten dat gericht is op een resultaatgerichte verandering. Ontwerpen is ook een proces waarbij vooral ‘van buiten naar binnen’ wordt gewerkt.
Als voorbeeld: je kunt een auto ontwerpen, met als start de dimensionering van de zuigers, de soort, vorm en afmetingen van de motor, het noodzakelijke volume voor de aandrijving, de noodzakelijke houding van de passagiers en de door hetgewenste botsgedrag noodzakelijke sterkte of vervormbaarheid. Dit zal niet leiden tot een voor de markt acceptabel product. De ontwerper zal dus starten met een eigen visie op het product, binnen bijvoorbeeld de context van het gewenste marktsegment, de concurrenten, het tijdsbeeld. Deze visie zal vertaald worden in beelden van het totale product, die dan later in wisselwerking met de technische, ergonomische of andere randvoorwaarden tot een wel acceptabele auto leiden.
Dit is een belangrijk discussiepunt bij het versterkt introduceren van ‘ontwerpen’ in het curriculum van de gehele universiteit. Als er geen sprake is van die wisselwerking, dan kan er ook geen sprake zijn van ontwerpprocessen of resultaten.
Leuk-maken
Nu we weten wat we met ontwerpen bedoelen, is het zinvol te kijken naar de context. Er zijn faculteiten en opleidingen die al decennia het (leren) ontwerpen als kernactiviteit beschouwen. Zo is het ontwerponderwijs bij Industrieel Ontwerpen de rode draad binnen het gehele onderwijsprogramma, en gaan we ervan uit dat wij via het ontwerponderwijs ontwerpers opleiden.
Het is verbazingwekkend dat in een nota, die betrekking heeft op ontwerpen binnen de TU, geen analyse voorkomt van de wijze waarop in sommige faculteiten en opleidingen het ontwerpen reeds zeer lang zijn plaats heeft. Door het ontbreken van een dergelijke inventarisatie kan het ontwerpen een andere lading krijgen dan de door ons reeds jaren bepaalde. Als het ontwerpen gezien gaat worden als een populaire mogelijkheid om theorievakken ‘leuk-te-maken’, dan betekent dat ook een invulling die zeer ver af staat van het zorgvuldig ontwikkelde ontwerponderwijs wat reeds plaatsvindt.
Als het ontwerpen ook op andere opleidingen de kans moet krijgen zich te ontwikkelen, dan zal dat dus niet in de marge kunnen gebeuren, maar zal dat een fundamenteel andere opbouw van onderwijsprogramma’s met zich mee dienen te brengen.
Er zullen de komende tijd doelen ontwikkeld moeten worden die helderder en minder pragmatisch zijn dan de in het advies omschrevene. Waarom niet:
Binnen drie jaar het leren ontwerpen de kern van iedere opleiding aan de TU maken. Het ontwerponderwijs in een maatschappij relevante context plaatsen. Een ontwerprelevante en stimulerende omgeving aanbieden. Zorgen voor een onderwijsstaf die bestaat uit ontwerpers, bij voorkeur met ruime praktijkervaring. Onderzoek stimuleren naar theorievorming rond ontwerpprocessen. Methoden en technieken ontwikkelen die het ontwerpproces helder maken en ondersteunen. En ruimte geven aan ‘ontwerpen als onderzoek’ en dit niet frusteren door regelgeving die gebaseerd is op fundamenteel onderzoek.
De discussies die de komende maanden plaats gaan vinden zullen vooral helder moeten maken wat voor de TU de definitie van ontwerpen is, en hoe we het een centrale plaats geven in onderwijs en onderzoek. De know-how van faculteiten, opleidingen en onderzoeksprogramma’s die zich al decennia metdeze problematiek bezig houden zal zeker gebruikt moeten worden. Het haringkaken is bij Industrieel Ontwerpen al in de jaren zestig uitgevonden, kom eens kijken en luisteren.
Hoogleraar Industrieel Ontwerpen
Bij de nieuwe invulling van het ontwerpen in het TU-onderwijs mag het wiel niet opnieuw worden uitgevonden, meent Jan Jacobs, hoogleraar Industrieel Ontwerpen.
Het zal velen zijn opgevallen dat aan onze TU de afgelopen maanden het haringkaken ‘nadrukkelijk op de agenda geplaatst is’, zoals dat zo mooi anno 2000 heet. Het haringkaken van de toekomst, grensverleggend haringkaken, haringkaken als collectief proces, haringkaken als wetenschappelijke activiteit.
Maar is het haringkaken niet een van die zaken die we al lang hadden uitgevonden? En waarvoor we toch wat beducht zijn dat steeds opnieuw te doen, zoals dat ook geldt voor het wiel, het buskruit en de boekdrukkunst? Dat klopt, en als we haringkaken vervangen door ‘Het Ontwerpen’ wordt er misschien iets duidelijk van de verbazing die ontstond rond de recente aandacht voor dat ontwerpen.
Waarom
In oktober verschijnt het ARTD-advies 99/01, met als titel: ‘Het ontwerpen van de toekomst’. Let vooral ook op de leuke dubbele bodem die in deze titel schuilt. De ARTD is een adviesorgaan voor fundamenteel en strategisch onderzoek en vooral dat eerste heeft men de afgelopen jaren nogal nadrukkelijk omhelsd. Als simpele ontwerper houd je je hart vast. Je verwacht een advies in de geest van ‘zoektocht naar de wetenschappelijke fundamenten van het ontwerpen’, maar dat valt gelukkig mee. Vervolgens vraag je je af: waarom op dit ogenblik dit advies?
Behalve de behoefte aan een helder antwoord op de vraag naar het waarom, bestaat er na het lezen van het advies en het bijwonen van de in december gehouden conferentie over dit onderwerp, ook de behoefte om helderheid te verkrijgen over de draagwijdte van het rapport. Wat moeten en willen we met het ontwerpen?
Wat is ontwerpen? In het advies lezen we dat ontwerpen een kunst is. Dat ontwerpen een vakgebied is, dat ontwerpen een kernactiviteit is van het ingenieursberoep. Ik zou willen aanvullen dat een aantal aspecten het ontwerpen karakteriseren. In de eerste plaats is dat het integrerende. Ontwerpen is: bij het zoeken naar oplossingen kijken naar de volle breedte van het probleemveld. Het resultaat daarvan zal meer moeten of kunnen zijn dan puur die integratie.
Daarnaast kenmerkt ontwerpen zich door resultaatgerichtheid. Wat ontwerpen onderscheidt van onderzoeken is dat er bijna altijd op voorhand een te bereiken doel gedefinieerd is. Ontwerpen is dus het totaal aan activiteiten dat gericht is op een resultaatgerichte verandering. Ontwerpen is ook een proces waarbij vooral ‘van buiten naar binnen’ wordt gewerkt.
Als voorbeeld: je kunt een auto ontwerpen, met als start de dimensionering van de zuigers, de soort, vorm en afmetingen van de motor, het noodzakelijke volume voor de aandrijving, de noodzakelijke houding van de passagiers en de door hetgewenste botsgedrag noodzakelijke sterkte of vervormbaarheid. Dit zal niet leiden tot een voor de markt acceptabel product. De ontwerper zal dus starten met een eigen visie op het product, binnen bijvoorbeeld de context van het gewenste marktsegment, de concurrenten, het tijdsbeeld. Deze visie zal vertaald worden in beelden van het totale product, die dan later in wisselwerking met de technische, ergonomische of andere randvoorwaarden tot een wel acceptabele auto leiden.
Dit is een belangrijk discussiepunt bij het versterkt introduceren van ‘ontwerpen’ in het curriculum van de gehele universiteit. Als er geen sprake is van die wisselwerking, dan kan er ook geen sprake zijn van ontwerpprocessen of resultaten.
Leuk-maken
Nu we weten wat we met ontwerpen bedoelen, is het zinvol te kijken naar de context. Er zijn faculteiten en opleidingen die al decennia het (leren) ontwerpen als kernactiviteit beschouwen. Zo is het ontwerponderwijs bij Industrieel Ontwerpen de rode draad binnen het gehele onderwijsprogramma, en gaan we ervan uit dat wij via het ontwerponderwijs ontwerpers opleiden.
Het is verbazingwekkend dat in een nota, die betrekking heeft op ontwerpen binnen de TU, geen analyse voorkomt van de wijze waarop in sommige faculteiten en opleidingen het ontwerpen reeds zeer lang zijn plaats heeft. Door het ontbreken van een dergelijke inventarisatie kan het ontwerpen een andere lading krijgen dan de door ons reeds jaren bepaalde. Als het ontwerpen gezien gaat worden als een populaire mogelijkheid om theorievakken ‘leuk-te-maken’, dan betekent dat ook een invulling die zeer ver af staat van het zorgvuldig ontwikkelde ontwerponderwijs wat reeds plaatsvindt.
Als het ontwerpen ook op andere opleidingen de kans moet krijgen zich te ontwikkelen, dan zal dat dus niet in de marge kunnen gebeuren, maar zal dat een fundamenteel andere opbouw van onderwijsprogramma’s met zich mee dienen te brengen.
Er zullen de komende tijd doelen ontwikkeld moeten worden die helderder en minder pragmatisch zijn dan de in het advies omschrevene. Waarom niet:
Binnen drie jaar het leren ontwerpen de kern van iedere opleiding aan de TU maken. Het ontwerponderwijs in een maatschappij relevante context plaatsen. Een ontwerprelevante en stimulerende omgeving aanbieden. Zorgen voor een onderwijsstaf die bestaat uit ontwerpers, bij voorkeur met ruime praktijkervaring. Onderzoek stimuleren naar theorievorming rond ontwerpprocessen. Methoden en technieken ontwikkelen die het ontwerpproces helder maken en ondersteunen. En ruimte geven aan ‘ontwerpen als onderzoek’ en dit niet frusteren door regelgeving die gebaseerd is op fundamenteel onderzoek.
De discussies die de komende maanden plaats gaan vinden zullen vooral helder moeten maken wat voor de TU de definitie van ontwerpen is, en hoe we het een centrale plaats geven in onderwijs en onderzoek. De know-how van faculteiten, opleidingen en onderzoeksprogramma’s die zich al decennia metdeze problematiek bezig houden zal zeker gebruikt moeten worden. Het haringkaken is bij Industrieel Ontwerpen al in de jaren zestig uitgevonden, kom eens kijken en luisteren.
Hoogleraar Industrieel Ontwerpen
Comments are closed.