Een pleidooi voor drie topuniversiteiten van de voorzitter van het college van bestuur van onze universiteit (Delta nr. 18 van 6 juni). Een pamflet getiteld ‘Gezicht op Delft’ van goeroe en Delta-columnist Jan Koolhaas.
En een bericht in de Volkskrant met als kop ‘Werktuigbouwkunde in Eindhoven en Twente het beste’.
Drie aanleidingen voor de enige hoogleraar die lid is van de universiteitsraad om het debat aan te gaan over ,,de weg naar de top”.
Als ik nadenk over het leiden van een organisatie die afhankelijk is van het goed functioneren van haar medewerkers, en welke is dat niet, kan ik het vaak niet nalaten de situatie te vergelijken met de tocht van het volk Israël door de woestijn naar het Beloofde Land. Het hoofddoel was duidelijk, hoewel gedurende de veertig jaar durende tocht sommigen meer gericht waren op overleven dan op het verre doel.
Wat ik me niet kan voorstellen is een zeer geordende karavaan; als geheel moet dat voorttrekkende volk een behoorlijk ongeregeld zootje zijn geweest. De gedachte dat een ieder de voetstappen van de grote leider volgde, wil er bij mij niet in. Natuurlijk, er was enige organisatie, stamhoofden bespraken geregeld de tactiek en de te volgen route. Het doel, het Beloofde Land, was niet iets dat in de hoofden van de leiding spookte, maar was de motivatie van iedereen. De leider gebruikte zijn positie en zijn zicht op het doel om het volk te bezielen om voort te trekken op de moeilijke tocht.
Niet iedereen liep even hard. Er waren zwakken en sterken. Een zwakkere werd ondersteund door de sterkere en men hield de moed erin. Niet door bespiegelingen over hoe ver het nog was, maar door het bieden van een haalbaar perspectief en werkelijke steun voor onderweg. De leider bezielde het hele volk. Hij had een beeld van een nieuwe toekomst.
Verkeerd-om
Mozes had overigens geen verrekijker. De Voogd en Koolhaas wel. Mozes wist niet hoe je met een verrekijker moest omgaan. De Voogd en Koolhaas weten dat trouwens ook niet. Koolhaas kijkt wel door de goede kant, maar hij richt op een te nabij doel: de omslag van zijn Tien Geboden biedt een detail van een schilderij. Toch heb ik sympathie voor dat deel van zijn verhaal, waar het gaat over bereikbare doelen. Doelen die binnen ons bereik liggen om onze interne en externe performance te verbeteren.
De Voogd lijkt de verrekijker verkeerd-om te gebruiken, je krijgt dan een overzichtelijk plaatje van dat deel van de wereld waar je kijker op gericht is. Op zich handig, maar vergeet niet dat je de afstand tot al dat moois zelf, te voet, moet afleggen. Er is niemand die je naar de top draagt.
Mozes gebruikte verspieders om het beloofde land te verkennen. Behalve met goede berichten kwamen deze verspieders terug met berichten over: ,,…een land dat zijn inwoners verslindt, en alle mensen die wij daar zagen waren van grote lengte (…) enwij waren als sprinkhanen…” Die grote mensen moeten de top-docenten van De Voogd zijn geweest! Overigens is dat inzetten van verspieders heel aardig: stel faculteiten in staat om een aantal mensen een eindje vooruit te laten lopen. En vergeet daarbij niet dat we allen mee moeten.
De TU Delft is wel of niet een topuniversiteit. In Zwitserland worden kennelijk twee universiteiten aangewezen als topuniversiteit. Zij krijgen nu meer geld en daardoor kunnen ze ook topuniversiteit blijven. De bepaling van de topuniversiteiten in de Verenigde Staten lijkt op een miss-verkiezing. Als dat zo moet dan kies ik liever voor karakter, maar toegegeven: het oog wil ook wat.
Gratuit
De omgeving beoordeelt ons en plaatst ons in een rangorde. Het is van groot belang die signalen op te pakken en waar mogelijk maatregelen tot verbetering te nemen. Koolhaas zegt (niet letterlijk): de TU Delft wordt door àndere universiteiten herkend als een goede universiteit. Of visitaties daarvoor het meest geschikte middel zijn betwijfel ik. Het oordeel van visitatiecommissies is gratuit, het heeft geen consequentie voor de beoordelaars. Aan een formele certificatie, zoals ABET, kleeft het nadeel dat zij onderwijsprogramma’s laat verstarren tot eenheidsworst.
In Duitsland moeten onderwijsprogramma’s ook aan strakke, door de staat opgelegde, eisen voldoen. Dat leidt er toe dat jonge, leuke universiteiten soms niet-erkende studierichtingen herbergen, omdat er toevallig een bepaalde leerstoel niet voorhanden is. Jammer. Eigenlijk behoort elke universiteit topuniversiteit te zijn. Een faculteit moet in ieder geval een goed studieprogramma met behoorlijke keuzemogelijkheden kunnen leveren. In een krimpsituatie kan clustering van faculteiten een creatieve mogelijkheid zijn om een studierichting in stand te houden.
Het pad door de woestijn is niet bezaaid met de trieste resten van hen die het marstempo naar de top niet konden meemaken. Het hoogste wetenschappelijke niveau is niet voor alle studenten bereikbaar. De meer theoretische vakgroepen bij de faculteiten bereiken slechts weinig geïnteresseerde studenten. Dat is niet erg. Er bestaat een grote behoefte aan praktisch ingestelde wetenschappelijk opgeleide ingenieurs in de industrie. Nadrukkelijk let ik daarbij op het belang van kleinere bedrijven. Als de TU alleen de top bedient, mist zij haar maatschappelijke missie. En als topuniversiteit betekent dat onderwijs en onderzoek aan de TU te veel gericht worden op de wetenschap, dan krijgen de critici gelijk die zeggen dat de TU-ingenieurs te weinig praktisch bruikbare bagage meekrijgen.
Parallellen
Ik deel de zorg van De Voogd over bloedarmoede bij de universiteiten, omdat te weinig geld voor onderzoek beschikbaar is. De koppeling onderwijs-onderzoek is immers onmisbaar. De conclusie om dan bijvoorbeeld een van de TU’s uit te laten groeien tot topuniversiteit deel ik niet. Aantal, omvang en studierichtingen in het wetenschappelijk technisch onderwijs behoren in hoofdzaak te worden bepaald aan de handvan gegevens over de maatschappelijke behoefte aan ingenieurs. De TU kan meehelpen die behoefte duidelijk in kaart te brengen.
De verlokking is groot om nog meer parallellen tussen de woestijnreis en de uitvoering van onze strategische plannen uit te werken. Bijvoorbeeld over de gemaakte omwegen, het gemor van het volk en over Mozes, die zich niet aan de regels houdt en daarom het beloofde land niet in mag. Ik zal die verleiding weerstaan.
Die verrekijker hebben we eigenlijk helemaal niet nodig. Je eigen perceptie van wie je bent en waar je naar toe gaat is het belangrijkst. Naar binnen toe mag dat best kritisch zijn. Maar laten we niet uitkomen bij de gedachte dat wij als mensen, als TU Delft, er sowieso niets van zullen bakken. Van groot belang is te laten zien dat wij als universiteit een gezamenlijke, grote bestemming hebben. Gezamenlijk als faculteiten en gezamenlijk als personeel en studenten.
Van de leiding van de universiteit mogen we verwachten dat zij met visie een gemeenschappelijk doel definieert en vervolgens de spelers, bezielend, in staat stelt hun bijdrage aan dat doel te leveren.
Een pleidooi voor drie topuniversiteiten van de voorzitter van het college van bestuur van onze universiteit (Delta nr. 18 van 6 juni). Een pamflet getiteld ‘Gezicht op Delft’ van goeroe en Delta-columnist Jan Koolhaas. En een bericht in de Volkskrant met als kop ‘Werktuigbouwkunde in Eindhoven en Twente het beste’.
Drie aanleidingen voor de enige hoogleraar die lid is van de universiteitsraad om het debat aan te gaan over ,,de weg naar de top”.
Als ik nadenk over het leiden van een organisatie die afhankelijk is van het goed functioneren van haar medewerkers, en welke is dat niet, kan ik het vaak niet nalaten de situatie te vergelijken met de tocht van het volk Israël door de woestijn naar het Beloofde Land. Het hoofddoel was duidelijk, hoewel gedurende de veertig jaar durende tocht sommigen meer gericht waren op overleven dan op het verre doel.
Wat ik me niet kan voorstellen is een zeer geordende karavaan; als geheel moet dat voorttrekkende volk een behoorlijk ongeregeld zootje zijn geweest. De gedachte dat een ieder de voetstappen van de grote leider volgde, wil er bij mij niet in. Natuurlijk, er was enige organisatie, stamhoofden bespraken geregeld de tactiek en de te volgen route. Het doel, het Beloofde Land, was niet iets dat in de hoofden van de leiding spookte, maar was de motivatie van iedereen. De leider gebruikte zijn positie en zijn zicht op het doel om het volk te bezielen om voort te trekken op de moeilijke tocht.
Niet iedereen liep even hard. Er waren zwakken en sterken. Een zwakkere werd ondersteund door de sterkere en men hield de moed erin. Niet door bespiegelingen over hoe ver het nog was, maar door het bieden van een haalbaar perspectief en werkelijke steun voor onderweg. De leider bezielde het hele volk. Hij had een beeld van een nieuwe toekomst.
Verkeerd-om
Mozes had overigens geen verrekijker. De Voogd en Koolhaas wel. Mozes wist niet hoe je met een verrekijker moest omgaan. De Voogd en Koolhaas weten dat trouwens ook niet. Koolhaas kijkt wel door de goede kant, maar hij richt op een te nabij doel: de omslag van zijn Tien Geboden biedt een detail van een schilderij. Toch heb ik sympathie voor dat deel van zijn verhaal, waar het gaat over bereikbare doelen. Doelen die binnen ons bereik liggen om onze interne en externe performance te verbeteren.
De Voogd lijkt de verrekijker verkeerd-om te gebruiken, je krijgt dan een overzichtelijk plaatje van dat deel van de wereld waar je kijker op gericht is. Op zich handig, maar vergeet niet dat je de afstand tot al dat moois zelf, te voet, moet afleggen. Er is niemand die je naar de top draagt.
Mozes gebruikte verspieders om het beloofde land te verkennen. Behalve met goede berichten kwamen deze verspieders terug met berichten over: ,,…een land dat zijn inwoners verslindt, en alle mensen die wij daar zagen waren van grote lengte (…) enwij waren als sprinkhanen…” Die grote mensen moeten de top-docenten van De Voogd zijn geweest! Overigens is dat inzetten van verspieders heel aardig: stel faculteiten in staat om een aantal mensen een eindje vooruit te laten lopen. En vergeet daarbij niet dat we allen mee moeten.
De TU Delft is wel of niet een topuniversiteit. In Zwitserland worden kennelijk twee universiteiten aangewezen als topuniversiteit. Zij krijgen nu meer geld en daardoor kunnen ze ook topuniversiteit blijven. De bepaling van de topuniversiteiten in de Verenigde Staten lijkt op een miss-verkiezing. Als dat zo moet dan kies ik liever voor karakter, maar toegegeven: het oog wil ook wat.
Gratuit
De omgeving beoordeelt ons en plaatst ons in een rangorde. Het is van groot belang die signalen op te pakken en waar mogelijk maatregelen tot verbetering te nemen. Koolhaas zegt (niet letterlijk): de TU Delft wordt door àndere universiteiten herkend als een goede universiteit. Of visitaties daarvoor het meest geschikte middel zijn betwijfel ik. Het oordeel van visitatiecommissies is gratuit, het heeft geen consequentie voor de beoordelaars. Aan een formele certificatie, zoals ABET, kleeft het nadeel dat zij onderwijsprogramma’s laat verstarren tot eenheidsworst.
In Duitsland moeten onderwijsprogramma’s ook aan strakke, door de staat opgelegde, eisen voldoen. Dat leidt er toe dat jonge, leuke universiteiten soms niet-erkende studierichtingen herbergen, omdat er toevallig een bepaalde leerstoel niet voorhanden is. Jammer. Eigenlijk behoort elke universiteit topuniversiteit te zijn. Een faculteit moet in ieder geval een goed studieprogramma met behoorlijke keuzemogelijkheden kunnen leveren. In een krimpsituatie kan clustering van faculteiten een creatieve mogelijkheid zijn om een studierichting in stand te houden.
Het pad door de woestijn is niet bezaaid met de trieste resten van hen die het marstempo naar de top niet konden meemaken. Het hoogste wetenschappelijke niveau is niet voor alle studenten bereikbaar. De meer theoretische vakgroepen bij de faculteiten bereiken slechts weinig geïnteresseerde studenten. Dat is niet erg. Er bestaat een grote behoefte aan praktisch ingestelde wetenschappelijk opgeleide ingenieurs in de industrie. Nadrukkelijk let ik daarbij op het belang van kleinere bedrijven. Als de TU alleen de top bedient, mist zij haar maatschappelijke missie. En als topuniversiteit betekent dat onderwijs en onderzoek aan de TU te veel gericht worden op de wetenschap, dan krijgen de critici gelijk die zeggen dat de TU-ingenieurs te weinig praktisch bruikbare bagage meekrijgen.
Parallellen
Ik deel de zorg van De Voogd over bloedarmoede bij de universiteiten, omdat te weinig geld voor onderzoek beschikbaar is. De koppeling onderwijs-onderzoek is immers onmisbaar. De conclusie om dan bijvoorbeeld een van de TU’s uit te laten groeien tot topuniversiteit deel ik niet. Aantal, omvang en studierichtingen in het wetenschappelijk technisch onderwijs behoren in hoofdzaak te worden bepaald aan de handvan gegevens over de maatschappelijke behoefte aan ingenieurs. De TU kan meehelpen die behoefte duidelijk in kaart te brengen.
De verlokking is groot om nog meer parallellen tussen de woestijnreis en de uitvoering van onze strategische plannen uit te werken. Bijvoorbeeld over de gemaakte omwegen, het gemor van het volk en over Mozes, die zich niet aan de regels houdt en daarom het beloofde land niet in mag. Ik zal die verleiding weerstaan.
Die verrekijker hebben we eigenlijk helemaal niet nodig. Je eigen perceptie van wie je bent en waar je naar toe gaat is het belangrijkst. Naar binnen toe mag dat best kritisch zijn. Maar laten we niet uitkomen bij de gedachte dat wij als mensen, als TU Delft, er sowieso niets van zullen bakken. Van groot belang is te laten zien dat wij als universiteit een gezamenlijke, grote bestemming hebben. Gezamenlijk als faculteiten en gezamenlijk als personeel en studenten.
Van de leiding van de universiteit mogen we verwachten dat zij met visie een gemeenschappelijk doel definieert en vervolgens de spelers, bezielend, in staat stelt hun bijdrage aan dat doel te leveren.
Comments are closed.