Science

Going green

To be buried, burnt or dissolved. What’s the greenest way to go?
Last week an old discussion was reignited following the publication of a TNO report claiming that modern ways of decomposing bodies, such as freezing or chemical dissolving, were more environmentally-friendly than burial or cremation.

/p>


Funeral giant Yarden ordered the report, just like it ordered a similar report six years ago from TU Delft researcher, Dr Han Remmerswaal (faculty of Industrial Design Engineering), on the environmental aspects of various forms of body processing.


The funny thing is: the two reports are in contradiction. Dr Remmerswaal’s 2005 report concluded that burial, cremation, resomation (a chemical dissolving process) and cryomation (deep freezing followed by shaking to pieces) all had similar environmental impacts. The largest impact by far, according to Dr Remmerswaal’s analysis, is the kilometres driven before and during the funeral service.


The new report by TNO however heralds the two new techniques (resomation and cryomation) as more environmentally friendly than cremation and – even worse – burial. It does agree however with Dr Remmerswaal’s report that funeral-related transport represents the largest environmental burden (typically three quarters of the total).

So what’s going on? Except for Yarden’s apparent urge to innovate, that is. Well, to start with, the studies use different unities (Eco-indicator in 2005 versus compensation euros in the most recent study). Moreover, the two reports measure different aspects of the body processing and value them differently. Re-use of gold from teeth and steel from surgical implants, for example, hardly played a role in 2005, but the retrieval of raw materials counts as an eminent benefit in the TNO report. This is why resomation and cryomation are so highly valued.


Some technique, then. During resomation, a cadaver is in fact liquefied. The corpse is heated under pressure to 180 °C. Potassium hydroxide and water are also added. Three hours later and all that remains are some brittle bones, easily crushed, and a brown soup consisting of amino acids and peptides. Any metal implants can then easily be recovered, says the Glasgow-based developer of the resomation system. The first unit has been installed in Florida and should be operational in September.


Deep-freezing the remains and subsequently pulverizing them should also liberate any implanted material for a second life.


In the NRC newspaper article, Dr Remmerswaal, who has since retired from TU Delft, responds by saying that the TNO study too easily quotes data on material and energy use from foreign manufacturers, without those techniques having been tested in commercial practice.


TNO researcher Elisabeth Keijzer replied that she has used a broader scope than Dr Remmerswaal did before her. “In the case of burials and cremations, we included the coffin,” she says. “With the new techniques we didn’t include one, since we reckon it will then be reused up to 50 times. In the case of burials, we also included the maintenance of the grave, the occupation of the land and the often heavy headstones that may come from as far away as Asia.”


Dr Remmerswaal is not convinced by the new technologies: “I don’t believe in body processing with dangerous chemicals. Imagine how that would be in practice. People there will have to work in safety suits, while the family of the dear deceased is allowed to watch from behind a glass screen.”


Whichever way you may choose to go, remember that transport is the biggest environmental burden of any kind of funeral. Exceeded only, that is, by staying alive

Daan Lenstra maakte vlak voor de zomer bekend geen contractverlenging te willen als decaan van Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). “Door de financiële problemen van de TU is de nadruk meer komen liggen op financieel en organisatiemanagement en dat is niet mijn ding”, zei hij.

In diezelfde periode probeerde Wytze Patijn op zijn faculteit Bouwkunde juist tegemoet te komen aan kritiek dat hij te weinig communiceerde met medewerkers en studenten. In de zomer tekende hij bij voor twee jaar decaanschap, met de afspraak dat hij zal terugtreden zodra zijn opvolger bekend is.

De TU zoekt dus twee nieuwe decanen die in staat zijn noodzakelijke bezuinigingen door te voeren en hun faculteiten te reorganiseren. De ideale kandidaten hebben niet alleen wetenschappelijke visie, ze kunnen ook nog eens goed managen en communiceren. Maar hoe vind je die? En wat als het schaap met de vijf poten niet te vinden is, wie verdient dan de voorkeur: de wetenschapper of de manager?

Vernieuwing
Bij Bouwkunde is nu vooral een decaan nodig die de faculteit op orde kan brengen, zo meent Gerrie Hobbelman, voorzitter van de onderdeelcommissie. “Onze vorige decaan (Hans Beunderman, red.) was iemand die heel netjes op de winkel paste en naar consensus streefde onder hoogleraren. Hij was vooral de manager, die financiën en het personeel goed in de gaten hield.”

Daardoor, zo schetst Hobbelman, kwam er van vernieuwing in de faculteit niet zo veel terecht. De opvolger van Beunderman moest destijds daarom iemand zijn die echt voor de inhoud ging. Dat was Wytze Patijn: architect en gewezen Rijksbouwmeester. “Hij heeft heel wat inhoudelijke vernieuwingen doorgevoerd, maar daardoor is de faculteit financieel in behoorlijk slecht vaarwater geraakt. Er is een aantal groepen gekomen die wel geld kosten, maar weinig inkomsten hebben.”

De opvolger van Patijn zou daarom een mix van zijn twee voorgangers moeten zijn, denkt Hobbelman. “Ons onderwijsprogramma moet nodig op de schop: het is veel te complex en kost daarmee te veel. Er is nogal wat wildgroei geweest in ontwerpstudio’s en mastervarianten. Dat moet de decaan reduceren. Verder staat onze begroting onder zware druk: we hebben dus iemand nodig die financieel wat kan. Dat is echt belangrijk.”

De mooiste oplossing volgens Hobbelman: een architect die er blijk van heeft gegeven een architectenbureau goed te kunnen runnen. “Als die al rondloopt, heeft die helemaal geen zin om decaan te worden. Succesvolle architecten hebben zoveel plezier en drukte uit hun bureau. Ook binnen de faculteit heeft denk ik op dit moment niemand zin in deze klus.”

Visie
Toch zijn ze er wel: hoogleraren die decaan kunnen en willen zijn. Dat meent althans Peter Kroes, voorzitter van de raad van hoogleraren. Hoewel hij niet is betrokken bij de zoektocht naar nieuwe decanen, wil hij er op persoonlijke titel wel wat over zeggen. “Kies voor de man met visie. Het managen kun je ook opvangen met mensen om de decaan heen. Terwijl een decaan die alleen manager is, zonder visie, desastreus is voor een faculteit.”

Juist in tijden van reorganisaties is het belangrijk een decaan te hebben die weet wat wetenschappers drijft, meent Kroes. “Je moet vanuit een inhoudelijke visie op de centen letten. Is er een zware reorganisatie aan de gang, dan is het wellicht beter iemand van buiten te halen.”

Decaan Daan Lenstra pleit bij EWI juist voor iemand uit de eigen faculteit. “Maar dan wel iemand die een behoorlijke bestuurlijke ervaring heeft en het wetenschappelijk ook goed doet, bijvoorbeeld als afdelingsvoorzitter. Ik denk dat we mensen hebben die daar klaar voor zijn.”

Een decaan moet volgens Lenstra wetenschappelijk overwicht hebben en hoeft minder verstand te hebben van financiën en personeelsbeleid. “Maar je moet er wel belangstelling voor hebben”, waarschuwt hij, “anders gaan anderen het doen. We hebben nu op P&O en financiën een geoliede organisatie. Dat maakt het makkelijker.”

Lenstra wilde geen managementcursussen volgen. “Bij organisatiemanagement ging ik op mijn intuïtie af. Voor financiën hanteerde ik een simpele methode: zorg dat de bodem van je portemonnee niet in zicht komt. Zo heb ik overleefd door alle jaren heen.”

Voor zijn eigen benoeming heeft Lenstra alleen gesprekken gehad met individuele afdelingsvoorzitters en rector Jacob Fokkema, die hij nog kende van zijn promotietijd bij elektrotechniek. “Ik denk dat dit achteraf beter had gekund. Nu is dat heel anders, dat doet mij goed.”

Nu is de betrokken faculteiten door rector Karel Luyben en directeur personeel & organisatie Nynke Jansen gevraagd wat er in het profiel voor hun nieuwe decaan moet staan. Afdelingsvoorzitters, de onderdeelcommissie en facultaire studentenraad konden aangeven waar het accent moet liggen.

Affiniteit
Hoewel het bij beide faculteiten dus maatwerk is, moeten decanen in ieder geval aantoonbare affiniteit hebben met vakgebieden binnen de faculteit, en een ‘verbindend leider’ zijn voor de afdelingen en onderzoeksgebieden. “Je moet je willen laten voeden door mensen in de organisatie en dus niet jouw mening doordrukken”, zegt Jansen.

Een decaan moet goed kunnen luisteren en inspireren. “Mensen mee kunnen krijgen in jouw visie is heel belangrijk”, vervolgt Jansen. “Dat horen we iedere keer bij Bouwkunde en EWI. Verder is een decaan een boegbeeld, zowel extern als intern. Moet de decaan bedrijfsvoeringkwaliteiten hebben. We vinden nu coachend leiderschap heel belangrijk: enerzijds duidelijk aangeven wat je verwacht van je mensen, anderzijds duidelijk feedback kunnen geven.”

Inderdaad, geeft Jansen toe: het schaap met de vijf poten. Hobbelman heeft het af en toe voorbij zien komen. “Een hoogleraar die inhoudelijk goed was, maar ook heel goed geld wist te verwerven, promovendi kon aansturen en een goede leider was van zijn groep. Dat zijn van die – ik zou bijna zeggen – mutanten.”

Daar komt bij dat de TU ook heel graag één of twee vrouwen als decaan wil. Nu bestaat de groepsraad uit louter mannen. Veel van hen hebben een externe achtergrond en zijn niet doorgestroomd als bijvoorbeeld afdelingsvoorzitter. “Ook daar willen we een balans in hebben”, zegt Jansen. “Een derde element is een balans tussen wetenschappelijk onderlegd zijn en je carrière elders doorlopen hebben.”

Volgens Lenstra heeft EWI zelf een interne kandidaat. “Geen vrouw, helaas niet. Je kunt wel zoveel willen. We hebben allemaal verlanglijstjes.” Hobbelman ziet een vrouw bij Bouwkunde helemaal zitten. “Als je het hebt over samenbindende eigenschappen, kunnen luisteren, kunnen motiveren, is dat een pre. Een vrouw is maar zelden een mannetje, hè?”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.