Campus

‘Goed college geven is moeilijk’

Prof.ir. Adriaan Beukers, hoogleraar composiet materialen en constructies, krijgt op 31 augustus de Leermeesterprijs uitgereikt. De prijs gaat jaarlijks naar een hoogleraar die uitblinkt op het vlak van onderzoek en onderwijs die dit ook nog goed weet over te brengen op zijn omgeving.

Stip ontstond vijftien jaar geleden uit onvrede met de verhoudingen tussen de TU Delft en de gemeente. Wat was er aan de hand?
“In het voorjaar van 1993 speelde er een aantal grote dossiers waar we ook in de universiteitsraad (nu verdeeld in ondernemingsraad en studentenraad, red.) mee te maken kregen. De vergunningenverlening voor de bouw van de TU-bibliotheek verliep moeizaam. Het hele plan dreigde niet door te gaan. Ook had het gemeentebestuur besloten dat de toewijzing van huurwoningen op basis van leeftijd zou moeten gaan, wat ongunstig uit zou pakken voor studenten. Verder werden horecaregels strenger, waardoor sociëteiten niet meer zouden kunnen draaien. Dat gaf veel ergernis.”

Dat kan alleen als de basisverhoudingen slecht zijn.
“De verhoudingen waren zeker gespannen. Delft is een heel rare stad. Er wonen relatief veel jongeren en studenten en eenvijfde van de grond was toen in handen van de TU. De gemeente dacht: de TU mag haar handen dichtknijpen met zo’n mooie stad als Delft. Zonder de stad zou de universiteit niet meer zijn dan de Universiteit Twente. De TU vond juist: zonder ons zou Delft een tweede Gouda zijn. Mooi, maar weinig te doen. Er ontstond een negatieve spiraal, niemand sprak met elkaar. Het werd zelfs zo erg dat de loco-burgemeester in 1993 niet bij de opening van het academisch jaar werd uitgenodigd.” 

Maar waarom dan een nieuwe partij oprichten?
“Als mensen niet met elkaar praten, dan begrijpen ze elkaar ook niet. Het was toch vreemd dat in de gemeenteraad niemand zat die iets had met de TU. Dat moest anders. We hadden ons kunnen aansluiten bij bestaande partijen, maar als student is dat ondoenlijk. Voordat je in een partij op een verkiesbare plek komt, moet men je echt kennen. Maar studenten hebben in de relatief korte tijd dat ze in Delft zijn geen tijd om een reputatie op te bouwen.

Andere gemeenteraadspartijen hadden in de begindagen kritiek op Stip. Ze waren tegen een partij die er alleen zou zijn voor een zeer specifieke doelgroep. Hoe was de sfeer tijdens de eerste campagne die jullie voerden?
“Mensen werden steeds kribbiger. De toon werd feller, want een zetel voor ons zou ten koste gaan van hen. Andere partijen deden arrogant, wat tegen ze werkte. Studenten dachten: als jullie zo neerbuigend doen, gaan we zeker op Stip stemmen. Overigens was men wel altijd fair. Tegenwoordig is het allemaal wat minder fris en netjes, onder invloed van de landelijke politiek.”

Jullie pareerden kritiek door te laten zien dat jullie ook over andere onderwerpen dan studentenhuisvesting een mening hadden. Toch zochten jullie de kiezers onder de studenten.
“De eerste keer wel. In latere verkiezingen haalden we telkens twee of drie zetels. Statistisch gezien moeten er ook andere mensen dan studenten op ons gestemd hebben. Ook in wijken waar geen studenten woonden, hadden we stemmen.”

Jij was in het eerste jaar voorzitter van de partij. Stip verwierf één zetel. Jij stond op twee en miste de boot.
“Die verkiezingsavond in mei 1994 kwamen wijk voor wijk de uitslagen binnen. Eerst hadden we niks, maar toen de wijken waar veel studenten woonden aan de beurt kwamen, schoten we omhoog naar dik twee zetels. De ambtenaren op het gemeentehuis raakten zelfs in paniek toen de uitslag van het centrum binnenkwam, zoveel stemmen hadden we daar. Helemaal op het einde van de avond, toen de uitslag van de allerlaatste wijk binnenkwam, misten we de twee zetels uiteindelijk op dik honderd stemmen. Dat was natuurlijk jammer, maar ik heb daarna bijna de volle vier jaar heel fanatiek commissiewerk gedaan.”

Stip heeft geen grondbeginselen. Heel Delfts wil de partij vooral problemen oplossen. Maar hoe doe je dat als je geen ideologie hebt? Ontstonden daardoor binnen de partij niet meteen ellenlange discussies?
“Het zijn zulke praktische onderwerpen waarmee je in de gemeenteraad te maken krijgt, dat het worstelen is om daar een ideologie op los te laten. Met grote onderwerpen als inkomenspolitiek of milieubeleid mag de gemeente niks. Zij voert alleen maar uit.”

Hoe is het jullie gelukt om je in te werken? Hoe snel hadden jullie het politieke spel onder de knie?
“Men zei: de raad is heel ingewikkeld, het duurt jaren om je in te werken. Maar dat bleek wel mee te vallen. Als je je goed inleest en overal gaat kijken en met mensen gaat praten, dan lukt het. Ons voordeel was natuurlijk dat we daar voltijds mee bezig konden zijn, terwijl andere raadsleden gewoon een baan hebben. Ik denk dat we nog binnen het eerste jaar ingewerkt waren. Daarbij hadden we het geluk dat er een aantal grote strategische onderwerpen begonnen te spelen. Omdat het over nieuwe zaken ging – als Delft Kennisstad, de gemeentelijke reorganisatie en de parkeergarages – misten we geen dossierkennis.”

Alles ging meteen gesmeerd?
“Nou, we moesten door schade en schande achter een heel belangrijke truc komen. En die is dat je bovenop een onderwerp moet zitten nog voordat de ambtenaar zijn stuk voor de gemeenteraad schrijft. Dan kun je de meeste input hebben. Als een nota voor het eerst in de raad is, ben je al te laat voor grote veranderingen. Want die betekenen gezichtsverlies voor de betrokken wethouder. Zo stonden in de begintijd eens de straatnamen voor een nieuw bedrijvenpark op de agenda. Eén straat zou Electriciteitspad of iets dergelijks gaan heten. Dat vonden we zo’n stom naampje. In de raad vroegen we om die naam terug te nemen, ook omdat er een spelfout in stond. Daarna bleek de commissie die de namen had verzonnen zwaar beledigd.”

Ik kan me voorstellen dat jullie je zo snel mogelijk wilden bewijzen. Wanneer kwam jouw kans als raadscommissielid?
“Ik zat in de commissie die ging over het leerlingenvervoer voor het speciaal onderwijs. De kinderen worden in busjes vervoerd, op kosten van de gemeente. Die laatste was van plan het vervoer zwaar te versoberen. Ik ben met betrokkenen gaan praten en toen bleken er grote fouten te zitten in de uitwerking van de plannen. De wethouder ontkende dat eerst, maar moest later toegeven. Dat speelde al meteen in de beginfase.”

Dat ging dus meteen niet over studentenhuisvesting.
“In de beginjaren ging tachtig tot negentig procent van onze tijd op aan algemene thema’s.”

Zijn de verhoudingen tussen de gemeente en de TU wel echt verbeterd? Universitaire bestuurders ergeren zich nog steeds aan de traagheid van de gemeente met vergunningenverlening.
“Heel veel potentiële conflicten worden nu in de kiem gesmoord. Op zijn minst is er nu een platform waar mensen met elkaar praten. Door de strategie van Delft Kennisstad, waarin de TU een grote rol speelt, is de communicatie vele malen beter. Maar de TU blijft een heel grote factor op tal van vlakken in Delft. Het kan niet anders of het TU-belang botst af en toe met het algemene belang. En het is nu eenmaal een gegeven in Nederland: de ruimtelijke-ordeningsmolens draaien heel langzaam.”

De TU was zo blij met de komst van Stip dat de toenmalige bestuursvoorzitter jullie uit eigen zak geld leende. Zijn universiteit en Stip altijd twee handen op één buik?“Niet per se. In de discussie over de komst van een tramlijn door de TU-wijk hadden we een tegenovergesteld standpunt. Wij waren voor, de TU was tegen.”

Wat zie je als de grootste verdienste van Stip?
“De gemeente houdt nu vanaf het begin rekening met de TU-gemeenschap.”

Hoe volg je Stip nu?
“Via de site en de maandelijkse knipselkrant. Vanaf afstand dus. Dat is de kracht van Stip: de huidige generatie doet het werk. Het roulatiesysteem werkt vanaf het begin goed. Je werkt een jaar in, hebt een jaar een verantwoordelijke post en rolt een jaar uit. Dat heeft vele voordelen. Eén daarvan is dat eventuele blauwe plekken verdwijnen. Mensen krijgen die blauwe plekken van een ander raadslid, een wethouder of een bepaald onderwerp. Dat kan heel lang doorzieken, maar bij Stip zit er iedere vier jaar een compleet nieuwe ploeg.”

Hoe was het om na Stip weer student te zijn?
“Dat viel me zwaar. De gemeenteraad is redelijk verslavend. Het is intensief, je leert iedereen kennen, komt overal. Het is even wennen om je daarna weer in de bieb op je dictaatje te concentreren. De meeste hebben dan ook eerst een fase waarin ze niks doen. Het studeren komt daarna meestal vanzelf weer.”

Is het goed voor je persoonlijke ontwikkeling of voor je carrière om bij Stip te gaan?
“Als mensen het puur doen voor hun carrière, zou ik ze niet eens willen hebben. Het moet komen vanuit pure belangstelling, want het is hard werken. Doe je het zo, dan staat het natuurlijk goed tijdens een sollicitatie.”

Hoe zie je de toekomst van Stip?
“In de huidige constellatie is er een vrij stabiele basis voor twee of drie zetels. Zou bijvoorbeeld Rijswijk bij Delft komen door een gemeentelijke herindeling, of zou de TU Delft sluiten, dan valt die basis weg. En het is ook geen wet dat we een wethouder leveren. Dat is nu toevallig drie keer op rij gebeurd, maar dat heeft alles te maken met de verhoudingen tussen andere partijen en met de landelijke politiek. Speelt er landelijk een spannend onderwerp, dan hebben kiezers de neiging ook in de gemeente op hun landelijke partij te stemmen. Dat is nadelig voor lokale partijen. Maar wat nog veel belangrijker is, is de verhouding tussen mensen.”

Gefeliciteerd. Had u dit verwacht?
“Nee, totaal niet. Ik was er zeer door ontroerd. Ik kreeg te horen dat ik de prijs zou krijgen tijdens een gesprek met de decaan. Ik snapte al niet waarom ik een afspraak met hem had. Toen ik bij hem zat, kwam er een grote groep mensen binnen. Ik wilde weggaan, maar ze bleken voor mij te komen. Een van de redenen waarom ik zo blij ben met de prijs, is dat ik goed college geven beschouw als een van de moeilijkste dingen die er zijn. Ik ben dit pas de laatste jaren leuk gaan vinden en gaan leren.”

Ziet u zichzelf als ‘leermeester’?
“Ik vind die term in dit geval eigenlijk wel mooi. Ontwerpen is iets dat je leert door het te doen. Het draait niet alleen om theoretische kennis. Je moet oefenen, maakt veel fouten, en van die fouten leer je. De zo opgedane kennis deel je, en je zet anderen aan ook te oefenen en te doen. In dat opzicht doet de relatie tussen een ontwerper en diens studenten of promovendi erg denken aan de klassieke leermeester-gezelrelatie, zoals deze vroeger bestond bij de gilden.”

Heeft u tips voor andere hoogleraren hoe zij studenten en medewerkers kunnen inspireren?
“Ik hoorde laatst een mooie opmerking: een carrière is niets anders dan een reis, met een bepaalde bestemming. Mensen maken zich tegenwoordig vaak alleen druk over die bestemming. Bijvoorbeeld dat ze ergens manager of de baas willen worden. Ik probeer mensen te laten inzien dat juist de reis het belangrijkste is. Als de reis goed is, krijgt het leven inhoud. In dit opzicht is ook ondernemerschap belangrijk. Je weet iets, je kunt iets; draag dit uit.”

U staat bekend als een ondernemend hoogleraar, u zet anderen graag aan tot ondernemerschap. Waarom vindt u dit zo belangrijk?
“Werknemers binnen een bedrijf hebben vaak geen idee waar het geld dat zij verdienen vandaan komt. Ondernemerschap is voor mij een metafoor voor verantwoordelijkheid nemen. Geld of rijk worden door je ondernemerschap is niet het belangrijkste. Belangrijker is te leren hoe je meerwaarde kunt creëren.”

Aan de prijs zijn een bedrag van vijftienduizend euro en twee vliegtickets verbonden, om de winnaar gelegenheid te bieden twee maanden met een sabbatical te gaan. Heeft een drukbezet iemand als u daar wel tijd voor?
“Iedereen heeft tijd. Iedereen is misbaar. Het is ook juist een kenmerk van een goed leermeester dat deze zichzelf misbaar maakt. Hij kan weggaan, omdat de mensen om hem heen kunnen wat hij kan. De vraag is eigenlijk meer: wil ik wel weg? Ik vind het hier leuk. In dat opzicht kun je twee maanden weggaan ook zien als een soort straf. Zet hier maar bij dat ik dit nu zeg met een enorme grijns op mijn gezicht, hoor.”

Heeft u al een bestemming in gedachten?
“Ik heb 44 jaar geleden een periode in Italië gewoond. Ik wilde in Napels een bestaan opbouwen. Ik heb geprobeerd daar in de luchtvaart en jachtbouw te komen. Dat is niet helemaal gelukt, maar ik heb wel nog altijd zo’n ‘goeie ouwe tijd’-gevoel bij Italië. En het toeval wil dat de omgeving van Napels nu groot begint te worden op mijn vakgebied, composieten. Ik zou daar graag een pied-à-terre creëren en banden leggen met het daar gelegen centrum voor composietmaterialen. Zodat ik er zelf af en toe heen kan; maar andere medewerkers uit mijn vakgroep ook.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.