De wetenschappelijke kwaliteit van de TU Delft moet excellent zijn, vindt het college van bestuur. Tegelijkertijd worden jonge én oudgediende wetenschappers gestimuleerd om niet meer hun hele loopbaan aan de TU vast te blijven zitten.
Maar hoe houd je zo een wetenschappelijk team in vorm en zorg je dat expertise en netwerken niet verdwijnen?
Maaike Kroon – gelauwerd, veelbelovend – nam begin dit jaar afscheid van de TU Delft om hoogleraar scheidingstechnologie te worden in Eindhoven. De jonge wetenschapper was nog niet zo heel lang geleden – 2005 – de beste afstudeerder van de TU Delft. Haar decaan destijds, de huidige rector magnificus Karel Luyben, deed na haar honours track zijn best geld te vinden voor haar promotieonderzoek. Zodat ze in Delft kon blijven.
Na twee jaar promoveerde Kroon al en ging ze aan de slag als universitair docent proces equipment bij de faculteit 3mE. Was ze op de TU gebleven, dan was ze eerst universitair hoofddocent geworden en vervolgens hoogleraar. Dat is het gebruikelijke carrièrepad voor wetenschappelijk personeel. De in juni 2010 gepubliceerde human resources-strategie met de naam Freedom to Excel noemt dit de ‘wetenschappelijke kernloopbaan’.
Door haar overstap naar Eindhoven kon Kroon meteen doorstoten naar het hoogleraarschap. Waarom liet de universiteit dit gebeuren, waarom mocht dit kenniswonder gewoon weggaan, had de TU Delft zitten slapen? Zomaar wat vragen die in me opkwamen. Toevallig liep ik niet veel later op een borrel Karel Luyben tegen het lijf, diezelfde Karel Luyben die zich jaren geleden hard had gemaakt voor de aanstelling van Maaike Kroon.
Luyben snapte niet waar ik me druk om maakte. Talent moet niet alleen komen aanvliegen, het moet ook geregeld uitvliegen, was vrij vertaald zijn verhaal. Niks aan de hand, business as usual. Hier werd de universiteit uiteindelijk alleen maar beter van, bijvoorbeeld omdat Kroon nu behoorde tot het netwerk van de TU Delft. En die boodschap strookte (natuurlijk) met het beleid dat ook in Freedom to Excel staat beschreven: ‘De wetenschappelijke loopbaan is erbij gebaat dat een wetenschapper zo nu en dan een stap buiten de instelling maakt, om nieuwe ideeën op te doen en ‘state-of-the-art’ in het eigen vakgebied te worden of te blijven.’
Maar wat als iemand al ‘state-of-the-art’ is? De TU Delft is immers een ‘talent driven organisatie’, zoals het college van bestuur het noemt: ‘Zonder wetenschappelijk talent geen universiteit’, staat te lezen in de discussienota ‘Contourenschets TU Delft 2020’ uit maart 2011 (zie kader). Wat als iemand als nanowetenschapper Cees Dekker plots weggaat? Is de TU Delft dan niet excellent meer in de nanowetenschappen, één van de gebieden waar de TU zo trots op is?
Zo’n vaart zal het niet lopen, denkt prof.dr. Cees Dekker zelf. Hij krijgt wel eens aanbiedingen voor andere banen, maar is daar tot nu toe niet op ingegaan. Zijn positie in Delft is dan ook riant. Toppers moet de universiteit koesteren, zegt Dekker. En dat doet de TU dan ook. Zijn nieuwe afdeling bionanoscience kan op een investering van tien miljoen euro rekenen. En hij heeft miljoenen euro’s zitten in het Kavli Institute of Nanoscience, waar de afdeling bionanoscience onderdeel van uitmaakt.
Mocht hij onverhoopt toch weggaan, dan is er ook geen man overboord, verzk
gekwalificeerde wetenschappers rond. Je moet op tijd investeren in jong talent.”
En dat jonge talent komt graag naar Delft, de werknemers van het Kavli Instituut komen uit allerlei landen. Deels om de naam van Cees Dekker, dat wel. “Maar niet alleen maar, het gaat om de hele setting. Maar natuurlijk, haal je de kern weg, dan merk je dat. Het zou ook niet goed zijn als er niemand rouwig om is als ik vertrek.”
Mogelijk had Inholland-voorzitter Geert Dales ook best naar Den Haag willen komen. Maar die ligt onder vuur, net nu de bewindslieden bijeengesprokkeld worden. Staatssecretaris Van Bijsterveldt heeft in de Tweede Kamer fel naar hem uitgehaald vanwege de dubieuze afstudeerroute bij de opleiding media & entertainment management.
Geen fancy hardware
Dekker kan gemakkelijk talent vinden, maar hoe zit dat in wetenschapsgebieden waar de concurrentie met het bedrijfsleven heel groot is of die minder in het oog springende faciliteiten hebben? Prof.dr.ir. Kees Vuik van de afdeling toegepaste wiskunde (EWI) zit op zo’n plek die het puur moet hebben van mensenwerk. Er is geen fancy hardware te vinden. Wat niet wil zeggen dat er geen ladingen sollicitaties binnenkomen als er een vacature de wereld in gaat. “Dat doe ik liever niet”, vertelt Vuik. “Want het valt niet mee de kwaliteit in te schatten van sollicitanten uit verre landen.”
Vuik probeert de poel van talent al vroeg op te kweken. “Je moet je bachelor en master goed op orde hebben. Dat wordt nogal eens onderschat. Van je eigen mensen heb je een veel beter beeld.” Als ze goed zijn en interesse hebben kunnen die mensen promovendus worden. Dient niemand zich aan, dan schakelt Vuik zijn wereldwijde netwerk in. Aankomend talent komt van ver op de reputatie van Vuik en de TU Delft af. Op de afdeling toegepast wiskunde lopen mensen rond uit China, India, Pakistan, Iran, Venezuela, maar ook uit Oost-Europa en gewoon uit Nederland.
Vuik heeft gemerkt dat die vele achtergronden verrijkend werken, omdat iedereen zijn eigen blik en vooropleiding heeft. En geen enkele promovendus hoeft al vroegtijdig achterover te gaan leunen, want promovendi moeten stuk voor stuk na hun promoveren de afdeling verlaten om hun vleugels uit te slaan. Weer voor de broodnodige verrijking.
Dat klinkt mooi, maar hoe zorgt Vuik dan dat zijn nalatenschap in veilige handen is? Via universitair (hoofd)docenten? Vuik kan geen honderd procent geruststellend antwoord geven. “Mocht ik vertrekken, dan loopt het onderzoek op de afdeling nog wel een jaar of twee door. Voor die tijd heb je wel een nieuw boegbeeld nodig. Voor de zichtbaarheid naar buiten toe, ook naar het bedrijfsleven.”
Vuik is niet van plan de TU te verlaten, maar mocht hij dat toch doen, dan staat er geen nieuw boegbeeld in de coulissen te wachten. “Zo werkt het niet. Voor een hoogleraar wordt internationaal geworven. Het is niet zo dat uhd’s automatisch op die plek komen.”
Vuik zal dus niet kunnen uitsluiten dat er kennis weglekt bij zijn vertrek. En een netwerk, onmisbaar in de academische wereld, zal zijn voorlopig nog theoretische opvolger zelf moeten opbouwen. Is de goede naam van de TU Delft in de toegepaste wiskunde in dat geval verdwenen? Volgens Vuik blijft die reputatie wel een paar jaar overeind. Tijd genoeg, dus, om dat nieuwe boegbeeld te vinden.
Ook prof.dr. Jenny Dankelman denkt dat er op haar afdeling biomechanical engineering (3mE) geen man overboord zal zijn als zij vertrekt. Haar netwerk neemt ze voor een deel bij vertrek mee. “Maar er zitten hier een paar goede mensen, die het werk zo kunnen overnemen.”
Ook is er genoeg gewillig talent dat graag zou solliciteren. “We hebben hier een paar leuke projecten, die zorgen dat mensen willen komen en ook willen blijven. We hebben een goede onderzoeksomgeving en het werk is maatschappelijk relevant. Het is gemakkelijk uit te leggen wat voor werk je hier doet. Dat is heel motiverend.”
Comments are closed.