Wetenschappers die hun proefschrift net hebben ingeleverd, overwegen zelden een carrière in het hbo: ze zijn bang voor gezichtsverlies en vrezen dat ze alleen nog maar les mogen geven.
Een baan in het hbo lijkt een mooie kans voor jonge wetenschappers. Ook daar kunnen ze onderzoek doen en hun vaardigheden zijn er gewild. Maar aan het imago van hogescholen valt nog wel wat te verbeteren, aldus een rapport van kenniscentrum Zestor.
Gepromoveerden zijn bang dat ze er alleen maar les moeten geven, dat studenten ongemotiveerd zijn en dat andere wetenschappers op hen neerkijken. Een overstap naar het bedrijfsleven of naar de overheid lijkt een stuk ‘logischer’. Aan de andere kant: er zijn ook gepromoveerden die juist aangeven dat de sfeer op hogescholen hun meer aanspreekt dan die van de competitieve universitaire wereld.
Hogescholen moeten dus duidelijker zijn in wat ze jonge wetenschappers te bieden hebben: een baan waarin ze eigen onderzoek combineren met onderwijs en waarin de arbeidsvoorwaarden en de werksfeer mogelijk prettiger zijn dan bij universiteiten. Daar zouden de onderwijsinstellingen best wat trotser op mogen zijn: een hogeschool is niet “het mindere broertje van de universiteit”, benadrukt het rapport.
Dat zouden instellingen door middel van folders of gesprekken met loopbaancoaches duidelijk moeten maken, stelt Zestor voor. Ook zouden het hbo en het wo beter moeten samenwerken in de loopbaanbegeleiding van hun promovendi.
Hogescholen willen graag meer docenten met een masteropleiding of promotie op zak in dienst nemen en hebben daarnaast de ambitie om meer wetenschappelijk onderzoek te doen. Voor gepromoveerden een uitgelezen kans: slechts twintig procent van hen kan bij een universiteit aan de slag, de rest moet elders carrière maken.
Comments are closed.