Campus

Gemeenten creëerden hun achterstandswijken zelf

Gemeenten hebben de mond vol over sociale integratie, het mixen van arm en rijk in een stad om achterstandswijken te voorkomen. Maar ze hebben vaak zelf de segregatie in de hand gewerkt.

Zo blijkt uit het vuistdikke proefschrift ‘Op grond van beleid’, waarop dr.ir. George de Kam in december bij Bouwkunde promoveerde. Hij toonde ook aan dat sociale woningbouw meer oplevert voor gemeenten dan wordt aangenomen.

De Kam concentreerde zich in zijn proefschrift vooral op Den Haag. Deze stad baseerde de locatiekeuze voor sociale woningbouw op grondsoort, in plaats van op ruimtelijke spreiding. ,,In Den Haag is dat goed te zien op een plattegrond. Waar de ondergrond uit klei of veen bestaat, is meestal veel sociale woningbouw. Op de zandgronden niet. Bouwen op klei en veen is veel duurder dan op zand. Dus het was gunstig om daar sociale woningbouw neer te zetten, dat werd toch wel gesubsidieerd. De ruimtelijke spreiding in Den Haag is dus bepaald door de grondsoort. Sociale woningbouw is dan ook een trekker van de gemeentelijk grondexploitatie. Zonder de eraan verbonden subsidies zouden die klei- en veengronden nog steeds weilanden zijn.”

De grote tegenstellingen tussen de verschillende wijken waar Den Haag mee te kampen heeft, heeft de gemeente dus zelf veroorzaakt.

Dr.ir. De Kam studeerde in 1973 af als Civiel planoloog bij de TU. Werkzaam bij de Nationale Woningraad raakte hij gefascineerd door de ontwikkeling van steden en de bijbehorende maatschappelijke processen: wie woont waar en waarom. De Kam vroeg zich af welke rol ruimte, grond en sociale woningbouw in dat verband spelen. Op eigen houtje begon hij in zijn vrije tijd aan onderzoek. Zo’n drie jaar geleden stapte hij naar de afdeling volkshuisvesting bij de faculteit Bouwkunde voor begeleiding en ondersteuning. Behalve de situatie in Den Haag, bekeek hij ook de locaties voor sociale woningbouw in omliggende gemeenten.
Sprinter

Ook buiten Den Haag bleken andere motieven de locatie voor goedkope huurwoningen te bepalen dan de vraag of er achterstandsbuurten zouden ontstaan. ,,In Zoetermeer, de enige groeikern bij Den Haag was integratie ook niet de bepalende factor. Maar daar heeft het beleid wel goed uitgepakt. De sociale woningbouw is er geconcentreerd rond de spoorlijn van de ‘sprinter’ naar Den Haag. Mensen met weinig geld hebben geen eigen auto, maken dus veel gebruik van het openbaar vervoer, en zo werd die sprinterlijn snel rendabel. Omdat de sprinterlijn twee grote lussen door Zoetermeer maakt, zit de sociale woningbouw wel redelijk verspreid over de stad, met daar tussendoor ook andere bebouwing.”

Verrassend in het onderzoek is ook dat sociale woningbouw eigenlijk veel meer geld oplevert voor een gemeente dan wordtaangenomen. De Kam: ,,Bij eengezinswoningen wordt maar één keer betaald voor de grond. Bij sociale woningbouw, vaak bestaande uit flats, betaalt elke verdieping weer voor de grond. Sociale woningbouw levert dus veel sneller geld op dan een villawijk.”

De toekomst voor de sociale woningbouw ziet De Kam met zorg tegemoet. ,,We zitten nu aan het einde van een tijdperk. Dat komt met name door de overgang van een regelende overheid naar meer door de markt bepaalde huisvesting”, vertelt De Kam.

,,Vroeger werden het locatiebeleid, het grondbeleid (het overheidsbeleid dat de beschikbaarheid, de voortbrenging en de prijs van bouwrijpe grond voor woningbouw aanstuurt) en de sociale woningbouw allemaal door de overheid bepaald. Nu wordt als gevolg van de Vinex-nota nog wel de locatie aangewezen, maar niet de grond. Dat leidt tot grondspeculatie. Grond zal onverwacht duur worden. Sociale woningbouw staat dan achteraan in de rij voor de beschikbare plaatsen”, voorziet De Kam voor de toekomst.
Grenzen

De bevindingen van De Kam zijn nog niet opgepakt door overheden. ,,Gemeenten en de Rijksoverheid zullen er niet zo blij mee zijn. De huidige ontwikkelingen zie ik namelijk somber in. Woningcorporaties moeten veel kiener worden.”

Eigenlijk is De Kam nog niet klaar. Hij wilde in eerste instantie ook de terugkoppeling bekijken: in hoeverre de bewoners van de sociale woningbouw tevreden zijn met hun huisvesting en de plaats ervan, en wat de overheid weer met die wensen doet. De Kam: ,,Maar mijn promotor, prof.dipl.ing. H.J. Rosemann, heeft me gedwongen grenzen te trekken. Na tien jaar moest het hard werken aan het onderzoek maar eens worden afgerond. Het zou erg leuk zijn als een afstudeerder of promovendus de draad nu oppakt.”

Waar De Kam de tijd vandaan haalde voor het onderzoek, blijkt uit stelling twaalf in zijn proefschrift: ,,Vaders die part-time zijn gaan werken om een substantiële bijdrage aan de opvoeding van hun kinderen te leveren, lopen in de ’empty-nest’-fase het risico alsnog workaholic te worden.”

aut I.B.

Gemeenten hebben de mond vol over sociale integratie, het mixen van arm en rijk in een stad om achterstandswijken te voorkomen. Maar ze hebben vaak zelf de segregatie in de hand gewerkt. Zo blijkt uit het vuistdikke proefschrift ‘Op grond van beleid’, waarop dr.ir. George de Kam in december bij Bouwkunde promoveerde. Hij toonde ook aan dat sociale woningbouw meer oplevert voor gemeenten dan wordt aangenomen.

De Kam concentreerde zich in zijn proefschrift vooral op Den Haag. Deze stad baseerde de locatiekeuze voor sociale woningbouw op grondsoort, in plaats van op ruimtelijke spreiding. ,,In Den Haag is dat goed te zien op een plattegrond. Waar de ondergrond uit klei of veen bestaat, is meestal veel sociale woningbouw. Op de zandgronden niet. Bouwen op klei en veen is veel duurder dan op zand. Dus het was gunstig om daar sociale woningbouw neer te zetten, dat werd toch wel gesubsidieerd. De ruimtelijke spreiding in Den Haag is dus bepaald door de grondsoort. Sociale woningbouw is dan ook een trekker van de gemeentelijk grondexploitatie. Zonder de eraan verbonden subsidies zouden die klei- en veengronden nog steeds weilanden zijn.”

De grote tegenstellingen tussen de verschillende wijken waar Den Haag mee te kampen heeft, heeft de gemeente dus zelf veroorzaakt.

Dr.ir. De Kam studeerde in 1973 af als Civiel planoloog bij de TU. Werkzaam bij de Nationale Woningraad raakte hij gefascineerd door de ontwikkeling van steden en de bijbehorende maatschappelijke processen: wie woont waar en waarom. De Kam vroeg zich af welke rol ruimte, grond en sociale woningbouw in dat verband spelen. Op eigen houtje begon hij in zijn vrije tijd aan onderzoek. Zo’n drie jaar geleden stapte hij naar de afdeling volkshuisvesting bij de faculteit Bouwkunde voor begeleiding en ondersteuning. Behalve de situatie in Den Haag, bekeek hij ook de locaties voor sociale woningbouw in omliggende gemeenten.
Sprinter

Ook buiten Den Haag bleken andere motieven de locatie voor goedkope huurwoningen te bepalen dan de vraag of er achterstandsbuurten zouden ontstaan. ,,In Zoetermeer, de enige groeikern bij Den Haag was integratie ook niet de bepalende factor. Maar daar heeft het beleid wel goed uitgepakt. De sociale woningbouw is er geconcentreerd rond de spoorlijn van de ‘sprinter’ naar Den Haag. Mensen met weinig geld hebben geen eigen auto, maken dus veel gebruik van het openbaar vervoer, en zo werd die sprinterlijn snel rendabel. Omdat de sprinterlijn twee grote lussen door Zoetermeer maakt, zit de sociale woningbouw wel redelijk verspreid over de stad, met daar tussendoor ook andere bebouwing.”

Verrassend in het onderzoek is ook dat sociale woningbouw eigenlijk veel meer geld oplevert voor een gemeente dan wordtaangenomen. De Kam: ,,Bij eengezinswoningen wordt maar één keer betaald voor de grond. Bij sociale woningbouw, vaak bestaande uit flats, betaalt elke verdieping weer voor de grond. Sociale woningbouw levert dus veel sneller geld op dan een villawijk.”

De toekomst voor de sociale woningbouw ziet De Kam met zorg tegemoet. ,,We zitten nu aan het einde van een tijdperk. Dat komt met name door de overgang van een regelende overheid naar meer door de markt bepaalde huisvesting”, vertelt De Kam.

,,Vroeger werden het locatiebeleid, het grondbeleid (het overheidsbeleid dat de beschikbaarheid, de voortbrenging en de prijs van bouwrijpe grond voor woningbouw aanstuurt) en de sociale woningbouw allemaal door de overheid bepaald. Nu wordt als gevolg van de Vinex-nota nog wel de locatie aangewezen, maar niet de grond. Dat leidt tot grondspeculatie. Grond zal onverwacht duur worden. Sociale woningbouw staat dan achteraan in de rij voor de beschikbare plaatsen”, voorziet De Kam voor de toekomst.
Grenzen

De bevindingen van De Kam zijn nog niet opgepakt door overheden. ,,Gemeenten en de Rijksoverheid zullen er niet zo blij mee zijn. De huidige ontwikkelingen zie ik namelijk somber in. Woningcorporaties moeten veel kiener worden.”

Eigenlijk is De Kam nog niet klaar. Hij wilde in eerste instantie ook de terugkoppeling bekijken: in hoeverre de bewoners van de sociale woningbouw tevreden zijn met hun huisvesting en de plaats ervan, en wat de overheid weer met die wensen doet. De Kam: ,,Maar mijn promotor, prof.dipl.ing. H.J. Rosemann, heeft me gedwongen grenzen te trekken. Na tien jaar moest het hard werken aan het onderzoek maar eens worden afgerond. Het zou erg leuk zijn als een afstudeerder of promovendus de draad nu oppakt.”

Waar De Kam de tijd vandaan haalde voor het onderzoek, blijkt uit stelling twaalf in zijn proefschrift: ,,Vaders die part-time zijn gaan werken om een substantiële bijdrage aan de opvoeding van hun kinderen te leveren, lopen in de ’empty-nest’-fase het risico alsnog workaholic te worden.”

aut I.B.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.