Na jaren soebatten heeft de TU een nieuw model voor de verdeling van overheids – en collegegelden over de faculteiten: de budget toekenningssystematiek (BTS).
Het nieuwe model lijkt volgens de studenten- en ondernemingsraad te leiden tot een transparante, eerlijke en objectieve verdeling van de middelen. Vorig jaar nog leidden hun bedenkingen tot een geschil met het college van bestuur.
In het nieuwe model splitst het college het geld op in drie componenten: de universiteitsdienst, de faculteiten en ‘concernbrede’ budgetten. Die laatste bestaan uit een absoluut bedrag voor strategische middelen en een meerjareninschatting voor programma’s en projecten die ten goede komen aan de gehele universiteit.
Dit laatste bedrag was tot nu toe ondergebracht bij de universiteitsdienst, maar die krijgt straks alleen nog een vast bedrag om de organisatie draaiende te houden. Te denken valt aan regulier onderhoud en personeelskosten aangevuld met een budget voor onder meer opleiding en werkplekken.
Het geld voor de faculteiten bestaat uit twee delen: een groter basisbedrag (streven: 70 procent) voor de kwaliteit van onderzoek, onderwijs en valorisatie, en een variabel bedrag (streven: 30 procent). Het variabele bedrag is voor ‘het aantal behaalde studiepunten per collegejaar, dat een faculteit verzorgt’ en het aantal behaalde promoties en ontwerpcertificaten.
Met een groter basisbedrag dan voorheen wordt volgens het college voorkomen dat budgetten te veel meeliften op prestaties van de faculteiten. Die kunnen hierdoor werken aan een stabiele meerjarenstrategie, zo is de gedachte.
Het totale basisbedrag wordt via vaste percentages over de faculteiten verdeeld en is geijkt op de huidige bekostiging (die gebaseerd is op de herijking) en deels op groei in werklast en output vanaf 2009.
De totale bedragen voor faculteiten zijn als volgt:
In volgende jaren kunnen de bedragen wijzigen. Dat kan na overleg van faculteiten met het college van bestuur over hun faculteitsplannen, of na inhoudelijke overwegingen (zoals de Roadmap 2020). Basisbedragen kunnen ook wijzigen door ontwikkelingen in kentallen en prestatieafspraken met het ministerie, of doordat er meer of minder geld van het ministerie komt.
Het college toetst de faculteitsplannen op ambitie, realiteit, uitvoerbaarheid en koppeling aan de Roadmap 2020. De kwaliteit van de plannen wordt beoordeeld via onderwijs- en onderzoekscriteria (zoals: uitkomsten visitaties, publicaties, rendement in Graduate School en ‘P-in-1’), maar ook financiële en personele criteria (zoals student/docentratio, personeelsstrategie en werklast). Via bestuurlijke kwartaalgesprekken worden de voortgang en realisatie van de meerjarenplannen gemonitord.
Om ongewenste effecten van het nieuwe model te voorkomen zijn er jaarlijks, tussentijds en na vijf jaar evaluaties. Bij die laatste wordt onder meer gekeken naar transparantie van de besluitvorming, de beoordelingscriteria voor de faculteitsplannen en de verhouding tussen de geleverde prestaties en de werklast.
Het college gaat ervan uit dat de faculteiten hun interne verdeling van het geld baseren op dezelfde principes en criteria als die van dit systeem. Zo wordt verwacht dat de faculteiten de variabelen (de studiepunten, promoties en ontwerpcertificaten) doorvertalen tot op het niveau van de afdelingen.
Over dat laatste maken studentenraad en ondernemingsraad zich nog wel zorgen, zeiden zij in een Gemeenschappelijke Vergadering (GV) met het college van bestuur. Het is volgens hen zorgwekkend als dat binnen faculteiten tot grote wijzigingen leidt. Wel zijn zij tevreden over het feit dat groei in studentenaantallen en promoties leidt tot extra geld voor faculteiten.
Ook is de GV tevreden over het feit dat zij jaarlijks een overzicht zal krijgen van de besteding van de strategische middelen. Zij wil dit ook voor het geld dat naar de programma’s en projecten gaat. Het college van bestuur zei bereid te zijn die informatie te geven.
De GV ziet wel een risico in de vrijheid van het college bij het verdelen van de middelen over de faculteiten. “Het risico is dat faculteiten mensen gaan inhuren om de mooiste plannen te schrijven”, zei or-lid Danko Roozemond.
Collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg zei dat hij het najaarsoverleg wil afwachten om te zien hoe faculteiten de verdeling oppakken. “We moeten toelaten dat faculteiten er zelf ook mee kunnen experimenteren.”
Doordat de BTS onderdeel wordt van de planning & evaluatiecyclus wordt tweemaal per jaar bekeken hoe het met de faculteiten gaat. Ofwel: wat ze met het geld willen gaan doen en wat ze er uiteindelijk mee hebben gedaan. “We willen niet meer meemaken dat we om de zes, zeven jaar tegen een herijking aanlopen”, zei Van den Berg.
Het college van bestuur wilde van het huidige verdeelmodel af omdat dat te weinig mogelijkheden bood om in te springen op veranderende omstandigheden. Het ging onder meer uit van boxen met daarin punten per publicatie. Het werd intern te veel ervaren als een financieel verdienmodel.
Comments are closed.