Architecten moeten weer nadenken over wat mooi is, in plaats van lukraak gebouwen uit de grond stampen. Want gebouwen beïnvloeden ons humeur, stelt Alain de Botton in ‘De architectuur van het geluk’. Vorige week presenteerde hij zijn nieuwe boek in het Rotterdamse Bibliotheektheater.
Als De Botton ‘s ochtends gapend zijn gordijnen open schuift in Shepard’s Bush, bezorgt een woontoren hem een ochtendhumeur. Een foeilelijke, hoge vierkante flat in wit en rood rijst op boven de eengezinswoningen. Met afgrijzen kijkt De Botton naar het deprimerende plaatje van zijn uitzicht. “Het grootste probleem is dat we nog lang niet van die toren af zijn. Het ding zal waarschijnlijk tweehonderd jaar blijven staan.”
Schrijver Alain de Botton heeft zich, na de filosofie en het reizen, op de architectuur gestort. Al jaren verbaast hij zich over mooie, maar vooral ook lelijke gebouwen die als paddenstoelen uit de grond schieten. De auteur van ‘De troost van de filosofie’ en ‘De kunst van het reizen’ vloog de afgelopen jaren van hot naar her om verschillende gebouwen en stijlen onder de loep te nemen.
Steeds spookte dezelfde vraag van Londen tot aan Lima door zijn hoofd: wat is mooi en waarom? “Vraag een architect wat een mooi gebouw is”, zegt De Botton, “en hij kijkt je aan met een mengeling van medelijden en angst. Want je stelt een vraag die buiten de normale discussie valt. Veel mensen zeggen: over smaak valt niet te twisten, of: ik vind iets ‘gewoon’ mooi. Dan is de discussie gesloten. Voor mij begint de discussie dan pas.”
Want over smaak valt juist te twisten. En De Botton komt tot een interessante conclusie. “Gebouwen spreken”, zegt hij. “Ze stralen normen en waarden uit, die wij in ons eigen leven als leidraad willen nemen. Geen vorm is onschuldig. Neem een oude tafel met allerlei tierelantijnen, die staat voor elegant en vrouwelijk. En kijk dan naar een vierkante tafel met brede poten. Die doet je toch denken aan een stevige man? Welke tafel zou je kiezen? Dat zegt wat over jezelf.”
Volgens De Botton gaat het zelfs nog verder. Gebouwen houden ons een spiegel voor. Waarom we gebouwen mooi vinden, is vaak een reflectie van onze behoefte. “In Bath zag ik het Royal Crescent, ontworpen door John Wood jr.”, legt hij uit. “Een schitterend, groot gebouw, dat in een halve cirkel met de weg meeloopt. Ik wou dat ik zo was: buigzaam, plechtig, georganiseerd en tegelijkertijd chaotisch. Maar mijn leven lijkt er in niets op. Helaas.”
Mensen creëren ook vaak een thuis, dat in alles afwijkt van hun dagelijkse beslommeringen op het werk. De befaamde architect Le Corbusier maakt in 1923 een klassieke fout, volgens De Botton. Hij ontwerpt voor fabrieksarbeiders woningen die eruitzien als blokkendozen, zonder enige opsmuk. De arbeiders gruwelen bij het zien van de kale wanden, platte daken en naakte gloeilampen aan het plafond. Het doet ze teveel denken aan de kille fabriek waarin ze werken. Binnen een maand hangen bloemetjesgordijnen voor de ramen en lachen de tuinkabouters voorbijgangers vriendelijk toe.
Ondanks alle kritiek zal De Botton niet het potlood ter hand nemen om nieuwe gebouwen te ontwerpen. “Het grote verschil tussen een architect en een schrijver is dat een schrijver de wereld becommentarieert, maar niet kan veranderen. Een architect kan dat wel. Dat is frustrerend. Schrijvers zijn helaas machteloos, maar dromen ervan om de wereld te creëren. Ik ook, via dit boek.”
De befaamde architect Le Corbusier maakte volgens De Botton in 1923 een klassieke fout, door fabrieksarbeiderswoningen te ontwerpen die eruit zien als blokkendozen, zonder enige opsmuk.
Als De Botton ‘s ochtends gapend zijn gordijnen open schuift in Shepard’s Bush, bezorgt een woontoren hem een ochtendhumeur. Een foeilelijke, hoge vierkante flat in wit en rood rijst op boven de eengezinswoningen. Met afgrijzen kijkt De Botton naar het deprimerende plaatje van zijn uitzicht. “Het grootste probleem is dat we nog lang niet van die toren af zijn. Het ding zal waarschijnlijk tweehonderd jaar blijven staan.”
Schrijver Alain de Botton heeft zich, na de filosofie en het reizen, op de architectuur gestort. Al jaren verbaast hij zich over mooie, maar vooral ook lelijke gebouwen die als paddenstoelen uit de grond schieten. De auteur van ‘De troost van de filosofie’ en ‘De kunst van het reizen’ vloog de afgelopen jaren van hot naar her om verschillende gebouwen en stijlen onder de loep te nemen.
Steeds spookte dezelfde vraag van Londen tot aan Lima door zijn hoofd: wat is mooi en waarom? “Vraag een architect wat een mooi gebouw is”, zegt De Botton, “en hij kijkt je aan met een mengeling van medelijden en angst. Want je stelt een vraag die buiten de normale discussie valt. Veel mensen zeggen: over smaak valt niet te twisten, of: ik vind iets ‘gewoon’ mooi. Dan is de discussie gesloten. Voor mij begint de discussie dan pas.”
Want over smaak valt juist te twisten. En De Botton komt tot een interessante conclusie. “Gebouwen spreken”, zegt hij. “Ze stralen normen en waarden uit, die wij in ons eigen leven als leidraad willen nemen. Geen vorm is onschuldig. Neem een oude tafel met allerlei tierelantijnen, die staat voor elegant en vrouwelijk. En kijk dan naar een vierkante tafel met brede poten. Die doet je toch denken aan een stevige man? Welke tafel zou je kiezen? Dat zegt wat over jezelf.”
Volgens De Botton gaat het zelfs nog verder. Gebouwen houden ons een spiegel voor. Waarom we gebouwen mooi vinden, is vaak een reflectie van onze behoefte. “In Bath zag ik het Royal Crescent, ontworpen door John Wood jr.”, legt hij uit. “Een schitterend, groot gebouw, dat in een halve cirkel met de weg meeloopt. Ik wou dat ik zo was: buigzaam, plechtig, georganiseerd en tegelijkertijd chaotisch. Maar mijn leven lijkt er in niets op. Helaas.”
Mensen creëren ook vaak een thuis, dat in alles afwijkt van hun dagelijkse beslommeringen op het werk. De befaamde architect Le Corbusier maakt in 1923 een klassieke fout, volgens De Botton. Hij ontwerpt voor fabrieksarbeiders woningen die eruitzien als blokkendozen, zonder enige opsmuk. De arbeiders gruwelen bij het zien van de kale wanden, platte daken en naakte gloeilampen aan het plafond. Het doet ze teveel denken aan de kille fabriek waarin ze werken. Binnen een maand hangen bloemetjesgordijnen voor de ramen en lachen de tuinkabouters voorbijgangers vriendelijk toe.
Ondanks alle kritiek zal De Botton niet het potlood ter hand nemen om nieuwe gebouwen te ontwerpen. “Het grote verschil tussen een architect en een schrijver is dat een schrijver de wereld becommentarieert, maar niet kan veranderen. Een architect kan dat wel. Dat is frustrerend. Schrijvers zijn helaas machteloos, maar dromen ervan om de wereld te creëren. Ik ook, via dit boek.”
De befaamde architect Le Corbusier maakte volgens De Botton in 1923 een klassieke fout, door fabrieksarbeiderswoningen te ontwerpen die eruit zien als blokkendozen, zonder enige opsmuk.
Comments are closed.