,,Er ligt géén blauwdruk voor de stelselherziening in het hoger onderwijs”, aldus staatssecretaris Nuis. ,,Maar we hebben wel onze gedachten”, voegde de minister Ritzen er onmiddellijk aan toe.
Uit de memorie van toelichting op de begroting blijkt dat gedachten over een splitsing van universitaire studies in een bachelors- en mastersdeel nog uiterst vaag zijn.
De ,,basis- en vervolgopleidingen” (bachelors- en masters-studies) waar het regeerakkoord een paar weken geleden nog van sprak, heten in de begroting plotseling ,,kortere en langere opleidingstrajecten”. De kortere opleidingen zullen breed toegankelijk zijn, terwijl de doorstroming van studenten naar de langere opleidingen toch ,,fors van omvang” moet zijn ,,om de kwaliteit van het hoger-onderwijsbestel en de concurrentiekracht van Nederland te verzekeren”.
Een deel van de langere opleidingen zal op één of andere wijze de schakel met de promotie-opleidingen moeten gaan vormen. Tegelijkertijd is de verwachting dat ,,een substantieel aantal korte programma’s zal ontstaan die goed kwalificeren voor de arbeidsmarkt”. Wat lang is, en wat kort, wordt niet nader omschreven.
Interessant is de aankondiging dat universiteiten en hogescholen meer bevoegdheden krijgen om zelf de lengte van studies te bepalen. Mocht het overleg van Nuis met de instellingen hopeloos vastlopen, dan kan hij hun een pot (met minder) geld geven, met de boodschap het verder zonder hem uit te zoeken.
Onduidelijk is wat de wens van de bewindspersonen betekent dat het nieuwe stelsel in Nederland wordt afgestemd op de grenslanden (Vlaanderen, Noordrijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen). Daar zijn de opleidingen nu juist langer dan in Nederland. Uiteindelijk moet in elk geval een ,,robuust, transparant en beheersbaar” stelsel ontstaan, aldus de memorie van toelichting. (HOP/P.E.)
,,Er ligt géén blauwdruk voor de stelselherziening in het hoger onderwijs”, aldus staatssecretaris Nuis. ,,Maar we hebben wel onze gedachten”, voegde de minister Ritzen er onmiddellijk aan toe. Uit de memorie van toelichting op de begroting blijkt dat gedachten over een splitsing van universitaire studies in een bachelors- en mastersdeel nog uiterst vaag zijn.
De ,,basis- en vervolgopleidingen” (bachelors- en masters-studies) waar het regeerakkoord een paar weken geleden nog van sprak, heten in de begroting plotseling ,,kortere en langere opleidingstrajecten”. De kortere opleidingen zullen breed toegankelijk zijn, terwijl de doorstroming van studenten naar de langere opleidingen toch ,,fors van omvang” moet zijn ,,om de kwaliteit van het hoger-onderwijsbestel en de concurrentiekracht van Nederland te verzekeren”.
Een deel van de langere opleidingen zal op één of andere wijze de schakel met de promotie-opleidingen moeten gaan vormen. Tegelijkertijd is de verwachting dat ,,een substantieel aantal korte programma’s zal ontstaan die goed kwalificeren voor de arbeidsmarkt”. Wat lang is, en wat kort, wordt niet nader omschreven.
Interessant is de aankondiging dat universiteiten en hogescholen meer bevoegdheden krijgen om zelf de lengte van studies te bepalen. Mocht het overleg van Nuis met de instellingen hopeloos vastlopen, dan kan hij hun een pot (met minder) geld geven, met de boodschap het verder zonder hem uit te zoeken.
Onduidelijk is wat de wens van de bewindspersonen betekent dat het nieuwe stelsel in Nederland wordt afgestemd op de grenslanden (Vlaanderen, Noordrijnland-Westfalen, Nedersaksen en Bremen). Daar zijn de opleidingen nu juist langer dan in Nederland. Uiteindelijk moet in elk geval een ,,robuust, transparant en beheersbaar” stelsel ontstaan, aldus de memorie van toelichting. (HOP/P.E.)
Comments are closed.