Science

Geen benzine, toch een tank

Maarten Timmer hinkte voor zijn masteronderzoek op twee gedachten. Aantonen dat zijn elektrische motor echt anders is en tegelijk het wat conservatieve motorwereldje niet opzadelen met een te futuristisch ontwerp.

Het eerste wat opvalt als Maarten Timmer zijn elektrische racemotor onthult, is de ‘tank’. Zijn racemonster is onmiskenbaar ‘anders’, maar pal achter het stuur zie je nog steeds een tankvorm. Hij oogt slank en een tankdop ontbreekt, maar toch.
“Hoofdvraag was: hoe kun je het archetype van de motor veranderen als je hem elektrisch aandrijft? Ik begon dus van scratch af aan. Twee wielen en een voorvork.” Timmer had kortom de vrije hand en terugkijkend op de onderzoeksvraag vindt hij dat zijn ontwerp zeker heel anders is geworden dan de huidige racemotor.
“Aan de zijkant zie je een enorme uitsparing op de plek die bij een normale racemotor tussen de tank en het motorblok zit.” Dat motorblok en de bijbehorende uitlaten ontbreken. De energypacks – de batterijen – vullen die ruimte maar deels op en de elektromotor zit verder naar achteren. Timmer wijst ook op de ruimte die je van bovenaf ziet in de tank. Enigszins vasthouden aan de tankvorm was noodzaak: hij moest het zadel toch ergens aan vastmaken.
Rijst wel de vraag waarom niet gekozen is voor een ‘normale’ straatmotor. “Ik wilde niet het Toyota Prius-effect. Dat was bij introductie een moderne, hybride auto, maar wel in een suffe uitvoering. Dat zette gelijk een stempel op hybride. De eerste indruk van mijn motor moest goed zijn. De motorwereld is namelijk een conservatief wereldje. Een wereldje van stoer doen, snelheid, trillingen, motorgeroffel, uitlaatgeluiden.” Bij de elektrische motor valt het letterlijk stil, dus moest er een krachtig ontwerp staan. Een andere reden voor die keuze was dat de racewereld een broeinest is voor ideeën en ontwikkelingen die je op de weg gaat terugzien.
Uiteindelijk kwam Timmer uit bij een heel herkenbare motor. Hij was namelijk niet zo vrij als leek omdat hij vastzat aan bepaalde hoofdmaten. “Wielbasis, hoek met de voorvork, hoogte van de zitting en de pedalen. Dat is allemaal al uitgekristalliseerd op grond van ergonomie.”
Ook hinkte hij vanwege het conservatieve motorwereldje op twee gedachten. “Je wilt tonen dat je elektrische motor echt anders is, maar tegelijk kun je ‘m niet al te futuristisch maken. Ik had een motor kunnen maken waarbij ik het ontwerp zover had doorgetrokken dat het een beeld zou geven van hoe een elektrische motor er over tien jaar uit kan zien.” Zijn snel te realiseren ontwerp zou omarming kunnen versnellen. “Geef me een miljoen en je kunt mijn motor volgend jaar laten rijden”, zegt Timmer. Want zijn motor oogt goed, maar rijdt niet. “Dat realiseren was te veel voor mijn project. De motor is nog een probleem. Het was te veel werk om de computersturing van de motor voor elkaar te krijgen.”
Ook moeten er technisch nog wat stapjes worden gezet qua elektromotoren en voeding. “Er is een motor die erin past, maar die heeft nog te weinig vermogen om tweehonderd, driehonderd kilometer per uur te kunnen rijden en de competitie aan te gaan met de 1000 cc-motoren. In die klasse moet je het statement maken om mensen te overtuigen.” Er is ook een motor die wél voldoende vermogen heeft, maar die is weer te groot.
Iets dergelijks speelt met de battery-packs. “Er zijn er met voldoende kiloWatt per kilo batterij. Je kunt er lang genoeg mee racen: honderd tot honderdvijftig kilometer”, weet Timmer. “Maar ze zijn nog te zwaar. Ongeveer honderd kilo, de helft van het gewicht van de hele motor.”
De zware batterijen leidden wel tot een tweede nieuwigheid in Timmers ontwerp. “Ik gebruikte een redelijk exotisch frame van carbon. Dat scheelde ongeveer zes kilo ten opzichte van een stalen frame en drie kilo vergeleken met een aluminiumframe. Mijn frame is wel even sterk en stijf. Carbonframes moeten nog doordringen in de motorwereld. Ducati is ermee bezig. Hun frame is al deels van carbon.”
Met het ontwerpen van de elektrische racemotor en het daarmee behalen van zijn mastertitel, is Timmer nog niet klaar. Hij kan nog zes maanden door met de uitwerking van zijn ontwerp dankzij een STW-beurs. In die tijd probeert hij twee hoofdvragen te beantwoorden. “Wat is de commerciële haalbaarheid en wat is de technische haalbaarheid?” Bij dat laatste moet de elektrische aandrijflijn verder uitkristalliseren en wil Timmer het carbonframe doorontwikkelen. 

Op de vloer van het Cultuurcentrum is Beatriz, in kleermakerszit, druk in de weer. Het gezicht van de Spaanse studente (vijfdejaars industrieel ontwerpen) staat op serieus en de handelingen zien er soepel uit. Ze is bezig met een truitje waar een rokje aan vast komt. Ineens kijkt ze op. “It looks professional, hè?” vraagt ze retorisch en er verschijnt een kleine glimlach. Na een korte stilte volgt een antwoord: “Well, to be honest. It’s all in the face.” Nu lacht ze het uit. Ze heeft nog nooit eerder een kledingstuk gemaakt, bekent ze. De grap is geslaagd.

“Maak eerst een schets van wat je zou willen maken”, roept Maaiky Silos, nadat er flink in de bakken met stof is gegraaid. Samen met haar zus Ayla leidt Maaiky deze zaterdagmiddag de workshop. Ze heeft de kunstacademie gedaan, Ayla is er nog mee bezig. Drie dagen in de week geeft ze handvaardigheid op een middelbare school. In het weekend staat ze regelmatig met de workshop op festivals. “Normaal gesproken is het echt productie draaien, want bezoekers willen in een uurtje al iets tastbaars in handen hebben. Nu kan ik echt de tijd nemen voor iemand. Heerlijk is dat.”

In de hoek ligt iemand op de grond. Jeremy – in het dagelijks leven student werktuigbouwkunde – trekt al liggend met potlood de contouren van zijn T-shirt op een vel papier. Het ziet er wat klungelig maar komisch uit. Eenmaal overeind bekijkt hij rustig zijn werk. Dat valt nog niet mee, valt op het gezicht te lezen. Er gaat een minuutje voorbij. Dan volgt er plots een eureka-moment. Jeremy haast zich naar zijn tas en haalt er een meegebracht shirt uit. Terwijl hij terugloopt, aarzelt hij niet zijn briljante idee bij Maaiky te melden. Zelfverzekerd en met vet Frans accent vertelt hij haar: “For the size!” Ze kijkt hem aan en knikt tevreden. Zichtbaar uitgelaten gaat hij weer op weg richting zijn hoek.

Aan de tafel met naaimachines is het inmiddels goed druk. Bouwkundestudent Bart heeft het ook druk, alleen niet met een machine. “Ik heb net mijn mouw er verkeerd om op genaaid,” legt hij uit. Hij blijft er zichtbaar relaxt onder. “Ach, het was gisteren laat…dan krijg je dat.” Een plausibele reden. Naast hem barst Jeremy ineens in lachen uit. Hij zit met zijn arm tot aan zijn schouder door de naaimachine gestoken om de stof strak te kunnen houden. Het einde van de stof is alleen nog niet in zicht. Zijn overbuurman schatert het uit en schiet te hulp.

Beatriz is al een stuk verder. Ze staat voor de spiegel en is tevreden met het resultaat. Gaat ze dit nu thuis ook doen? “Jazeker. Ik heb deze workshop gedaan om voortaan mijn eigen kleren te maken. Je bespaart kosten en hebt iets unieks aan. Wat wil je nog meer?”

Intussen blijkt de uitvoering van Jeremy’s ‘For the size!’ nog niet bij alle maten goed te zijn uitgepakt. Halverwege het passen van zijn T-shirt, trekt hij ‘m teleurgesteld weer uit. Zijn ogen zoeken vertwijfeld naar hulp. Met enige aarzeling stapt hij op Maaiky af. “I have a problem. I can’t enter the hole…” Zorgvuldig bekijkt ze de veel te kleine hals. Dan begint hij wat verlegen te lachen. Even moet hij terugdenken aan het vorige gesprek met Maaiky, waar hij nog straalde. Dan is daar het nuchtere besef: it was all in the face…

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.