Reorganisaties. Functies verdwijnen. Onzekerheid, stress, angst voor ontslag. Op veel plaatsen binnen de TU hebben personeelsleden met deze begrippen te maken of kennen ze collega’s die ermee geconfronteerd worden.
Welke hulp biedt de TU als het eenmaal zo ver is? Als het nieuwe personeelsplan eenmaal is vastgesteld, en als duidelijk is wie feitelijk ‘ontslagbedreigd ‘is. De Dienst Personeel- en Organisatie-aangelegenheden (DPOA) heeft maar een paar instrumenten tot zijn beschikking, ,,maar gedwongen ontslagen komen eigenlijk niet voor”.
Bij elke reorganisatie van enige omvang wordt met de vakbonden een ‘sociaal beleidskader’ afgesproken. Daarin verplicht de TU zich tot reële inspanningen om personeelsleden die met ontslag worden bedreigd te herplaatsen. Omgekeerd wordt ook afgesproken dat betrokkenen alle geboden kansen daartoe moet benutten.
,,Het verhaal draait om om-, her- en bijscholing, om outplacement en om die interne herplaatsing,”, zeggen Bart Moors en Marjan van den Bergh van DPOA. ,,Maar daarnaast kunnen we ook maatwerk leveren. Als een ontslagbedreigde nog geen zin heeft om de vut in te gaan, kunnen we bezien of een financiële aanvulling hem over de streep kan trekken. Of als iemand een eigen bedrijf wil beginnen, dan kunnen we soms met wat apparatuur, een gerichte opleiding of een bedrag ineens ondersteuning bieden.”
De beide medewerkers leggen uit dat een individuele benadering de meest aangewezen weg is om ‘het traject’ in te gaan. Nu universiteiten zelf moeten opdraaien voor wachtgelden is het college van bestuur ,,buitengewoon zuinig met gedwongen ontslagen plus wachtgeldverplichtingen”.
Het resultaat van dat beleid is terug te vinden in het sociaal jaarverslag over 1993. Slechts in negen gevallen zijn sinds 1991 personeelsleden ontslagen met recht op een langjarige uitkering. Geen van die gevallen had te maken met reorganisatie, zo verzekert Van den Bergh.
De individuele aanpak begint met een uitvoerig gesprek over de mogelijkheden en wensen van een ‘ontslagbedreigde’ medewerker. Daarin wordt bekeken hoe de loopbaan verder voortgezet kan worden en wat daarbij nodig is, bijvoorbeeld aan extra scholing. Als het nodig is de medewerker te testen (capaciteiten, beroepskeuzemogelijkheden), dan worden daarbij externe bureaus ingeschakeld. En als een medewerker aangeeft een ‘rouwproces’ door te maken over het verlies van zijn vertrouwde baan, wordt ook wel doorverwezen naar een psycholoog.
In sommige gevallen is begeleiding door een extern outplacemementbureau gewenst, met name als duidelijk is dat de loopbaan buiten de TU zal worden voortgezet of als een medewerker over zijn problemen liever niet meer met een TU-medewerker wil praten. Moors en Van den Bergh vinden overigens ,,de resultaten van deze bureaus niet denderend”. ,,Ook zij hebben last van de slechte arbeidsmarkt.”
Cvb-kandidaat
In alle gevallen wordt de medewerker die zijn functie ziet verdwijnen gedurende twee jaar de status van ‘cvb-kandidaat’ gegeven. Hij krijgt dan, voordat vacatures publiek gemaakt worden, absolute voorrang bij sollicitaties. En als een andere faculteit of bedrijfseenheid hem wil afwijzen zijn nog beroepsprocedures mogelijk tot en met het college van bestuur. ,,Om deze reden moeten alle decentrale eenheden hun vacatures melden bij het Bureau van de universiteit, zodat bij DPOA bekeken kan worden of cvb-kandidaten geplaatst kunnen worden”, aldus Moors. Gedurende die twee jaar wordt de medewerker belast met niet-structurele, zeg maar projectmatige, klussen. En tevens moet de TU hem of haar alle ruimte bieden om zich klaar te maken voor de nieuwe functie (tijd voor scholing, gesprekken, stages etcetera).
Op dit moment zijn er, naar schatting, vijf of zes TU-medewerkers die de status van cvb-kandidaat hebben. Zo’n vijftien volgen opleidingen in verband met een mogelijke opheffing van hun functie. (R.M.)
DE NIEUWE ZAAK VAN PAUL KARLAS
‘Wat ik mis is de verlofkaart’
Reorganiseren leidt niet alleen maar tot ellende. Voor sommige mensen is de dreiging van een reorganisatie de prikkel tot het ondernemen van actie. De onzekerheid over zijn toekomst bij de instrumentemakerij van Elektrotechniek deed Paul Karlas besluiten zich in het vrije ondernemerschap te storten. Met hulp van de TU startte hij zijn eigen rijwieldetailhandel in de Buitenhof.
Karlas zit al sinds zijn dertiende in het fietsenmakerswereldje. Hij werkte jarenlang part time in een fietsenzaak, haalde in 1983 zijn vakdiploma en in 1988 zijn middenstandsdiploma. Toen in oktober 1993 duidelijk werd dat de werkplaatsen van Elektrotechniek, waar hij werkzaam was op de instrumentemakerij, sterk gereduceerd zouden worden, besloot Karlas zijn plan aan de TU voor te leggen. Hij vroeg de TU om een duwtje in de rug bij het opstarten van een nieuwe fietsenzaak.
Karlas is erg tevreden over hoe de TU hem geholpen heeft de zaak op te zetten: ,,De faculteit heeft mij de financiële middelen gegeven om met een gezonde zaak te kunnen beginnen. Ik liep ook weinig risico. Tot op het laatste moment kon ik me zonder gevolgen terugtrekken. Dat was een lekker gevoel.”
In april opende Karlas zijn nieuwe zaak. Hij verkoopt en repareert allerlei soorten fietsen. Hij kreeg daarbij steun zijn ex-collega’s. ,,Ze hebben me in het begin erg geholpen met fietsenrekken maken, een logo ontwerpen, en ze hebben een groot plastic uithangbord gemaakt voor de opening van de zaak. Een hoop ex-collega’s rijden nu ook op een fiets van me.”
Karlas had al eens eerder met het Facilitair Bedrijf naarmogelijkheden voor een fietsenzaak op TU-terrein gekeken. ,,Ik kreeg van directeur Van Deursen veel medewerking en we hadden zelfs al een locatie in gedachten, maar daar moest zo rigoureus aan verbouwd worden dat de kosten die daarmee gemoeid waren al mijn hele startbudget in beslag zouden nemen. Maar het is nog wel een droom van me om daar ooit nog eens een filiaaltje te starten.”
Over de zaken heeft Karlas op zich niets te klagen. ,,Het loopt heerlijk. In de eerste vier maanden heb ik veel nieuwe fietsen verkocht. Maar dat is natuurlijk ook erg seizoensgebonden. Nu is het veel minder. Mijn vrouw en ik zitten erover te denken om volgende week maar eens een actie te doen voor een nieuw model fiets dat we net binnen hebben. Iets met dobbelstenen gooien voor korting of zo.”
Maar eigenlijk ging Karlas bij Elektrotechniek weg om uit de onzekerheid te komen: ,,Ik moet zeggen dat zo’n eigen zaak toch ook wel een boel onzekerheid met zich meebrengt. We zijn groeiende en ik maak me zorgen of er in de toekomst wel genoeg opslagruimte zal zijn. En wat ik dus erg mis van de TU is de verlofkaart. Je bent zeven dagen per week bezig met dingetjes voor de zaak.”
Zijn handelsgeest laat Karlas ook vandaag niet in de steek. Als de universiteit nog over TU-fietsen denkt, zoals in het vervoersplan stond aangegeven, dan houdt hij zich aanbevolen voor wat zakelijke gesprekken. (J.O.)
HET LAATSTE HOOFDSTUK VAN RAPHAEL SOERJADI
‘Ik ben en blijf een wetenschapper’
57 Jaar was dr.ir. Raphael Soerjadi toen hij in 1987 met vervroegd pensioen ging als gevolg van een reorganisatie bij Civiele Techniek. Plaats maken voor andere jongere werknemers. Het afscheid nemen valt hem moeilijk. Hij is nog regelmatig op de TU te vinden om bijvoorbeeld advies te geven aan studenten.
Op het bureau in zijn werkkamer liggen tentamens met daarnaast een scorelijst. ,,Ja, ze doen wel mensen weg, maar ze kunnen eigenlijk ook niet zonder”, zegt Soerjadi lachend. Hij helpt graag met het nakijken van tentamens.
Soerjadi, trotse vader van één van Nederlands toonaangevendste pianisten, Wibi Soerjadi, was al dertig jaar werkzaam bij de vakgroep mechanica en constructie van Civiele Techniek toen er werd gereorganiseerd. Hij doceerde onder andere het vak B17a, schaalconstructies. Zijn leeftijd, 57, was de jongste leeftijd waarop je voor de vut-regeling in aanmerking kon komen.
,,Waarschijnlijk was de klap van de vut hard aangekomen als ik niet toevallig net de mogelijkheid had gekregen om twee jaar gastdocent te worden in Indonesië, mijn geboorteland. In opdracht van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking heb ik daar samen met een aantal anderen geholpen om op het technologisch instituut in Surabaya de afdelingen Toegepaste Wiskunde en Informatica op te richten. Tot dan toe hadden ze daar alleen zuivere wiskunde.”
Door de twee jaar in Indonesië was de overgang van TU naar de vut voor Soerjadi niet zo groot. ,,Maar ik ken collega’s die wel in een enorm gat zijn gevallen. Eén collega, die ongeveermijn leeftijd had, en ook met vervroegd pensioen is gegaan, is zelfs na drie jaar overleden. Je weet natuurlijk nooit zeker of dat daarmee te maken had, maar hij was nog wel erg jong.”
Toen Soerjadi weer terugkwam in Nederland kon hij het niet laten zijn oude werkgever weer op te zoeken. ,,Ik ben en blijf een wetenschapper, tot aan mijn dood. Ik ben nu wat dingetjes aan het uitdenken en opschrijven, en misschien wordt het nog wel eens een boek.”
Voor Soerjadi was het een mooie tijd. ,,Kennisoverdracht was voor mij het mooiste wat er is. Je geeft namelijk iets door, wat je zelf daardoor niet kwijtraakt. Integendeel, je krijgt er zelfs nog iets voor terug. Namelijk doordat je het moet overbrengen, verwerk je het zelf nog een keer en de ander levert nieuwe ideeën.”
Echt afscheid genomen heeft hij nog niet. Hij haalt een boek van oud-rector Bottema uit de kast. In het voorwoord zegt Bottema : ,,De Hogeschool was voor mij een boek en ik heb het uit.” Soerjadi, die zelf nog les heeft gehad van Bottema, kan zich daar wel in vinden. ,,Alleen voor mij was de TU wel een heel mooi boek, maar het is nog niet helemaal uit. Ik ben nog bezig met het laatste hoofdstuk.” (J.O.)
,
Reorganisaties. Functies verdwijnen. Onzekerheid, stress, angst voor ontslag. Op veel plaatsen binnen de TU hebben personeelsleden met deze begrippen te maken of kennen ze collega’s die ermee geconfronteerd worden. Welke hulp biedt de TU als het eenmaal zo ver is? Als het nieuwe personeelsplan eenmaal is vastgesteld, en als duidelijk is wie feitelijk ‘ontslagbedreigd ‘is. De Dienst Personeel- en Organisatie-aangelegenheden (DPOA) heeft maar een paar instrumenten tot zijn beschikking, ,,maar gedwongen ontslagen komen eigenlijk niet voor”.
Bij elke reorganisatie van enige omvang wordt met de vakbonden een ‘sociaal beleidskader’ afgesproken. Daarin verplicht de TU zich tot reële inspanningen om personeelsleden die met ontslag worden bedreigd te herplaatsen. Omgekeerd wordt ook afgesproken dat betrokkenen alle geboden kansen daartoe moet benutten.
,,Het verhaal draait om om-, her- en bijscholing, om outplacement en om die interne herplaatsing,”, zeggen Bart Moors en Marjan van den Bergh van DPOA. ,,Maar daarnaast kunnen we ook maatwerk leveren. Als een ontslagbedreigde nog geen zin heeft om de vut in te gaan, kunnen we bezien of een financiële aanvulling hem over de streep kan trekken. Of als iemand een eigen bedrijf wil beginnen, dan kunnen we soms met wat apparatuur, een gerichte opleiding of een bedrag ineens ondersteuning bieden.”
De beide medewerkers leggen uit dat een individuele benadering de meest aangewezen weg is om ‘het traject’ in te gaan. Nu universiteiten zelf moeten opdraaien voor wachtgelden is het college van bestuur ,,buitengewoon zuinig met gedwongen ontslagen plus wachtgeldverplichtingen”.
Het resultaat van dat beleid is terug te vinden in het sociaal jaarverslag over 1993. Slechts in negen gevallen zijn sinds 1991 personeelsleden ontslagen met recht op een langjarige uitkering. Geen van die gevallen had te maken met reorganisatie, zo verzekert Van den Bergh.
De individuele aanpak begint met een uitvoerig gesprek over de mogelijkheden en wensen van een ‘ontslagbedreigde’ medewerker. Daarin wordt bekeken hoe de loopbaan verder voortgezet kan worden en wat daarbij nodig is, bijvoorbeeld aan extra scholing. Als het nodig is de medewerker te testen (capaciteiten, beroepskeuzemogelijkheden), dan worden daarbij externe bureaus ingeschakeld. En als een medewerker aangeeft een ‘rouwproces’ door te maken over het verlies van zijn vertrouwde baan, wordt ook wel doorverwezen naar een psycholoog.
In sommige gevallen is begeleiding door een extern outplacemementbureau gewenst, met name als duidelijk is dat de loopbaan buiten de TU zal worden voortgezet of als een medewerker over zijn problemen liever niet meer met een TU-medewerker wil praten. Moors en Van den Bergh vinden overigens ,,de resultaten van deze bureaus niet denderend”. ,,Ook zij hebben last van de slechte arbeidsmarkt.”
Cvb-kandidaat
In alle gevallen wordt de medewerker die zijn functie ziet verdwijnen gedurende twee jaar de status van ‘cvb-kandidaat’ gegeven. Hij krijgt dan, voordat vacatures publiek gemaakt worden, absolute voorrang bij sollicitaties. En als een andere faculteit of bedrijfseenheid hem wil afwijzen zijn nog beroepsprocedures mogelijk tot en met het college van bestuur. ,,Om deze reden moeten alle decentrale eenheden hun vacatures melden bij het Bureau van de universiteit, zodat bij DPOA bekeken kan worden of cvb-kandidaten geplaatst kunnen worden”, aldus Moors. Gedurende die twee jaar wordt de medewerker belast met niet-structurele, zeg maar projectmatige, klussen. En tevens moet de TU hem of haar alle ruimte bieden om zich klaar te maken voor de nieuwe functie (tijd voor scholing, gesprekken, stages etcetera).
Op dit moment zijn er, naar schatting, vijf of zes TU-medewerkers die de status van cvb-kandidaat hebben. Zo’n vijftien volgen opleidingen in verband met een mogelijke opheffing van hun functie. (R.M.)
DE NIEUWE ZAAK VAN PAUL KARLAS
‘Wat ik mis is de verlofkaart’
Reorganiseren leidt niet alleen maar tot ellende. Voor sommige mensen is de dreiging van een reorganisatie de prikkel tot het ondernemen van actie. De onzekerheid over zijn toekomst bij de instrumentemakerij van Elektrotechniek deed Paul Karlas besluiten zich in het vrije ondernemerschap te storten. Met hulp van de TU startte hij zijn eigen rijwieldetailhandel in de Buitenhof.
Karlas zit al sinds zijn dertiende in het fietsenmakerswereldje. Hij werkte jarenlang part time in een fietsenzaak, haalde in 1983 zijn vakdiploma en in 1988 zijn middenstandsdiploma. Toen in oktober 1993 duidelijk werd dat de werkplaatsen van Elektrotechniek, waar hij werkzaam was op de instrumentemakerij, sterk gereduceerd zouden worden, besloot Karlas zijn plan aan de TU voor te leggen. Hij vroeg de TU om een duwtje in de rug bij het opstarten van een nieuwe fietsenzaak.
Karlas is erg tevreden over hoe de TU hem geholpen heeft de zaak op te zetten: ,,De faculteit heeft mij de financiële middelen gegeven om met een gezonde zaak te kunnen beginnen. Ik liep ook weinig risico. Tot op het laatste moment kon ik me zonder gevolgen terugtrekken. Dat was een lekker gevoel.”
In april opende Karlas zijn nieuwe zaak. Hij verkoopt en repareert allerlei soorten fietsen. Hij kreeg daarbij steun zijn ex-collega’s. ,,Ze hebben me in het begin erg geholpen met fietsenrekken maken, een logo ontwerpen, en ze hebben een groot plastic uithangbord gemaakt voor de opening van de zaak. Een hoop ex-collega’s rijden nu ook op een fiets van me.”
Karlas had al eens eerder met het Facilitair Bedrijf naarmogelijkheden voor een fietsenzaak op TU-terrein gekeken. ,,Ik kreeg van directeur Van Deursen veel medewerking en we hadden zelfs al een locatie in gedachten, maar daar moest zo rigoureus aan verbouwd worden dat de kosten die daarmee gemoeid waren al mijn hele startbudget in beslag zouden nemen. Maar het is nog wel een droom van me om daar ooit nog eens een filiaaltje te starten.”
Over de zaken heeft Karlas op zich niets te klagen. ,,Het loopt heerlijk. In de eerste vier maanden heb ik veel nieuwe fietsen verkocht. Maar dat is natuurlijk ook erg seizoensgebonden. Nu is het veel minder. Mijn vrouw en ik zitten erover te denken om volgende week maar eens een actie te doen voor een nieuw model fiets dat we net binnen hebben. Iets met dobbelstenen gooien voor korting of zo.”
Maar eigenlijk ging Karlas bij Elektrotechniek weg om uit de onzekerheid te komen: ,,Ik moet zeggen dat zo’n eigen zaak toch ook wel een boel onzekerheid met zich meebrengt. We zijn groeiende en ik maak me zorgen of er in de toekomst wel genoeg opslagruimte zal zijn. En wat ik dus erg mis van de TU is de verlofkaart. Je bent zeven dagen per week bezig met dingetjes voor de zaak.”
Zijn handelsgeest laat Karlas ook vandaag niet in de steek. Als de universiteit nog over TU-fietsen denkt, zoals in het vervoersplan stond aangegeven, dan houdt hij zich aanbevolen voor wat zakelijke gesprekken. (J.O.)
HET LAATSTE HOOFDSTUK VAN RAPHAEL SOERJADI
‘Ik ben en blijf een wetenschapper’
57 Jaar was dr.ir. Raphael Soerjadi toen hij in 1987 met vervroegd pensioen ging als gevolg van een reorganisatie bij Civiele Techniek. Plaats maken voor andere jongere werknemers. Het afscheid nemen valt hem moeilijk. Hij is nog regelmatig op de TU te vinden om bijvoorbeeld advies te geven aan studenten.
Op het bureau in zijn werkkamer liggen tentamens met daarnaast een scorelijst. ,,Ja, ze doen wel mensen weg, maar ze kunnen eigenlijk ook niet zonder”, zegt Soerjadi lachend. Hij helpt graag met het nakijken van tentamens.
Soerjadi, trotse vader van één van Nederlands toonaangevendste pianisten, Wibi Soerjadi, was al dertig jaar werkzaam bij de vakgroep mechanica en constructie van Civiele Techniek toen er werd gereorganiseerd. Hij doceerde onder andere het vak B17a, schaalconstructies. Zijn leeftijd, 57, was de jongste leeftijd waarop je voor de vut-regeling in aanmerking kon komen.
,,Waarschijnlijk was de klap van de vut hard aangekomen als ik niet toevallig net de mogelijkheid had gekregen om twee jaar gastdocent te worden in Indonesië, mijn geboorteland. In opdracht van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking heb ik daar samen met een aantal anderen geholpen om op het technologisch instituut in Surabaya de afdelingen Toegepaste Wiskunde en Informatica op te richten. Tot dan toe hadden ze daar alleen zuivere wiskunde.”
Door de twee jaar in Indonesië was de overgang van TU naar de vut voor Soerjadi niet zo groot. ,,Maar ik ken collega’s die wel in een enorm gat zijn gevallen. Eén collega, die ongeveermijn leeftijd had, en ook met vervroegd pensioen is gegaan, is zelfs na drie jaar overleden. Je weet natuurlijk nooit zeker of dat daarmee te maken had, maar hij was nog wel erg jong.”
Toen Soerjadi weer terugkwam in Nederland kon hij het niet laten zijn oude werkgever weer op te zoeken. ,,Ik ben en blijf een wetenschapper, tot aan mijn dood. Ik ben nu wat dingetjes aan het uitdenken en opschrijven, en misschien wordt het nog wel eens een boek.”
Voor Soerjadi was het een mooie tijd. ,,Kennisoverdracht was voor mij het mooiste wat er is. Je geeft namelijk iets door, wat je zelf daardoor niet kwijtraakt. Integendeel, je krijgt er zelfs nog iets voor terug. Namelijk doordat je het moet overbrengen, verwerk je het zelf nog een keer en de ander levert nieuwe ideeën.”
Echt afscheid genomen heeft hij nog niet. Hij haalt een boek van oud-rector Bottema uit de kast. In het voorwoord zegt Bottema : ,,De Hogeschool was voor mij een boek en ik heb het uit.” Soerjadi, die zelf nog les heeft gehad van Bottema, kan zich daar wel in vinden. ,,Alleen voor mij was de TU wel een heel mooi boek, maar het is nog niet helemaal uit. Ik ben nog bezig met het laatste hoofdstuk.” (J.O.)
Reorganisaties. Functies verdwijnen. Onzekerheid, stress, angst voor ontslag. Op veel plaatsen binnen de TU hebben personeelsleden met deze begrippen te maken of kennen ze collega’s die ermee geconfronteerd worden. Welke hulp biedt de TU als het eenmaal zo ver is? Als het nieuwe personeelsplan eenmaal is vastgesteld, en als duidelijk is wie feitelijk ‘ontslagbedreigd ‘is. De Dienst Personeel- en Organisatie-aangelegenheden (DPOA) heeft maar een paar instrumenten tot zijn beschikking, ,,maar gedwongen ontslagen komen eigenlijk niet voor”.
Bij elke reorganisatie van enige omvang wordt met de vakbonden een ‘sociaal beleidskader’ afgesproken. Daarin verplicht de TU zich tot reële inspanningen om personeelsleden die met ontslag worden bedreigd te herplaatsen. Omgekeerd wordt ook afgesproken dat betrokkenen alle geboden kansen daartoe moet benutten.
,,Het verhaal draait om om-, her- en bijscholing, om outplacement en om die interne herplaatsing,”, zeggen Bart Moors en Marjan van den Bergh van DPOA. ,,Maar daarnaast kunnen we ook maatwerk leveren. Als een ontslagbedreigde nog geen zin heeft om de vut in te gaan, kunnen we bezien of een financiële aanvulling hem over de streep kan trekken. Of als iemand een eigen bedrijf wil beginnen, dan kunnen we soms met wat apparatuur, een gerichte opleiding of een bedrag ineens ondersteuning bieden.”
De beide medewerkers leggen uit dat een individuele benadering de meest aangewezen weg is om ‘het traject’ in te gaan. Nu universiteiten zelf moeten opdraaien voor wachtgelden is het college van bestuur ,,buitengewoon zuinig met gedwongen ontslagen plus wachtgeldverplichtingen”.
Het resultaat van dat beleid is terug te vinden in het sociaal jaarverslag over 1993. Slechts in negen gevallen zijn sinds 1991 personeelsleden ontslagen met recht op een langjarige uitkering. Geen van die gevallen had te maken met reorganisatie, zo verzekert Van den Bergh.
De individuele aanpak begint met een uitvoerig gesprek over de mogelijkheden en wensen van een ‘ontslagbedreigde’ medewerker. Daarin wordt bekeken hoe de loopbaan verder voortgezet kan worden en wat daarbij nodig is, bijvoorbeeld aan extra scholing. Als het nodig is de medewerker te testen (capaciteiten, beroepskeuzemogelijkheden), dan worden daarbij externe bureaus ingeschakeld. En als een medewerker aangeeft een ‘rouwproces’ door te maken over het verlies van zijn vertrouwde baan, wordt ook wel doorverwezen naar een psycholoog.
In sommige gevallen is begeleiding door een extern outplacemementbureau gewenst, met name als duidelijk is dat de loopbaan buiten de TU zal worden voortgezet of als een medewerker over zijn problemen liever niet meer met een TU-medewerker wil praten. Moors en Van den Bergh vinden overigens ,,de resultaten van deze bureaus niet denderend”. ,,Ook zij hebben last van de slechte arbeidsmarkt.”
Cvb-kandidaat
In alle gevallen wordt de medewerker die zijn functie ziet verdwijnen gedurende twee jaar de status van ‘cvb-kandidaat’ gegeven. Hij krijgt dan, voordat vacatures publiek gemaakt worden, absolute voorrang bij sollicitaties. En als een andere faculteit of bedrijfseenheid hem wil afwijzen zijn nog beroepsprocedures mogelijk tot en met het college van bestuur. ,,Om deze reden moeten alle decentrale eenheden hun vacatures melden bij het Bureau van de universiteit, zodat bij DPOA bekeken kan worden of cvb-kandidaten geplaatst kunnen worden”, aldus Moors. Gedurende die twee jaar wordt de medewerker belast met niet-structurele, zeg maar projectmatige, klussen. En tevens moet de TU hem of haar alle ruimte bieden om zich klaar te maken voor de nieuwe functie (tijd voor scholing, gesprekken, stages etcetera).
Op dit moment zijn er, naar schatting, vijf of zes TU-medewerkers die de status van cvb-kandidaat hebben. Zo’n vijftien volgen opleidingen in verband met een mogelijke opheffing van hun functie. (R.M.)
DE NIEUWE ZAAK VAN PAUL KARLAS
‘Wat ik mis is de verlofkaart’
Reorganiseren leidt niet alleen maar tot ellende. Voor sommige mensen is de dreiging van een reorganisatie de prikkel tot het ondernemen van actie. De onzekerheid over zijn toekomst bij de instrumentemakerij van Elektrotechniek deed Paul Karlas besluiten zich in het vrije ondernemerschap te storten. Met hulp van de TU startte hij zijn eigen rijwieldetailhandel in de Buitenhof.
Karlas zit al sinds zijn dertiende in het fietsenmakerswereldje. Hij werkte jarenlang part time in een fietsenzaak, haalde in 1983 zijn vakdiploma en in 1988 zijn middenstandsdiploma. Toen in oktober 1993 duidelijk werd dat de werkplaatsen van Elektrotechniek, waar hij werkzaam was op de instrumentemakerij, sterk gereduceerd zouden worden, besloot Karlas zijn plan aan de TU voor te leggen. Hij vroeg de TU om een duwtje in de rug bij het opstarten van een nieuwe fietsenzaak.
Karlas is erg tevreden over hoe de TU hem geholpen heeft de zaak op te zetten: ,,De faculteit heeft mij de financiële middelen gegeven om met een gezonde zaak te kunnen beginnen. Ik liep ook weinig risico. Tot op het laatste moment kon ik me zonder gevolgen terugtrekken. Dat was een lekker gevoel.”
In april opende Karlas zijn nieuwe zaak. Hij verkoopt en repareert allerlei soorten fietsen. Hij kreeg daarbij steun zijn ex-collega’s. ,,Ze hebben me in het begin erg geholpen met fietsenrekken maken, een logo ontwerpen, en ze hebben een groot plastic uithangbord gemaakt voor de opening van de zaak. Een hoop ex-collega’s rijden nu ook op een fiets van me.”
Karlas had al eens eerder met het Facilitair Bedrijf naarmogelijkheden voor een fietsenzaak op TU-terrein gekeken. ,,Ik kreeg van directeur Van Deursen veel medewerking en we hadden zelfs al een locatie in gedachten, maar daar moest zo rigoureus aan verbouwd worden dat de kosten die daarmee gemoeid waren al mijn hele startbudget in beslag zouden nemen. Maar het is nog wel een droom van me om daar ooit nog eens een filiaaltje te starten.”
Over de zaken heeft Karlas op zich niets te klagen. ,,Het loopt heerlijk. In de eerste vier maanden heb ik veel nieuwe fietsen verkocht. Maar dat is natuurlijk ook erg seizoensgebonden. Nu is het veel minder. Mijn vrouw en ik zitten erover te denken om volgende week maar eens een actie te doen voor een nieuw model fiets dat we net binnen hebben. Iets met dobbelstenen gooien voor korting of zo.”
Maar eigenlijk ging Karlas bij Elektrotechniek weg om uit de onzekerheid te komen: ,,Ik moet zeggen dat zo’n eigen zaak toch ook wel een boel onzekerheid met zich meebrengt. We zijn groeiende en ik maak me zorgen of er in de toekomst wel genoeg opslagruimte zal zijn. En wat ik dus erg mis van de TU is de verlofkaart. Je bent zeven dagen per week bezig met dingetjes voor de zaak.”
Zijn handelsgeest laat Karlas ook vandaag niet in de steek. Als de universiteit nog over TU-fietsen denkt, zoals in het vervoersplan stond aangegeven, dan houdt hij zich aanbevolen voor wat zakelijke gesprekken. (J.O.)
HET LAATSTE HOOFDSTUK VAN RAPHAEL SOERJADI
‘Ik ben en blijf een wetenschapper’
57 Jaar was dr.ir. Raphael Soerjadi toen hij in 1987 met vervroegd pensioen ging als gevolg van een reorganisatie bij Civiele Techniek. Plaats maken voor andere jongere werknemers. Het afscheid nemen valt hem moeilijk. Hij is nog regelmatig op de TU te vinden om bijvoorbeeld advies te geven aan studenten.
Op het bureau in zijn werkkamer liggen tentamens met daarnaast een scorelijst. ,,Ja, ze doen wel mensen weg, maar ze kunnen eigenlijk ook niet zonder”, zegt Soerjadi lachend. Hij helpt graag met het nakijken van tentamens.
Soerjadi, trotse vader van één van Nederlands toonaangevendste pianisten, Wibi Soerjadi, was al dertig jaar werkzaam bij de vakgroep mechanica en constructie van Civiele Techniek toen er werd gereorganiseerd. Hij doceerde onder andere het vak B17a, schaalconstructies. Zijn leeftijd, 57, was de jongste leeftijd waarop je voor de vut-regeling in aanmerking kon komen.
,,Waarschijnlijk was de klap van de vut hard aangekomen als ik niet toevallig net de mogelijkheid had gekregen om twee jaar gastdocent te worden in Indonesië, mijn geboorteland. In opdracht van het ministerie van ontwikkelingssamenwerking heb ik daar samen met een aantal anderen geholpen om op het technologisch instituut in Surabaya de afdelingen Toegepaste Wiskunde en Informatica op te richten. Tot dan toe hadden ze daar alleen zuivere wiskunde.”
Door de twee jaar in Indonesië was de overgang van TU naar de vut voor Soerjadi niet zo groot. ,,Maar ik ken collega’s die wel in een enorm gat zijn gevallen. Eén collega, die ongeveermijn leeftijd had, en ook met vervroegd pensioen is gegaan, is zelfs na drie jaar overleden. Je weet natuurlijk nooit zeker of dat daarmee te maken had, maar hij was nog wel erg jong.”
Toen Soerjadi weer terugkwam in Nederland kon hij het niet laten zijn oude werkgever weer op te zoeken. ,,Ik ben en blijf een wetenschapper, tot aan mijn dood. Ik ben nu wat dingetjes aan het uitdenken en opschrijven, en misschien wordt het nog wel eens een boek.”
Voor Soerjadi was het een mooie tijd. ,,Kennisoverdracht was voor mij het mooiste wat er is. Je geeft namelijk iets door, wat je zelf daardoor niet kwijtraakt. Integendeel, je krijgt er zelfs nog iets voor terug. Namelijk doordat je het moet overbrengen, verwerk je het zelf nog een keer en de ander levert nieuwe ideeën.”
Echt afscheid genomen heeft hij nog niet. Hij haalt een boek van oud-rector Bottema uit de kast. In het voorwoord zegt Bottema : ,,De Hogeschool was voor mij een boek en ik heb het uit.” Soerjadi, die zelf nog les heeft gehad van Bottema, kan zich daar wel in vinden. ,,Alleen voor mij was de TU wel een heel mooi boek, maar het is nog niet helemaal uit. Ik ben nog bezig met het laatste hoofdstuk.” (J.O.)
Comments are closed.