Campus

Foutje

Er zijn dingen waarvan je hebt geleerd dat je ze beter niet kunt doen: teveel cakebeslag eten, aan het begin van de maand al je geld uitgeven, seks met je ex.

Toch lijkt het brein deze wijsheden op onbewaakte momenten te verduisteren. Zo besloot ik op een zaterdagmiddag naar Ikea te gaan. Foutje. Natgeregend betrad ik optimistisch het woonparadijs. Mijn doel: een boekenkast. Al bij de ingang had ik nattigheid moeten voelen. Ik passeerde een immens glazen aquarium, tot de nok toe gevuld met krijsende snotpeuters en gekleurde ballen. Eenmaal binnen stuitte ik op een mensenmassa die ik sinds mijn bezoek aan de Backstreet Boys niet meer had meegemaakt. Het witte pad, dat de Ikea-bezoeker langs alle 199 showrooms leidt, stond volledig vast.

Stapvoets schuifelde ik langs decoratief ingerichte huiskamers. ‘Het glazen huis’ was er niets bij. In ieder vertrek voltrokken zich minstens twee familiedrama’s. Een man sprong met zijn oudste zoon balorig op een rode zitbank. “Is het nu een keer afgelopen!” Een lichte hysterie maakte zich van moeder meester. “Jan! Moet ik dan alles alleen doen? Kun je nooit een keer serieus… Verdomme Jan! Rood of geel? Jaahaan!!!” In de kamer ernaast zat een jong stel op een enorm bed. Het meisje huilde. “Ik weet het niet meer Bas. Welk bed, welke kast. Misschien moeten we wel helemaal niet gaan samenwonen.”

Inmiddels stonden we stil. Voor ons in de rij had een peuter zich dramatisch op de grond geworpen. “Ik kan niet meer lopen, mam!” Mam gromde, pakte de peuter hardhandig in de kraag en propte hem in de gele tas. Ik vroeg me altijd al af waarom die dingen zo belachelijk groot waren.

Achter mij pufte een hoogzwangere vrouw rood aangelopen richting babyafdeling. “Ik kan er niet meer tegen! Al die zooi!” Haar man mompelde iets vanonder een berg babyartikelen. “Leg alles maar weer terug! Ik hou dat kind nog wel even op!”

Ik keek nog eens goed om me heen en stelde vast dat ik niets dan ongelukkige gezichten zag. Iedereen leed hier onder zijn eigen, juist zo gewenste situatie. Een eigen huis, een vaste relatie, een kind, een ruim besteedbaar inkomen.

Ik was op slag genezen van mijn kooplust. Ritueel wierp ik de gele tas van mijn schouder en voelde me onthecht. Ik wil geen kind, geen huis, geen vaste relatie en al helemaal geen kast! Ik wil gelukkig zijn! Bij de uitgang liep ik nog even langs de klantenservice voor zo’n gratis verhuisdoos. Om in te wonen, voortaan.

Anna Noyons

Er zijn dingen waarvan je hebt geleerd dat je ze beter niet kunt doen: teveel cakebeslag eten, aan het begin van de maand al je geld uitgeven, seks met je ex. Toch lijkt het brein deze wijsheden op onbewaakte momenten te verduisteren. Zo besloot ik op een zaterdagmiddag naar Ikea te gaan. Foutje. Natgeregend betrad ik optimistisch het woonparadijs. Mijn doel: een boekenkast. Al bij de ingang had ik nattigheid moeten voelen. Ik passeerde een immens glazen aquarium, tot de nok toe gevuld met krijsende snotpeuters en gekleurde ballen. Eenmaal binnen stuitte ik op een mensenmassa die ik sinds mijn bezoek aan de Backstreet Boys niet meer had meegemaakt. Het witte pad, dat de Ikea-bezoeker langs alle 199 showrooms leidt, stond volledig vast.

Stapvoets schuifelde ik langs decoratief ingerichte huiskamers. ‘Het glazen huis’ was er niets bij. In ieder vertrek voltrokken zich minstens twee familiedrama’s. Een man sprong met zijn oudste zoon balorig op een rode zitbank. “Is het nu een keer afgelopen!” Een lichte hysterie maakte zich van moeder meester. “Jan! Moet ik dan alles alleen doen? Kun je nooit een keer serieus… Verdomme Jan! Rood of geel? Jaahaan!!!” In de kamer ernaast zat een jong stel op een enorm bed. Het meisje huilde. “Ik weet het niet meer Bas. Welk bed, welke kast. Misschien moeten we wel helemaal niet gaan samenwonen.”

Inmiddels stonden we stil. Voor ons in de rij had een peuter zich dramatisch op de grond geworpen. “Ik kan niet meer lopen, mam!” Mam gromde, pakte de peuter hardhandig in de kraag en propte hem in de gele tas. Ik vroeg me altijd al af waarom die dingen zo belachelijk groot waren.

Achter mij pufte een hoogzwangere vrouw rood aangelopen richting babyafdeling. “Ik kan er niet meer tegen! Al die zooi!” Haar man mompelde iets vanonder een berg babyartikelen. “Leg alles maar weer terug! Ik hou dat kind nog wel even op!”

Ik keek nog eens goed om me heen en stelde vast dat ik niets dan ongelukkige gezichten zag. Iedereen leed hier onder zijn eigen, juist zo gewenste situatie. Een eigen huis, een vaste relatie, een kind, een ruim besteedbaar inkomen.

Ik was op slag genezen van mijn kooplust. Ritueel wierp ik de gele tas van mijn schouder en voelde me onthecht. Ik wil geen kind, geen huis, geen vaste relatie en al helemaal geen kast! Ik wil gelukkig zijn! Bij de uitgang liep ik nog even langs de klantenservice voor zo’n gratis verhuisdoos. Om in te wonen, voortaan.

Anna Noyons

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.