Opinion

Flaubert’s Gelijk

Altijd lonkt het grote gelijk verleidelijk naar de wetenschapper. In het onweerlegbare schuilt echter het grootste gevaar van de professie.

Het is niet de eeuwig durende waarheid die van belang is, laat dat maar over aan religie en ideologie. Kenmerkend voor de wetenschap is de zinvolle twijfel, de grens tussen het weten en niet weten en het verwoorden en verantwoorden van iedere vermeende grensverlegging.

Het besturen en het opstellen van wetten heeft weinig met wetenschap te maken, zou men zeggen. Toch hoort in een democratie ook sprake te zijn van duidelijke, beoordeelbare maatregelen die moeten bijdragen tot ons wel en wee. Bestuurders die samen met W.F. Hermans menen te kunnen zeggen ,,Ik heb altijd gelijk” onttrekken zich aan iedere vorm van verantwoording. Hiervan is mijns inziens sprake in het wetsvoorstel Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB). De opstellers van de wet maken daar door de discussie die na het zomerreces in het parlement zou moeten losbarsten bij voorbaat tot gemor in de marge. In de memorie van toelichting hebben zij zich tegen iedere inhoudelijke kritiek ingedekt door de verantwoordelijkheid voor het succes van de voorgestelde maatregelen elders neer te leggen. ,,De voorgestelde regeling geeft veel ruimte aan bestuurders (van universiteiten) om de interne organisatie vorm te geven op een door hen gewenste wijze. Of de voor het onderwijs en onderzoek en voor de instelling als geheel gewenste innovatieslag gemaakt zal worden, hangt vooral af van de mate waarin de bestuurders de geboden mogelijkheden aangrijpen.” Einde discussie. Zo zegeviert de politiek altijd.

Mijn soort kritiek op de politiek is niets nieuws. In zijn briefwisseling met George Sand beweerde Gustave Flaubert al in 1869 dat de tijd van de politiek voorbij was. Hij toont daarbij een bewonderenswaardig inzicht in de uitzichtloze politieke en bestuurlijke dwaasheden van zijn (en onze) tijd. Zijn analyse en zijn oplossing zijn naar mijn mening nog steeds zeer toepasselijk, ook al houdt hij geen rekening met het intreden van de politiek in het bestuur van de universiteit. Dat kon hij niet bevroeden. ,,Het gaat niet meer om de beste bestuursvorm te bedenken, maar om de Wetenschap voorrang te geven. Dáár is haast bij. De rest komt vanzelf. De zuivere intellectuele mensen hebben de mensheid meer diensten bewezen dan alle (politici) bij elkaar! En de politiek zal eeuwig en altijd iets onnozels blijven, zolang zij geen onderdeel van de Wetenschap is geworden. De regering van een land moet een afdeling van de Universiteit worden, en de onbelangrijkste van allemaal.”*)

Sinds 1869 is er veel veranderd, maar de politiek is er niet minder onnozel op geworden. Zoals gezegd, de politiek is ondertussen wel een intrinsiek onderdeel geworden van de universiteit. Bijna 130 jaar later is het met de MUB aan ons om ervoor te zorgen dat ons eigen bestuur weer evenverantwoord wordt als volgens Flaubert de Wetenschap is. Daarna kunnen wij ons hoofd breken over hoe wij zijn advies voor de regering kunnen implementeren en van welke universiteit zij het beste een afdeling zou kunnen zijn. Zou het er veel toe doen?

*) ‘Wij moeten lachen en huilen’, Amsterdam, 1992, p.219

Altijd lonkt het grote gelijk verleidelijk naar de wetenschapper. In het onweerlegbare schuilt echter het grootste gevaar van de professie. Het is niet de eeuwig durende waarheid die van belang is, laat dat maar over aan religie en ideologie. Kenmerkend voor de wetenschap is de zinvolle twijfel, de grens tussen het weten en niet weten en het verwoorden en verantwoorden van iedere vermeende grensverlegging.

Het besturen en het opstellen van wetten heeft weinig met wetenschap te maken, zou men zeggen. Toch hoort in een democratie ook sprake te zijn van duidelijke, beoordeelbare maatregelen die moeten bijdragen tot ons wel en wee. Bestuurders die samen met W.F. Hermans menen te kunnen zeggen ,,Ik heb altijd gelijk” onttrekken zich aan iedere vorm van verantwoording. Hiervan is mijns inziens sprake in het wetsvoorstel Modernisering Universitaire Bestuursorganisatie (MUB). De opstellers van de wet maken daar door de discussie die na het zomerreces in het parlement zou moeten losbarsten bij voorbaat tot gemor in de marge. In de memorie van toelichting hebben zij zich tegen iedere inhoudelijke kritiek ingedekt door de verantwoordelijkheid voor het succes van de voorgestelde maatregelen elders neer te leggen. ,,De voorgestelde regeling geeft veel ruimte aan bestuurders (van universiteiten) om de interne organisatie vorm te geven op een door hen gewenste wijze. Of de voor het onderwijs en onderzoek en voor de instelling als geheel gewenste innovatieslag gemaakt zal worden, hangt vooral af van de mate waarin de bestuurders de geboden mogelijkheden aangrijpen.” Einde discussie. Zo zegeviert de politiek altijd.

Mijn soort kritiek op de politiek is niets nieuws. In zijn briefwisseling met George Sand beweerde Gustave Flaubert al in 1869 dat de tijd van de politiek voorbij was. Hij toont daarbij een bewonderenswaardig inzicht in de uitzichtloze politieke en bestuurlijke dwaasheden van zijn (en onze) tijd. Zijn analyse en zijn oplossing zijn naar mijn mening nog steeds zeer toepasselijk, ook al houdt hij geen rekening met het intreden van de politiek in het bestuur van de universiteit. Dat kon hij niet bevroeden. ,,Het gaat niet meer om de beste bestuursvorm te bedenken, maar om de Wetenschap voorrang te geven. Dáár is haast bij. De rest komt vanzelf. De zuivere intellectuele mensen hebben de mensheid meer diensten bewezen dan alle (politici) bij elkaar! En de politiek zal eeuwig en altijd iets onnozels blijven, zolang zij geen onderdeel van de Wetenschap is geworden. De regering van een land moet een afdeling van de Universiteit worden, en de onbelangrijkste van allemaal.”*)

Sinds 1869 is er veel veranderd, maar de politiek is er niet minder onnozel op geworden. Zoals gezegd, de politiek is ondertussen wel een intrinsiek onderdeel geworden van de universiteit. Bijna 130 jaar later is het met de MUB aan ons om ervoor te zorgen dat ons eigen bestuur weer evenverantwoord wordt als volgens Flaubert de Wetenschap is. Daarna kunnen wij ons hoofd breken over hoe wij zijn advies voor de regering kunnen implementeren en van welke universiteit zij het beste een afdeling zou kunnen zijn. Zou het er veel toe doen?

*) ‘Wij moeten lachen en huilen’, Amsterdam, 1992, p.219

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.