Het circus Nuis is bijna ten einde. Nog één afsluitende bijeenkomst in Maastricht en de staatssecretaris kan zich eindelijk gaan voorbereiden op zijn definitieve aftocht naar de afdeling cultuur van het onderwijsministerie.
Als één ding de afgelopen week duidelijk werd is het wel dat Nuis zich in de grote gezellige kunstenfamilie veel beter thuis voelt dan tussen het grijze volk der hoger-onderwijsbestuurders.
,,Pas de laatste vijf minuten heb ik aan het beloofde drankje in de tuin gedacht”, zegt Nuis aan het einde van de sectorbijeenkomst cultuur- en kunstopleidingen. Nog nooit is de bewindsman zoveel aan het woord geweest als in de snikhete snijzaal van het voormalige Binnengasthuis in Amsterdam. Grappen vliegen over tafel, het ons-kent-ons-sfeertje bereikt een hoogtepunt. Naast de imposante gestalte van Nuis verdwijnt de dagvoorzitter langzaam in het niets.
Toegegeven: het kunstonderwijs kan de zo gewenste status-aparte wel vergeten. Maar verder is de staatssecretaris overal voor in. Alles wil hij weten over de strenge selectie van studenten bij de opleidingen voor beeldende kunst, muziek en theater. En hoe zit het met al die beunhaasopleidingen, de kansen op werk en de werklust van aankomende kunstenaars? ,,Kunst en kunstonderwijs is weerbarstig als het leven zelf”, zegt R.E. van der Land van de Gerrit Rietveld Academie. En zo is het. ,,Het kunstonderwijs is anders”, neemt Nuis alvast een voorschotje op zijn toekomstige rol als staatssecretaris van cultuur en kunstonderwijs.
‘s Avonds in Rotterdam, tijdens een bijeenkomst over de bestuurlijke verhoudingen tussen overheid en hoger onderwijs is er weer het gebruikelijke ritueel. Terwijl om hem heen beschaafd gediscussieerd wordt over ,,de concepten en de grammatica waarmee we de roman van het hoger onderwijs moeten schrijven” wrijft Nuis eens in zijn ogen. Het gezicht krijgt na een half uur iets brommerigs, terwijl de blik via horloge en glaasje frisdrank afglijdt naar het plafond. ,,Stond ik nog maar in die zonovergoten Amsterdamse tuin te babbelen met mijn kunstminnende vrienden”, denkt hij bijna hardop.
Wie kan het de bewindsman ook kwalijk nemen: al veertien bijeenkomsten zijn er geweest en meer dan misverstanden, onbegrip en uitwisselingen van overbekende standpunten heeft het spektakel niet opgeleverd. Over een stelselherziening heeft Nuis het al niet meer. Een ‘fijnregeling’ voor het hoger onderwijs, luidt sinds kort de belofte. Veel verder kan de terugtocht niet gaan. ,,Er wordt wel eens gezegd dat politici moeten nadenken voor ze iets doen”, besluit Nuis zijn bezoek aan Rotterdam. ,,Die raad nemen we met deze gesprekken ter harte.”
Het circus Nuis is bijna ten einde. Nog één afsluitende bijeenkomst in Maastricht en de staatssecretaris kan zich eindelijk gaan voorbereiden op zijn definitieve aftocht naar de afdeling cultuur van het onderwijsministerie. Als één ding de afgelopen week duidelijk werd is het wel dat Nuis zich in de grote gezellige kunstenfamilie veel beter thuis voelt dan tussen het grijze volk der hoger-onderwijsbestuurders.
,,Pas de laatste vijf minuten heb ik aan het beloofde drankje in de tuin gedacht”, zegt Nuis aan het einde van de sectorbijeenkomst cultuur- en kunstopleidingen. Nog nooit is de bewindsman zoveel aan het woord geweest als in de snikhete snijzaal van het voormalige Binnengasthuis in Amsterdam. Grappen vliegen over tafel, het ons-kent-ons-sfeertje bereikt een hoogtepunt. Naast de imposante gestalte van Nuis verdwijnt de dagvoorzitter langzaam in het niets.
Toegegeven: het kunstonderwijs kan de zo gewenste status-aparte wel vergeten. Maar verder is de staatssecretaris overal voor in. Alles wil hij weten over de strenge selectie van studenten bij de opleidingen voor beeldende kunst, muziek en theater. En hoe zit het met al die beunhaasopleidingen, de kansen op werk en de werklust van aankomende kunstenaars? ,,Kunst en kunstonderwijs is weerbarstig als het leven zelf”, zegt R.E. van der Land van de Gerrit Rietveld Academie. En zo is het. ,,Het kunstonderwijs is anders”, neemt Nuis alvast een voorschotje op zijn toekomstige rol als staatssecretaris van cultuur en kunstonderwijs.
‘s Avonds in Rotterdam, tijdens een bijeenkomst over de bestuurlijke verhoudingen tussen overheid en hoger onderwijs is er weer het gebruikelijke ritueel. Terwijl om hem heen beschaafd gediscussieerd wordt over ,,de concepten en de grammatica waarmee we de roman van het hoger onderwijs moeten schrijven” wrijft Nuis eens in zijn ogen. Het gezicht krijgt na een half uur iets brommerigs, terwijl de blik via horloge en glaasje frisdrank afglijdt naar het plafond. ,,Stond ik nog maar in die zonovergoten Amsterdamse tuin te babbelen met mijn kunstminnende vrienden”, denkt hij bijna hardop.
Wie kan het de bewindsman ook kwalijk nemen: al veertien bijeenkomsten zijn er geweest en meer dan misverstanden, onbegrip en uitwisselingen van overbekende standpunten heeft het spektakel niet opgeleverd. Over een stelselherziening heeft Nuis het al niet meer. Een ‘fijnregeling’ voor het hoger onderwijs, luidt sinds kort de belofte. Veel verder kan de terugtocht niet gaan. ,,Er wordt wel eens gezegd dat politici moeten nadenken voor ze iets doen”, besluit Nuis zijn bezoek aan Rotterdam. ,,Die raad nemen we met deze gesprekken ter harte.”
Comments are closed.