Babak Fakhamzadeh, zesdejaars student wiskunde, viert feest. In Boedapest, waar een halve liter bier nog geen gulden kost.
Maar er is een schaduwzijde: ,,De Hongaren weten hoe ze net kunnen doen alsof er niets aan de hand is.” Babak studeert in Boedapest af op een systeem om de ‘statistics’ van telecommunicatie te kwantificeren en kwalificeren.
Een van de eerste dingen die ik doorhad toen ik hier in Boedapest op de TU aankwam, was dat een TU-student een TU-student is. Het maakt niet uit welke taal hij spreekt of hoe hij er uit ziet. Ook hier is tachtig procent man, draagt het merendeel een bril en raakt bijna niemand uitgepraat over ISDN, gophers, de laatste hot-site en de nieuwe 644 mhz supra-septium megaformatie. Nerds dus. Zaak om zo snel mogelijk het ‘echte leven’ op te zoeken.
Hongarije, en Boedapest in het bijzonder, heeft veel voordelen. Niet alleen is het leven hier heel goedkoop, ook staat cultuur hier hoog in het vaandel, rijden de nachtbussen ieder kwartier in dertig richtingen, en is er in zo’n grote stad (twee van de tien miljoen Hongaren) altijd wel iets en van alles te doen. Bovendien zijn er meer dan tien universiteiten in Boedapest, dus altijd wel een feestje.
Maar de ommezwaai van communisme naar kapitalisme heeft ook problemen met zich meegebracht. Hoewel een lokale rockgroep als Beathoven, die alleen maar nummers van de Beatles speelt, bijna celebrity status heeft, leverde de vrije markteconomie ook wat mindere resultaten op. Armoede. Tien procent van de Hongaren leeft onder de armoedegrens, wat betekent dat ze van minder dan tweehonderd piek in de maand rond moeten komen.
Hongarije telt 1,8 miljoen alcoholisten en tienduizenden daklozen. Tijdens de koude winter (toen het hier op sommige plaatsen min 26 graden vroor) zijn er genoeg zwervers doodgevroren om twee cricketteams te vullen (Niet dat Hongaren cricket spelen, maar goed).
Boedapest heeft de oudste metro van het vasteland van Europa. Ongeveer dertig metrostations. Bij elk station hangen bedelaars rond. Alleen met een hoed om geld in te vangen, met een viool en de hele familie, of met een keyboard, een fluit of een trommel, of met de huisraad, om aan de hand van dat oude koffiezetapparaat nog een paar forinten te vangen om ook vanavond weer voedsel op tafel te zetten. Inderdaad, het is niet eerlijk verdeeld in de wereld.
Het ziet er naar uit dat dit binnenkort ook niet zal veranderen. De afgelopen vijf jaar had Hongarije te maken met een jaarlijkse inflatie van meer dan twintig procent. Het aantal armen groeit en de rijken worden rijker. Maar dat is natuurlijk niets nieuws. Wat doe ik er aan, en overigens het grootste deel van de bevolking? Even het hoofd schudden en het volgende café induiken om maar weer eens een biertje te pakken. Een halve liter voor nog geen gulden. Want dat kunnen de Hongaren wel: ook al hebben ze geen geld, ze weten wel hoe ze net kunnen doen alsof er niets aan de hand is. Zoveelmogelijk feestvieren, want als je het nu niet doet vergooi je alleen maar je tijd met het zielig vinden van jezelf en je medemens.
Babak Fakhamzadeh, zesdejaars student wiskunde, viert feest. In Boedapest, waar een halve liter bier nog geen gulden kost. Maar er is een schaduwzijde: ,,De Hongaren weten hoe ze net kunnen doen alsof er niets aan de hand is.” Babak studeert in Boedapest af op een systeem om de ‘statistics’ van telecommunicatie te kwantificeren en kwalificeren.
Een van de eerste dingen die ik doorhad toen ik hier in Boedapest op de TU aankwam, was dat een TU-student een TU-student is. Het maakt niet uit welke taal hij spreekt of hoe hij er uit ziet. Ook hier is tachtig procent man, draagt het merendeel een bril en raakt bijna niemand uitgepraat over ISDN, gophers, de laatste hot-site en de nieuwe 644 mhz supra-septium megaformatie. Nerds dus. Zaak om zo snel mogelijk het ‘echte leven’ op te zoeken.
Hongarije, en Boedapest in het bijzonder, heeft veel voordelen. Niet alleen is het leven hier heel goedkoop, ook staat cultuur hier hoog in het vaandel, rijden de nachtbussen ieder kwartier in dertig richtingen, en is er in zo’n grote stad (twee van de tien miljoen Hongaren) altijd wel iets en van alles te doen. Bovendien zijn er meer dan tien universiteiten in Boedapest, dus altijd wel een feestje.
Maar de ommezwaai van communisme naar kapitalisme heeft ook problemen met zich meegebracht. Hoewel een lokale rockgroep als Beathoven, die alleen maar nummers van de Beatles speelt, bijna celebrity status heeft, leverde de vrije markteconomie ook wat mindere resultaten op. Armoede. Tien procent van de Hongaren leeft onder de armoedegrens, wat betekent dat ze van minder dan tweehonderd piek in de maand rond moeten komen.
Hongarije telt 1,8 miljoen alcoholisten en tienduizenden daklozen. Tijdens de koude winter (toen het hier op sommige plaatsen min 26 graden vroor) zijn er genoeg zwervers doodgevroren om twee cricketteams te vullen (Niet dat Hongaren cricket spelen, maar goed).
Boedapest heeft de oudste metro van het vasteland van Europa. Ongeveer dertig metrostations. Bij elk station hangen bedelaars rond. Alleen met een hoed om geld in te vangen, met een viool en de hele familie, of met een keyboard, een fluit of een trommel, of met de huisraad, om aan de hand van dat oude koffiezetapparaat nog een paar forinten te vangen om ook vanavond weer voedsel op tafel te zetten. Inderdaad, het is niet eerlijk verdeeld in de wereld.
Het ziet er naar uit dat dit binnenkort ook niet zal veranderen. De afgelopen vijf jaar had Hongarije te maken met een jaarlijkse inflatie van meer dan twintig procent. Het aantal armen groeit en de rijken worden rijker. Maar dat is natuurlijk niets nieuws. Wat doe ik er aan, en overigens het grootste deel van de bevolking? Even het hoofd schudden en het volgende café induiken om maar weer eens een biertje te pakken. Een halve liter voor nog geen gulden. Want dat kunnen de Hongaren wel: ook al hebben ze geen geld, ze weten wel hoe ze net kunnen doen alsof er niets aan de hand is. Zoveelmogelijk feestvieren, want als je het nu niet doet vergooi je alleen maar je tijd met het zielig vinden van jezelf en je medemens.
Comments are closed.