Vijf studenten zijn op stage in Bangladesh, een onderdeel van het WTM-vak ‘duurzame ontwikkeling in onderontwikkelde landen’.
Daar leven en werken ze met de bevolking. Ze bestuderen het door Duitsland en Nederland gefinancierde ‘Flood Action Plan 20’, een veel bekritiseerd irrigatiegebied.
Plan 20 werd na de destructieve overstromingen in 1987 en 1988 gestart. Het project lijkt succesvol: sinds de invoering in 1992 is er geen overstroming geweest. Maar velen zien dit juist als een probleem. De hoeveelheid vis in het gebied is drastisch afgenomen en het vruchtbare slib slaat niet meer op de akkers neer. De waterschaarste in de droge periode wordt als groter probleem beschouwd dan de sporadisch voorkomende overstroming. Ook het gebruik van handpompen is vaak niet meer mogelijk vanwege de lage grondwaterspiegel. Oorzaken zijn de toenemende irrigatie en de bevolkingsgroei.
Aan mij en vier andere studenten de taak om tot een oplossing te komen. We interviewen de boeren met de hulp van een tolk, en brengen de problemen in kaart. Het mooiste zou zijn als de bevolking zelf met een oplossing zou komen, maar helaas zijn de boeren niet erg creatief. ,,How can we solve this problems? It’s Allahs will.”
We werken met de mensen en leven als de mensen. Drie maanden lang zijn we verstoten van elke vorm van luxe. We eten rijst met onze handen, een wc is een gat in de grond en de douche is een emmer die je over je hoofd moet gooien. Werken in een ontwikkelingsland als Bangladesh is moeilijker dan ik dacht. Er zijn niet veel gegevens beschikbaar en bureaucratie maakt het soms lastig om de schaarse informatie te krijgen. Een enkeling spreekt verstaanbaar Engels en 65 procent van de bevolking is analfabeet. De brandende hitte en de aanhoudende regen maken de werkdagen kort en een afspraak met een Bengaal is weinig waard. Zelfs stakingen en stroomstoringen zou je in de tijdsplanning moeten opnemen.
Een stage bij een multinational was makkelijker geweest. In een kantoorkamer met constante stroomtoevoer, een computer, telefoon en airconditioning zou ik effectiever en comfortabeler kunnen werken. Ik had kunnen tennissen en zwemmen, en na een Hollandse maaltijd de dag kunnen afsluiten met een warme douche. Alles binnen de hoge hekken van een enclave, voorzien van alle westerse gemakken.
Toch is het leven en te werken met de Bengalen een unieke ervaring. De ontberingen openen je ogen voor de problemen die hier spelen. Na een week diarree besef je hoe belangrijk schoon drinkwater is. De dagelijkse stroomstoringen maken duidelijk dat je mechanische oplossingen beter kunt vermijden. Luisteren naar de bevolking behoed je voor fouten, en er kunnen nieuwe ideeën ontstaan. Alleen beton storten is niet voldoende: de specie moet worden vermengd met de cultuur.
Floris Boogaard
Vijf studenten zijn op stage in Bangladesh, een onderdeel van het WTM-vak ‘duurzame ontwikkeling in onderontwikkelde landen’. Daar leven en werken ze met de bevolking. Ze bestuderen het door Duitsland en Nederland gefinancierde ‘Flood Action Plan 20’, een veel bekritiseerd irrigatiegebied.
Plan 20 werd na de destructieve overstromingen in 1987 en 1988 gestart. Het project lijkt succesvol: sinds de invoering in 1992 is er geen overstroming geweest. Maar velen zien dit juist als een probleem. De hoeveelheid vis in het gebied is drastisch afgenomen en het vruchtbare slib slaat niet meer op de akkers neer. De waterschaarste in de droge periode wordt als groter probleem beschouwd dan de sporadisch voorkomende overstroming. Ook het gebruik van handpompen is vaak niet meer mogelijk vanwege de lage grondwaterspiegel. Oorzaken zijn de toenemende irrigatie en de bevolkingsgroei.
Aan mij en vier andere studenten de taak om tot een oplossing te komen. We interviewen de boeren met de hulp van een tolk, en brengen de problemen in kaart. Het mooiste zou zijn als de bevolking zelf met een oplossing zou komen, maar helaas zijn de boeren niet erg creatief. ,,How can we solve this problems? It’s Allahs will.”
We werken met de mensen en leven als de mensen. Drie maanden lang zijn we verstoten van elke vorm van luxe. We eten rijst met onze handen, een wc is een gat in de grond en de douche is een emmer die je over je hoofd moet gooien. Werken in een ontwikkelingsland als Bangladesh is moeilijker dan ik dacht. Er zijn niet veel gegevens beschikbaar en bureaucratie maakt het soms lastig om de schaarse informatie te krijgen. Een enkeling spreekt verstaanbaar Engels en 65 procent van de bevolking is analfabeet. De brandende hitte en de aanhoudende regen maken de werkdagen kort en een afspraak met een Bengaal is weinig waard. Zelfs stakingen en stroomstoringen zou je in de tijdsplanning moeten opnemen.
Een stage bij een multinational was makkelijker geweest. In een kantoorkamer met constante stroomtoevoer, een computer, telefoon en airconditioning zou ik effectiever en comfortabeler kunnen werken. Ik had kunnen tennissen en zwemmen, en na een Hollandse maaltijd de dag kunnen afsluiten met een warme douche. Alles binnen de hoge hekken van een enclave, voorzien van alle westerse gemakken.
Toch is het leven en te werken met de Bengalen een unieke ervaring. De ontberingen openen je ogen voor de problemen die hier spelen. Na een week diarree besef je hoe belangrijk schoon drinkwater is. De dagelijkse stroomstoringen maken duidelijk dat je mechanische oplossingen beter kunt vermijden. Luisteren naar de bevolking behoed je voor fouten, en er kunnen nieuwe ideeën ontstaan. Alleen beton storten is niet voldoende: de specie moet worden vermengd met de cultuur.
Floris Boogaard
Comments are closed.