Campus

Fax van Verre

38 Miljoen Polen krijgen de zegeningen van de westerse consumptiemaatsschappij door de strot geduwd en zesdejaars student werktuigbouw Guido Grobbink draagt daar zijn steentje aan bij.

Standplaats: Unilever Polska, Warschau.

Polen wordt niet direct met strand, zon en zee geasssocieerd. Je denkt meer aan arm, grauw en luchtvervuiling. Inderdaad staat hier veel grijs beton, heeft de industrie weinig aandacht voor de bloemetjes en beestjes en zijn de mensen naar westerse begrippen arm. Maar toch is het land er een stuk beter aan toe. Gdansk en Krakau zijn bijna nog mooier dan Delft. Aan de Baltische kust waan je je in Zuid-Frankrijk, en zeker met het voortdurende mooie weer heerst hier in Warschau een sfeertje van wat hebben we het toch prima.

De voormalige communistische margarinefabriek, die ik als stagiair meehelp reorganiseren, is nu anderhalf jaar Unilever-bezit en draait intussen flink winstgevend. Godzijdank ben ik niet gestationeerd temidden van de industriële ellende van Katowice – de zwaarst vervuilde regio van Europa – maar in de enige spiegelende katoortoren-met-airco die Warschau rijk is, waar de portier je persoonlijk begroet en het marmer ieder uur wordt geboend.

Er zijn hier drie units: Lever (wasmiddelen), Algida (ijsjes) en Van den Bergh Foods (van margarine tot vissticks). Ik werk bij de laatste, op de almachtige afdeling marketing. Hetgeen zoals te verwachten was geen zak met techniek te maken heeft. Wel geruststellend is dat ik met de bij analyse, thermo- of constructieleer opgedane Delftse denkwijze, prima mee kan komen met het geouwehoer van de economen, bedrijfskundigen en juristen om me heen. En het blijft leuk ze te choqueren door over mijn interesse over boutjes en moertjes te vertellen.

Direct na de val van het IJzeren Gordijn in 1990 beschouwden de Polen westerse produkten als beter, gaver, lekkerder, interessanter; als je dat kocht hoorde je erbij. Zo ontstond het beruchte suicidal buying, waarbij je mensen die bijna flauw vielen van de honger over straat zag zeulen met een splinternieuwe Sony Trinitron. Die lol is er voor veel Polen wel af, want het gemiddelde maandinkomen is hier ongeveer vierhonderd gulden, terwijl die Trinitron nog steeds twee mille, en die Magnum tweevijftig kost. Niettemin is Unilever hier enthousiast bezig de zegeningen van de consumptiemaatschappij door de strot van 38 miljoen Polen te duwen.

Mijn bijdrage hieraan bestaat uit vier delen. Zo evalueer ik wat het potentieel van een aantal nieuwe food-produkten voor de Poolse markt is. Ofwel hoeveel Chicken Tonight, Cup-a-soup en diepvriespizza’s kunnen we met welke prijs, verpakking, positionering en reclame verkopen? En hoeveel winst maken we dan? Verder analyseer ik de mogelijkheden om food-produkten via professionele kanalen (restaurants, kantines, gevangenissen) aan de man te brengen. En ik help mee met het opzetten van een informatiesysteem om de concurrentie in de smiezen te houden, om zo bijvoorbeeld al te voorzien dat ze met een nieuw produkt gaan komen, liefst nog voordat ze datzelf weten.

Het laatste en meest interessante is een speciaal project voor de directie. Niemand mag ervan weten. Mijn computer is dichtgetimmerd met passwords. Ik moet goed opletten wie er rond mijn bureau loopt. En alle faxen en memo’s staan bol van de cryptische omschrijvingen. Daarom vinden ze het waarschijnlijk niet oké als het hier verder uit de doeken doe.

Guido Grobbink

38 Miljoen Polen krijgen de zegeningen van de westerse consumptiemaatsschappij door de strot geduwd en zesdejaars student werktuigbouw Guido Grobbink draagt daar zijn steentje aan bij. Standplaats: Unilever Polska, Warschau.

Polen wordt niet direct met strand, zon en zee geasssocieerd. Je denkt meer aan arm, grauw en luchtvervuiling. Inderdaad staat hier veel grijs beton, heeft de industrie weinig aandacht voor de bloemetjes en beestjes en zijn de mensen naar westerse begrippen arm. Maar toch is het land er een stuk beter aan toe. Gdansk en Krakau zijn bijna nog mooier dan Delft. Aan de Baltische kust waan je je in Zuid-Frankrijk, en zeker met het voortdurende mooie weer heerst hier in Warschau een sfeertje van wat hebben we het toch prima.

De voormalige communistische margarinefabriek, die ik als stagiair meehelp reorganiseren, is nu anderhalf jaar Unilever-bezit en draait intussen flink winstgevend. Godzijdank ben ik niet gestationeerd temidden van de industriële ellende van Katowice – de zwaarst vervuilde regio van Europa – maar in de enige spiegelende katoortoren-met-airco die Warschau rijk is, waar de portier je persoonlijk begroet en het marmer ieder uur wordt geboend.

Er zijn hier drie units: Lever (wasmiddelen), Algida (ijsjes) en Van den Bergh Foods (van margarine tot vissticks). Ik werk bij de laatste, op de almachtige afdeling marketing. Hetgeen zoals te verwachten was geen zak met techniek te maken heeft. Wel geruststellend is dat ik met de bij analyse, thermo- of constructieleer opgedane Delftse denkwijze, prima mee kan komen met het geouwehoer van de economen, bedrijfskundigen en juristen om me heen. En het blijft leuk ze te choqueren door over mijn interesse over boutjes en moertjes te vertellen.

Direct na de val van het IJzeren Gordijn in 1990 beschouwden de Polen westerse produkten als beter, gaver, lekkerder, interessanter; als je dat kocht hoorde je erbij. Zo ontstond het beruchte suicidal buying, waarbij je mensen die bijna flauw vielen van de honger over straat zag zeulen met een splinternieuwe Sony Trinitron. Die lol is er voor veel Polen wel af, want het gemiddelde maandinkomen is hier ongeveer vierhonderd gulden, terwijl die Trinitron nog steeds twee mille, en die Magnum tweevijftig kost. Niettemin is Unilever hier enthousiast bezig de zegeningen van de consumptiemaatschappij door de strot van 38 miljoen Polen te duwen.

Mijn bijdrage hieraan bestaat uit vier delen. Zo evalueer ik wat het potentieel van een aantal nieuwe food-produkten voor de Poolse markt is. Ofwel hoeveel Chicken Tonight, Cup-a-soup en diepvriespizza’s kunnen we met welke prijs, verpakking, positionering en reclame verkopen? En hoeveel winst maken we dan? Verder analyseer ik de mogelijkheden om food-produkten via professionele kanalen (restaurants, kantines, gevangenissen) aan de man te brengen. En ik help mee met het opzetten van een informatiesysteem om de concurrentie in de smiezen te houden, om zo bijvoorbeeld al te voorzien dat ze met een nieuw produkt gaan komen, liefst nog voordat ze datzelf weten.

Het laatste en meest interessante is een speciaal project voor de directie. Niemand mag ervan weten. Mijn computer is dichtgetimmerd met passwords. Ik moet goed opletten wie er rond mijn bureau loopt. En alle faxen en memo’s staan bol van de cryptische omschrijvingen. Daarom vinden ze het waarschijnlijk niet oké als het hier verder uit de doeken doe.

Guido Grobbink

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.